De Gracieuse 18 April 1867 | Page 4

80 DE GRACIEUSE. [18 April 1867. 5e Jaargang.]

gestelde richting uitgevoerd. daarna bevestigt men de schouders aan het voorstuk naar aanwijzing van het knippatroon, vervol-

gens neemt men de kantsteken rondom den hals op de naalden en breit 5 toeren (eene ribbe) met roze wol, dan een toer met het ka-toen afwisselend minderen, omslaan; daarna volgen er 3 toeren, die op de rechte zijde geheel recht moeten voorkomen, dan kant men af. De hals wordt met een smal kantje omgeven, dat op de vol-gende wijze gehaakt wordt: 1 v. st. in een van de kantsteken, * 4 kett., 1 h. v. st. in den voorlaatsten, 1 v. st. in den 3. steek hier-

van, 1 kantsteek overslaan, 1 v. st. in den volgenden kantsteek. Een gelijke toer wordt aan den onderrand van het jaquetje gehaakt. Voor elke mouw (men begint deze aan den bovenrand) zet men met de wol 34 steken op en breit nu evenals bij het jaquetje in heen- en teruggaande toeren 6 strepen, waarbij men telkens aan het begin van elken toer 1 steek meerdert, zoodat de laatste toer van de zesde streep 63 steken telkt. Dan sluit men de steken tot eene ronding,

breit nog 5 strepen met dit zelfde getal steken, sluit den onderrand van de mouw even als den hals met een open streep en met het smalle kantje af en naait de mouw in het armsgat; door de open

toeren rijgt men roze taffen lint of wit linnen band.

Jakje voor jonggeboren kinderen.

Afb. No. 24. Knippatr. voorz. v. h. Suppl. No. IV, fig. 12―14.

Het jakje afb. No. 24 is van shirting vervaardigd, van voren in het midden zijn er opnaaisels in geregen, verder is het hier als ook aan den onderrand van de mouw, met een opgestikt geborduurd tusschenzetsel 2 d. br. gegarneerd. Bovendien is het jakje volgens de afbeelding met een gefestonneerd gestreept strookje 2 d. breed versierd. Bij het vervaardigen van ons model knipt men van shir-ting naar fig. 12 een gedeelte aaneen, naar elk der fig. 13 en 14 twee stukken, men rekent bij fig. 13 op een omslag voor een zoom 1 d. breed aan den achterrand. Hierna voorziet men eerst het voor-

stuk met het garnituur; dit bestaat uit het gedeelte met opnaaisels voorzien en uit entre-deux; bij het verbinden van het shirting met het entre-deux worden de afgeknipte randen tegen elkaar

genaaid. Als de

voorstukken en

de rug van 27 tot 28

en van 29

tot 30 met een dubbelen naad aan elkaar zijn ge-zet, dan wordt het jakje in de rondte, behalve om het uitsnijdsel van den hals 1 d. breed omge-zoomd, en voor de schuif er aldaar een reepje shirting tegengezet. Tegen het uitsnijdsel van den hals zet men aan de binnenzijde een schuinen

reep shirting 1 d. breed, maar vat hierbij tevens het strookje mede dat als kraagje dient. Bovendien wordt, door de ruimte hierdoor ontstaan een bandje gestoken, ten einde het jakje dichte te kunnen toehalen. Als de mouw van 31 tot 32 is toegenaaid, dan wordt zij aan den onderrand zooals dit is voorgeteekend gegarneerd. De stof onder het entre-deux wordt niet weggeknipt, maar men steekt door de beide lagen een bandje om het mouwtje dichter te kunnen toehalen, het wordt eindelijk zóó dat 31 op

31 van het voorstuk valt in het arms-

gat gezet.

Onderjasje van shirting

voor kinderen van

1―3 jaar.

Afb. No. 25. Knippatr. van de

taille: voorz. v. h. Supplem.

No. XI, fig. 28.

De taille van dit onderjasje is dun gewatteerd, met wit garen in ruiten doorgeregen, boven-

dien met verschil-lende rijen stikste-ken van rood garen, en aan het uitsnijd-sel van den hals met een strookje van nansoek 1½ d. breed versierd; het lijfje wordt van achteren in het midden met

veterband en vetergaten dichtgemaakt. De rok is 148 d. wijd, 27 d. lang en aan den onderrand

met een strookje van nansoek 2 d. breed versierd. De taille wordt naar aanwijzing van fig. 28 vervaardigd. De schouders die er aan worden gezet, bestaan uit een dubbelen

reep shirting 15 d. lang en 2½ d. breed, dun gewatteerd en langs het midden met 4 rijen stiksteken met rood garen versierd. De lange zijden van de schouders en de armsgaten

zijn met een dun ingeregen koordje geboord.

Mutsje voor kinderen tot 3 maanden.

