fig. 3 zooals wij dit hebben voorgeteekend met knoopsgaten (behalve het bovenste) voorzien, volgens de overeenstemmende cijfers en langs de gepunte lijn op fig. 1 tegen de linkerhelft aan de voorzijde is gestikt. Als men er het boord opzet, dan kan men
gelijktijdig een voering van shirting meê vasthechten, die ongeveer 15 d. onder den
bovenrand van het boord komt, in de zijnaden wordt bevestigd, maar verder los blijft
hangen, en van onderen gezoomd wordt. Nu moeten nog de twee helften van het gesp-
boordje volgens de overeenstemmende cijfers, alsook de knoopen op den reep worden
gezet, waarna men den pantalon aan den rand van onderen volgens aanwijzing op de
knippatronen en op de afb. met een belegsel van zwart soutache garneert.
Voor de jaquette worden naar elk der fig. 6 tot 8 twee gelijke gedeelten geknipt. In elk der voorstukken wordt, zooals dit is voorgeteekend, de borst-
plooi genaaid, tegen den voorkant voor de stevigheid voor de knoopen en knoopsgaten een reep van de stof gezet, en met het garnituur van soutache voorzien. Nu naait men den rug, de zijpanden en voorstukken aan elkaar.
Het linker gedeelte van den rug komt van 16 tot punt over het rechter en
wordt aldaar vastgenaaid. Dan verbindt men de gedeelten van de jaquette en
van den schoot van 21 tot 22 en 21 tot 24, legt in den rug langs de gepunte
lijn een vouw en hecht deze zóó, dat zij een plooi vormt zoodanig vast op den
schoot, dat 18 en 23 van de beide gedeelten op elkaar sluiten. Nu wordt de
jaquette in de rondte en tevens het uitsnijdsel van den hals, en de schoot met
smal zwart veterband geboord. Eindelijk naait men de mouw van 27
tot 28 aan elkaar, legt tegen den rand van onderen een reep der stof, gar-
neert haar en zet dan de mouw in het armsgat, waarbij men in het onderste
gedeelte een plooi legt, door kruis op punt te hechten. 27 van de mouw moet
op hetzelfde cijfer van het voorstuk sluiten. Voor den gordel heeft men een
rechten reep der stof 5 d. br. noodig, die gevoerd en volgens de afb. met ve-
terband geboord wordt.
Gymnastiek-costuum voor meisjes van 7―9 jaar.
Afb. No. 22b. Knippatr., voorz. van het Supplem. No. II, Fig. 11―21.
De moedige kleine springster op onze gravure draagt een wijden pantalon
en een nauwtoeloopend kleedje met een ceintuur, eveneens van grijs linnen,
met een rijk garnituur van soutache versierd. Fig. 11 geeft de helft van den
pantalon, waarvan men het omslag afzonderlijk overnemen en aan het ge-
heel moet hechten. Men
moet dus naar de boven-
genoemde figuur twee ge-
lijke gedeelten knippen,
verder voor het boord van
den pantalon naar elk der
fig. 12 en 13 een gedeelte
aaneen van dubbele stof, en aan den rand van on-
deren 4 d. langer voor den zoom die er aldaar in den pantalon wordt ge-
legd. Nu maakt men in elken halven pantalon aan
beide zijden langs de dub-
bele lijn eene insnijding voor de split, zet aan
het achterste en tegen het voorste gedeelte een reep der stof ongeveer 3 d. br., en bevestigt het uiteinde van de split door
den aangezetten reep die onder het voorste gedeelte
van den pantalon komt, tegen dezen vast te stik-
ken. Nu worden de ge-
deelten eerst afzonderlijk
van 29 tot 30, daarna met elkaar van 29 tot 31 en van 29 tot 32 aan elkaar genaaid, volgens aanwij-
zing op het knippatroon plooien in den bovenrand
gelegd, door elk kruis op het naaste punt te hech-
ten en naar de overeen-
stemmende cijfers tus-
schen de dubbele lagen van het boord gezet, waarvan het voorste aan het eind met twee knoops-
gaten, het achterste op dezelfde plaats met twee knoopen wordt voorzien.
