Dit patroon wordt op grove tulle (erwten tulle) met neteldoek of batist geappliqueerd en in fransch
borduur-
werk
uitge-
voerd.
Afbeeld.
No. 9
stelt een gedeelte van den
rand
voor, dat zeer ge-
makke-
lijk tot
de ver-
eischte
lengte
kan wor-
den
voortge-
zet, af-
[18 April 1867. 5e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 79
beelding No. 10 is een figuur om den fond te parsemeeren; laatstgenoemde moet verzet liggende her-
haald worden. De geheel wit voorkomende gedeelten van het patroon worden door het opleggen
van de dubbele stof of door het borduren met den langen steek verkregen. In enkele geappliqu-
eerde figuren worden volgens de afbeelding verschillende soorten van kantsteken gebezigd.
Patroon ter versiering van theeservetten op wit javagaas.
Afbeelding No. 11.
Dit patroon is in point russe en kruissteken van zwarte zijde op javagaas voor
het theeservet bestemd, dat rondom met eene franje is uitgehaald, uitgevoerd.
Twee borduurpatronen ter versiering van schrijf-,
zakportefeuilles enz.
Afbeelding No. 12 en 13.
Deze beide oorspronkelijke patronen, afbeelding No. 12 en 13,
zijn niet alleen geschikt ter versiering van bovengenoemde,
maar ook voor verschillende andere voorwerpen. De uit-
voering van het patroon geschiedt gedeeltelijk in appli-
cation, met gekleurde taf, gedeeltelijk met den plat-
ten steek met gekleurde koordzijde.
Twee figuren ter versiering van
fijne lingeriën.
Afbeelding No. 14 en 15.
Beide patronen zijn in fransch borduurwerk op ne-
teldoek, batist of nansoek uitgevoerd; zij kunnen hetzij
als parsemé in eene verzette ligging of als afzonderlijke
figuren ter versiering van dasjes, kraagjes enz. gewerkt
worden.
Paletot voor meisjes van 5―7 jaar.
Afb. No. 16. Knippatr. voorz. van het Supplem. No. III, fig. 9―11.
Ons model is vervaardigd van wit velours, met nansoek gevoerd en volgens
de afbeelding met zwart zijden galon en doorloopend met groote en kleine
zwarte kralen versierd. Voor het fatsoen van den paletot geven wij fig. 9-11.
Négligéjas voor dames.
Afb. No. 17 en 18. Knippatr. voorz. v. h. Supplem. No. I, fig. 1―5.
Dit mo-
del is in overeen-
stemming met het doel eenvoudig en prac-tisch. De jas is vervaardigd van grijs poil de chèvre, met eene dun gewatteerde katoenen voering; zij is versierd met een boordsel van paars cachemir, zijden koord en vlakke ronde gitten knoopen. De bo-
vengenoemde knippatronen geven het fat-soen van de jas behalve voor de mouw; deze wordt naar dat van de mouw van de jaquette afb. No. 7 geknipt. Wij hebben
den romp niet in de geheele lengte op het Supplement kunnen teekenen, men moet dus, na eerst de omslagen afzon-
derlijk
overge-nomen en aan het ge-
heel te heb-
ben gehecht,
langs de omtrekken
van fig. 1 en 3 in de
richting door den pijl aange-
wezen voortknippen, tot dat
men de noodige lengte van de
jas heeft. Elk gedeelte van de
jas wordt natuurlijk uit boven-stof, voering en watten geknipt, de kraag echter alleen van de beide eerste stoffen en wel even
als het achterste gedeelte van het stuk en van den romp, langs de dunne lijn op het knippatroon aaneen. Als de gedeelten van de stof die bijeen behooren, op elkaar zijn geregen, dan legt men in den romp naar fig. 1 en 3 de plooien
door eerst elk kruis op punt te hechten, en naait dan de plooien in eene loodrechte richting tot aan de gladde lijn op het bovengenoemde knippatroon in en ver-
volgens aan de verkeerde zijde nogmaals vast. Als de voorste gedeelten van het stuk en van den romp met knoopsgaten zijn voorzien, dan worden de gedeelten van het stuk en van den romp volgens de overeen-
stemmende cijfers aan elkaar gezet, waarbij men tus-schen elken naad een koordje, in een reep cachemir geregen innaait. Nu zet men den kraag eveneens met ingeregen koord geboord op het stuk en voegt dan de mouw op dezelfde wijze vervaardigd in het armsgat, elke mouw wordt met een schuinen reep van de stof, 5 d. breed geboord, gegarneerd. De onderrand van
de mouw en van de jas wordt eveneens met een inge-
regen koordje afgesloten. De jas wordt om de taille met een dik paars zijden koord bij elkaar gehouden. Op afb. No. 18 keerzijde van de jas hebben wij dit weggelaten om het vasthechten der plooien op den
romp duidelijker te doen zien.