Afbeelding No. 26.

diging van dit model zet men met de wol op dikke stalen of dunne houten breinaalden 94 steken op (bovenrand van het broekje), sluit deze tot eene ronding, breit 2 toeren recht, dan een toer af-wisselend: omslaan, minderen, 1 recht: daarna volgen weder 3 toeren recht, doch men laat de 3 laatste steken van den 6. toer on-bewerkt en breit van hier af heen en weder 100 toeren. In den 107. toer neemt men de 44 eerste en laatste steken van het werk op af-zonderlijke naalden, zoodat de 3 middelste steken onbewerkt blij-ven, sluit elke 44 steken tot eene ronding en breit nu elk onderste, nauwste gedeelte van het broekje in de rondte af, elk uit 20 toeren van 2 steken recht en 2 averecht bestaande. Met de 3 onbewerkt gebleven steken van den 6. toer begint men nu van achteren in het midden een klink te breien, dit geschiedt insgelijks met heen en weder geheel recht te breien toeren, doch men breit in de 28 eerste toeren telkens een kantsteek van het tot dusverre voltooide werk mede op de naald, zoodat de steken bij elken toer met een vermeerderd worden en het getal steken in den 28. toer 31 be-

draagt. Dan volgen er 44 toeren, waarbij men den kantsteek tel-

kens met den laatsten steek van de klink te zamen breit, zoodat het getal steken steeds hetzelfde blijft. In de volgende 28 toeren wordt dan op dezelfde wijze als aan het begin van de klink gemeer-derd is, geminderd, daar men gedurig de beide laatste steken van de klink met den kantsteek te zamen breit. De drie steken die over blijven, worden met de 3 andere onbewerkt gebleven steken te za-men afgekant. Een smal linnen bandje wordt van boven door de gaatjes van het open randje geregen om het broekje te kunnen

dicht maken.

Hemdje voor jonggeboren kinderen.

Afb. No. 21. Knippatr. voorz. v. h. Suppl. No. VI, fig. 18 en 19.

Dit hemdje van fijn linnen wordt van achteren dichtgemaakt; het is aan het uitsnijdsel van den hals, en aan den onderrand van de mouw, even als een revers omgeslagen, met een kantje 1 duim breed gegarneerd. Bij het vervaardigen knipt men naar fig. 18

den romp, naar fig. 19 de mouwen, beiden langs het midden aan-een. De romp die op den schouder van 38 tot 39 met een rolnaad

aan elkaar is

gevoegd,

wordt aan

den onder

en achterrand ongeveer 1 d. breed, aan het uitsnijd-

sel van den hals zeer smal omgezoomd; rondom het laatste zet men een smal ingerimpeld kantje. De

mouw van 40 tot 41 met een rolnaad aan elkaar ge-

zet, wordt aan den onderrand smal naar de rechterzijde omgezoomd, met kant versierd, en langs de gepunte lijn omgeslagen. Eindelijk wordt zij zóó dat 39 en 40 op dezelfde cijfers van den romp vallen met een rolnaad in het

armsgat gevoegd.

Hemdje voor kinderen beneden

het jaar.

Afb. No. 22. Knippatr. voorz. van het Suppl.

No. V, fig. 15―17.

Aan dit hemdje is, rondom het uitsnijdsel

van den hals en om den onderrand van de mouw een kantje 1 duim breed gezet. Bij het vervaardigen knipt men naar fig. 15 een gedeelte langs het midden aaneen, naar fig. 16 en 17 de mouwen en de beide schoudergeeren. Nadat men den romp fig. 15, aan den onder- en achterrand smal

heeft omgezoomd, legt men op elken schouder de afgeknipte randen van 33 tot 34 ongeveer ¾ d. breed over elkaar en verbindt ze aldaar met twee rijen stiksteken. Daarna stikt men er volgens de overeenstemmende cijfers de schoudergeer op. Aan het

uitsnijdsel van den

hals slaat men den afgeknipten rand ¾ d. breed naar binnen om, hecht het om-

slag met stikste-ken vast, en steekt een smal linnen bandje

door den zoom aldus verkregen. Ook zet men er hier het bovenvermelde kantje, met vlakke

plooien ingerimpeld om. Tegen den rond geknipten rand van de mouw naait men een schuinen reep linnen 1 d. breed die op de rechterzijde met stiksteken wordt vastgenaaid, dan zet men er het kantje aan, rim-pelt de mouw aan de einden telkens van kruis tot 33 in, en zet haar vol-gens de overeenstemmende cijfers met een stiknaad in het armsgat. Hierbij vat men van 38 naar beide zijden tot kruis een smal schuin reepje mede, en zoomt het dan zóó vast dat de afgeknipte randen van den romp

en van de mouw bedekt zijn.

Gebreide kinderjaquette.

Afbeelding No. 23. Knippat. voorz. v. h. Suppl. No. XIII,

fig. 30. ¾ lood roze florawol, wit breikatoen.