Nadat men in den onder-
rand van den pantalon den zoom in de hierbovenge-
ronden, naar vorm toe zoodanig afneemt als de helft van de beduïne op het Suppl. tot op een 32ste verkleind, voorstelt. Behalve deze vingerwijzing geven wij toch ook nog met fig. 24 een gedeelte van het fatsoen in oorspr. grootte, waarop het vormen van de capuchon, namelijk van de helft en van achteren uitgaande is aan-gewezen. Men moet alzoo de lijnen en de teekens juist zoo als zij op het knippatr.
voorkomen, op de stof overbrengen en ook van het midden af in eene tegenoverge-
stelde richting voor de andere helft, waarbij men het knippatr., na eerst het om-
slag afzonderlijk overgenomen en aan het geheel gehecht te hebben, met de lijn als
den omtrek van het knippatr. aangeduid, langs den bovenrand van de stof legt. Als
de bovenvermelde zoom in den buitenrand van de beduïne is gelegd, dan naait men de twee helften van 49 tot 50 langs de gladde lijn voor den naad
aangeduid, met een grijs taffen biesje er tusschen samen, waarbij men den
hoek van de stof met de gladde lijn afgedeeld, naar binnen slaat; verder naait men de dubbele stof van 50 tot kruis en van kruis tot ster langs de gepunte
lijn met kleine voorsteekjes aan elkaar, en legt in den voorkant van de be-duïne plooien, door zooals dit op fig. 24 is voorgeteekend, elk der lijnen
door een kruis en punt verbonden op elkaar te hechten. Onder de laatste
plooi naait men haken en oogen, bovenop echter de strikbanden. De
kwasten en het garnituur van de vlecht moeten volgens de afb. worden
aangebracht, hoe het laatste wordt uitgevoerd, vindt men beschreven bladz. 106 No. 43. Het gedeelte waarmede de capuchon van achteren
aan het uitsnijdsel van den hals wordt voltooid, is uit reepen taf 1 d. br. met gaas als voering er tusschen, gevlochten. Het stukje is 12 d. br. en van boven tot onder aan de punt 9 d. lang; dit gedeelte wordt met taf gevoerd, met een reepje hiervan 1 d. br. de bovenrand geboord
en dan van ster tot het dubbele punt op fig. 24 onder de capuchon ge-
zet.
Gymnastiek-costuum voor knapen van 8―10 jaar.
Afb. No. 22a. Knippatr., voorz. v. h. Supplem. No. I, Fig. 1―10.
Aan vele van onze abonnées zal het zeer wenschelijk voorkomen met eigen
hand de kleeding voor de kleine gymnasticussen te kunnen vervaardigen. Wij
geven dus op het Supplem. dat hierbij behoort, het knippatr. van twee zoo-
danige costumen; zij zijn zeer lief opgemaakt zooals zulks op het aardige too-
neeltje, dat hierop betrek-
king heeft, is waar te ne-
men. Het costuum van den
knaap, van dik grijs lin-
nen met een rijk garnituur
van zwart soutache, be-
staat uit een pantalon met
een nauwsluitende jaquette
en een gordel. Voor den pantalon knipt men naar
elk der fig. 1 en 2 twee gelijke gedeelten en rekent daarbij op een omslag 6 d. br. aan den rand van
onderen, verder naar fig.
3 een, naar elk der fig. 4 en 5 twee gedeelten, voor allen de stof dubbel
genomen. Aan het voorste
rechter gedeelte van den pantalon wordt de reep voor de knoopen die tot
aan de dunne gladde lijn
reikt, te gelijk aangesne-den, aan het linker geeft
deze gladde lijn den voor-kant aan. Als de twee ge-
deelten van elken halven
pantalon van 1 tot 2, van 4 en 5 tot 6, als ook de
twee helften te zamen van 6 tot 7 en van 6 tot 10 aan elkaar zijn gezet, met
zakjes voorzien en in den
onderrand een zoom, zoo breed als wij hierboven
hebben opgegeven is ge-
legd, dan zet men er vol-
gens de overeenstemmende
cijfers het boord op; de beide gedeelten van dit
laatste krijgen de voorge-
teekende knoopen en het
vetergat aan den rand van
achteren , het linker echter aan den voorkant
een knoopsgat, het rech-ter den hierbij behoo-
renden knoop. Het knoops-
gat wordt er evenwel eerst
ingemaakt, nadat de reep
[18 Juni 1866. 4e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 119
No. 20. Mutsje “Paula.”
No. 18. Eenvoudige coiffure “Désirée.”
Knippatr., voorz. v. h. Supplem. No. VII, Fig. 24.
No. 21. Beduïne “Constantia.”
Knippatr., voorz. v. h. Supplem. No. IV, Fig. 24.
No. 22a. Gymnastiek-costuum voor knapen van 6―10 jaar.
Knippatr., voorz. van het Supplem. No. I, Fig. 1―10.
No. 19. Mutsje “Benoiton.”
Knippatr., keerz. van het Supplem. No. XV, Fig. 50.
No. 22b. Gymnastiek-costuum voor meisjes van 7―5 jaar.
Knippatr., voorz. van het Supplem. No. II, Fig. 11―21.