waarvan het dichtmaken aan den voorkant wordt bedekt met eene
volle rozet uit een reep der stof, met soutache afgezet, gevormd. Het
lieve costuum wordt voltooid
met een klein dasje van de-
zelfde stof, waarvan de pun-
ten met soutache zijn versierd.
Patroon voor den
rand van een
schaakbord of eene
schaaktafel.
Applicationwerk. Afb. No. 24 en 25. Patr. voor tweeër-
lei schaakfiguren: voorz. v.
h. Supplem. No. V, Fig.
25 en 26.
De uitvoering van dit bor-
duurwerk, dat den rand van
een schaakbord met fraaie fi-
guren en hiëroglyphen ver-
siert, vereischt wel eenige nauwkeurigheid, doch kan overigens met behulp van de
juiste afbeeldingen, waarvan
No. 24 een verkleind geheel, No. 25 een weinig meer dan
het vierde gedeelte in oorspr.
grootte voorstelt, gemakke-
lijk vervaardigd worden. Naar
het laatstgenoemde voorbeeld
(de gestipte lijn toont de helft van elke zijde aan) brengt
men eerst de omtrekken van
het patroon, namelijk de om-
trekken van de figuren, als ook
de lijn van den rand van de buiten-
ste witte streep op de grondstof over,
oorspronkelijk rood laken, dat in de ge-
heele breedte van den rand gesneden moet worden. Daarna brengt men de
nauwkeurige teekening van de afzonder-
lijke figuren, zooveel er voor het geheel
vereischt worden, op de hiervoor geko-
zen stof over en wel de sphinxen op steengrijs, de hoek- en middelfiguren
op goudgeel, de zijbladeren aan de laat-sten op blauw laken. Dan appliqueert
men elk van de hoekfiguren, de toerens,
die uit zwart fluweel of laken gesneden,
volgens de teekening met witte zijde met
den steelsteek en met stalen kralen wor-
den versierd, en legt er om den buiten-
rand twee rijen kettingsteken van zwarte
zijde omheen, die eene rij kralen inslui-ten. De teekening van den sphinx wordt
met zwarte zijde gedeeltelijk met den
steel-, gedeeltelijk met den festonneersteek uitgevoerd, insgelijks de
middelfiguren, waar koning en koningin, als ook paard en raadsheer
tegen elkander over staan. De teekening voor koningin en raadsheer
bevinden zich onder fig. 25 en 26 op het Supplem. Op de bladvormige
figuren van blauw laken gesneden, stelt men den raadsheer als ook de versiering van den rand met den steelsteek van witte zijde voor, en
brengt in elke punt stalen kralen aan. Daarna worden alle figuren tame-
lijk dicht aan de geborduurde omtrekken, echter voorzichtig, uitgesne-
den, eerst met arabische grom op niet te dik papier, en met deze tus-
schenlaag op de grondstof op de overeenkomende plaats geplakt. Voorts
worden op twee wit laken strooken, die of geheel overeenkomstig den
vorm aaneen gesneden, of aan de hoeken aan elkander genaaid zijn, de
hiëroglyphen naar de teekening met zwarte zijde, tusschen beide van
grofte met den steel- en platten steek uitgevoerd, waarna men de stroo-
ken aan beide zijden met stalen kralen omgeeft, ze op de grondstof plakt
en dan door een rond zwart zijden koord afsluit, dat gelijktijdig den
buitenrand van de grondstof bevestigt. Het eigenlijke schaakbord ver-vaardigt men hetzij op gaas met kralen geborduurd, waarbij men de vakken afwisselend met zwarte geslepen en glaskralen, of ook met don-
kere stalen en melkwitte kralen werkt, of men vervaardigt het b. v. van
zwart en grijs wasdoek, op dezelfde wijze als den fond van het kleedje
op bladz. 116 in dit nummer gegeven. Het gaas of andere stof, waarop
het schaakbord gewerkt is, moet rondom de vakken zooveel oversteken,
dat het genoegzaam onder de opgeplakte randen van de stof komt. Het
geheel wordt op een dik bordpapier geplakt.
Rond koord voor gordijnbanden enz.
Haakwerk. Afb. No. 31. Grof haakgaren.