Dit jaquetje is in de lengte met wit breikatoen en roze flora-

wol met het bekende geribde patroon (1 streep recht, 1 streep averecht) gebreid; de verhevene, op de afbeelding donker

voorkomende strepen zijn van wol. Om het jaquetje gemakke-lijker te kunnen vervaardigen hebben wij er met fig. 30 het knippatr. voor gegeven, het is noodzakelijk het werk dikwijls met het patroon te vergelijken. Volgens ons model zet men voor den achterrand van het jaquetje 78 steken op en breit heen en teruggaande * 1 toer averecht, 1 toer recht, 1 toer averecht. Deze toeren moeten op de rechte zijde van het werk recht voorkomen; er volgen nu 6 toeren met de rozewol, eerst 2 toeren recht, dan 1 aver., 1 recht, 1 aver., 1 recht, daarna begint de volgende witte streep met 1 toer recht. Men begint nu van * af en werkt regelmatig afwisselend 14 strepen. In den eersten toer van elke witte streep breit men om een schuif te vormen voor een bandje, dat er later doorgeregen wordt, na den 36. Steek omslaan, minderen. De omgeslagen draad wordt dan in den volgenden toer als een steek gebreid. Heeft men den 1. toer van de 17. streep voltooid, dan zet men in aansluiting aan den laatsten steek volgens het opzetten van afb. No. III op bladz. 24 van dezen jaargang, op nieuw 24 steken voor den schouder op en breit nu in vereeniging met deze de 17. tot de 21. streep; in den laatsten toer van de 21. streep kant men evenwel, om het armsgat te vormen, de 50 eerste steken van de witte streep af en breit nog 7 strepen voort. In den eersten (heengaanden) toer van de 29. streep zet men we-der 20 steken op voor de hoogte van het voorstuk en breit nu 13 strepen. Hiermede is de helft van het jaquetje gereed; de andere helft hiervan wordt evenzoo, doch in eene tegenover-

No. 16. Paletot voor meisjes van 5―7 jaar. Knippatr. voorz. van het Suppl.

No. III, fig. 9―13.

No. 17. Négligéjas voor dames. Voorzijde.

Knippatr. voorz. van het Supplement No. I, fig. 1―5.

No. 19. Costuum voor knapen van 5―7 jaar.

Knippatr. keerz. v. h. Supplem. No. XVI, fig. 40―48.

De grondvorm van dit mutsje is uit geborduurd entre-deux

1½ d. breed en kanten entre-deux 1 d. breed, beiden afwis-

selend aan elkaar gezet. Bij het vervaardigen van dit model heeft men een geborduurd medaillon 3¼ d. in doorsnede noodig, (mid-

delste gedeelte van den bodem), waaromheen twee geborduurde

entre-deux met een kanten entre-deux er tusschen, wor-den gezet. Het entre-deux moet natuurlijk eer het er aan

wordt genaaid, aan de eene lange zijde zoodanig worden inge-

rimpeld dat de bodem, die aan ons model 10 d. in doorsnede

heeft, vlak ligt. De dwarszijden van elk entre-deux worden

van achteren in het midden van den bodem aan elkaar genaaid. Men laat nu een gedeelte 7 d. lang onbezet, en naait verder nog 4 entre-deux aan het mutsje voor de pas; elk eind moet ech-

ter naar den vorm van het hoofdje iets langer zijn als het vorige; het laatste entre-deux, (voorrand van het mutsje) heeft aan

ons model 28 d. Het mutsje wordt nu in de rondte met een dubbelen reep neteldoek 1½ d. breed geboord, waar men in den buitenrand, om het mutsje beter te doen sluiten, een koordje in-

naait. Het garnituur van het mutsje bestaat uit ruches. Men

vormt elk dezer ruches uit een reep tulle 2 d. breed, waar aan

de eene lange zijde, kant ¾ d. breed aan is gezet, de andere lange zijde dicht geplooid, terwijl elk der plooien met lussen 3 d. lang van zeer smal taffen lint is versierd. Twee rijen van zulke ruches worden zoodanig rondom het mutsje genaaid, dat zij voorbij de geheele breedte van het boordsel komen. De derde rij die aan de voorste hoeken van het mutsje eindigt, wordt aan den voorrand ongeveer ¾ d. terug, zóó dat het aanzetten van de eersten bedekt is er op genaaid, het aanzet-ten is bedekt met twee smalle taffen lintje, kruisgewijze zoodanig om elkaar gewonden, dat de rechterzijde van het lint steeds naar boven is gekeerd. Het garnituur wordt voltooid met een strik met einden van voren en van achteren in het midden van het mutsje, verder met twee

strikbanden elk 40 d. lang en 2 d. breed van wit taffen lint.

No. 18. Négligéjas voor dames. Achterzijde.