Dit ronde koord door genoemde afbeelding voorgesteld, kan voor gor-
dijnbanden of, met kwasten voltooid, tot garneering van gordijnen
gebezigd worden. Ter vervaardiging van het koord zet men 15 ste-
ken op, sluit deze tot eene rondte en haakt nu voortdurend in
rond loopende toeren op de volgende wijze:
1ste toer. * In den 1sten steek van het opzetsel 1 stokje, dat
evenwel niet geheel wordt afgewerkt, maar waarvan nog 2 lussen op de naald blijven, 2 insgelijks niet geheel afgewerkte stokjes in denzelfden opzetsteek, zoodat men nu 4 lussen op de naald heeft, die dan allen door eens omslaan van den draad in een steek te zamen worden afgewerkt. Dit vormt 1 moes, 1 opzetsteek over-
slaande. Van * af nog 6 maal herhalen.
2de toer. Als de 1ste toer, doch de moezen moeten verzet lig-
gende op elkander komen; men haakt dus de 1ste moes van dezen toer in de volgende opening van den vorigen toer, op de afbeel-
ding door een punt aangeduid.
noemde breedte heeft genaaid, legt men er zooals dit is voorgeteekend
en volgens de afb. het soutache op. ― Voor het nauwtoeloopende
kleedje moet men naar elk der fig. 14 tot 16, alsook 20 en 21,
twee gelijke gedeelten knippen, naar elk der fig. 17, 18 en 19 een ge-
deelte langs de dunne lijn in het midden aaneen, de beide laatsten uit
dubbele stof. Tegen den voorkant van elk der voorstukken wordt een
reep der stof 3 d. br. gezet, en met knoopen (parelmoeren) en knoops-
gaten (aan ons model met rood garen uitgevoerd) voorzien, en dan vol-
gens de gelijkluidende cijfers met den rug en de voorstukken verbonden.
Als men ook tegen den onderrand van het kleedje een schuinen reep 3 d.
br. heeft gezet, waarmede tegelijk de afgeknipte rand naar binnen om-
geslagen, wordt bevestigd, dan voert men het belegsel in den vorm van
een schortje op de voorstukken uit, de richting wordt door de gladde
lijn op fig. 14 aangegeven; zooals men dit op de afb. kan waarnemen,
loopt dit garnituur ook om den onderrand van den rok heen. Nu wordt
het kraagje met garnituur versierd, naar aanwijzing op het knippatr.
en volgens de afb. naar de overeenstemmende cijfers met een dubbel
boordje fig. 19 op het kleedje gezet en dan de mouw vervaardigd. Als
men de twee gedeelten van de mouw van 45 tot 46 en van 47 tot 48 aan
elkaar heeft gezet, tegen elk bovenste gedeelte van de mouw zoover de
knoopsgaten komen, een reep der stof heeft genaaid, de knoopsgaten er
in gemaakt en het andere gedeelte met de noodige knoopen is voorzien,
zet men in de rondte tegen den onderrand van de mouw een schuinen
reep der stof, stikt den reep van 46 tot punt vast, en legt er zooals dit
op fig. 20 is voorgeteekend het garnituur op, dat ook om den onder-
rand van de mouw heen loopt. De mouw wordt met 48 op hetzelfde cij-
fer van het voorstuk in het armsgat gezet en deze naad in de rondte vol-
gens de afb. met een schuinen reep 2 d. br., en met garnituur versierd,
bedekt. De ceintuur bestaat uit een dubbelen rechten reep der stof 4 d.
br., die volgens de afb. eveneens met soutache wordt gegarneerd, en
120 DE GRACIEUSE. [18 Juni 1866. 4e Jaargang.]
No. 25. Patroon voor den
rand van een schaakbord
of van een schaaktafeltje.
Vierde gedeelte in oorspr.
grootte.
No. 24. Patroon voor een schaakbord of een schaaktafeltje.
Application. Verkleind.
Borduurpatroon voor twee schaakfiguren: voorz. v. h. Suppl. No. V, Fig. 25 en 26.
No. 23. Patroon in application als garnituur voor kleedjes, rokken enz.
Helft van de oorspronkelijke grootte.