Gebreid overbroekje voor kinderen
van 3 tot 12 maanden.
Afb. No. 20. 3 lood 6 draads witte zephirwol.
Wijde jaquette van wit flanel.
Afbeeld. No. 8. Knippatr. van het zakje en van de patten op de schouders, keerz. van het Suppl.
No. XXI, fig. 56 en 57.
Deze jaquette van wit flanel, gegarneerd met patten van dezelfde stof, wordt naar de pa-
tronen behoorende bij afb. No. 7 geknipt, alleen voor de patten op de schouders en op de
zakjes hebben wij met fig. 56 en 57 een afzonderlijk knip- en borduurpatroon gege-
ven. Zoowel de patten als de epauletten moeten naar de teekening op het knippatroon
en volgens de afbeelding, met den point russe en met wijde festonneersteken
van verschillende kleuren van naaizijde worden versierd, onder de figuren
wordt eerst dun rood flanel gelegd. De dubbele laag stof hierdoor verkregen
wordt op de bovenzijde met stiksteken van roode zijde vast gehecht, en de
buitenrand fijn uitgetand. Bovendien is de jaquette met een rij metalen
knoopen, dicht naast elkaar gezet, versierd, het zakje met een fi-
guur met gekleurde zijde met den platten steek geborduurd.
Costuum voor knapen van 5―7 jaar.
Afb. No. 19. Knippatr. keerz. van het Supplem.
No. XVI, fig. 40―48.
Dit model, pantalon en jaquette is vervaardigd
van grijze dubbele stof, met smal en breed
zwart wollen veterband geboord, dat tevens
een kraag, en revers op de mouwen nabootst;
de jaquette wordt met zwart taffen knoopen
dichtgemaakt.
Bij het vervaardigen van den pantalon moet men
eerst uit de gekozen stof naar elk der fig. 40, 41,
43 en 44 twee gelijke gedeelten knippen en bij elk ge-
deelte van den pantalon op een omslag 3 d. breed aan den
onderrand rekenen, het linkergedeelte zonder den voorge-
teekenden reep, en fig. 43 en 44 tevens van voering. Nu naait
men de voorste en de achterste helft van den pantalon van 19 tot 20,
van 21 tot 22, en van 23 tot 24 aaneen; in den laatsten naad komen-
de gedeelten van de stof ongeveeer 1 d. breed over elkaar heen, ten dien
einde moet het voorste gedeelte van den pantalon aldaar eerst met veter-
band geboord zijn. Als elke halve pantalon in de aangegeven breedte aan den onderrand is omgezoomd, dan naait men aan den voorrand van het linker, naar aanwijzing op fig. 40 een reep van dubbele voering naar fig.
42 geknipt en met knoopsga-
ten voorzien, zet op het rechter de knoopen en verbindt de beide
helften van 19 tot 26 en van 19 tot 25. In de split van 22 tot 23 open gebleven, wordt een zakje van
voeringstof gevoegd en dit aan den bovenrand op de onderste helft met een reep bovenstof bekleed. Eindelijk voorziet men den pantalon aan den bo-venrand met een reep voering 10 d. breed, zet er
volgens de overeenstemmende cijfers op de knip-
patronen het gepsboordje op, en ver-
bindt den pantalon met het boord, met de noodige knoopen voorzien. Verder maakt men van voren in het rechter gedeelte van het boord een knoopsgat, waarvoor de knoop aan de binnenzijde
van den panta-
lon
wordt gezet.
Voor de ja-
quette moet
men naar elk der
fig. 45 tot 47 twee
gelijke, naar fig. 48 voor
de mouwen vier gedeelten knippen, en bij elke onderste helft op de afwijkende lijnen letten. Eerst voorziet men den voorrand van de voorstukken aan de verkeerde zijde met een reep bovenstof 3 duim breed,
maakt er knoopsgaten in, zet er knoopen op en in de insnijding van 35 tot 36
gemaakt, een zakje en revers. De laatste wordt vooraf behalve aan den eenen
dwarsrand met veterband geboord, dan van 35 tot 36 tegen den ondersten
rand van de insnijding genaaid, en bovenop nogmaals
met elk kruis en punt bevestigd, zoodat hij langs de gepunte lijn omgeslagen en de insnijding is bedekt. Nu verbindt men de beide halve gedeelten van den rug van achteren in het midden met elkaar en met de voorstukken, en boort de jaquette langs den buitenrand en om het uitsnijdsel van den hals met veterband. De beide voorstukken die over den rug heenvallen wor-den van 32 naar beide zijden telkens met kruis op punt vallende, er op gehecht, op dezelfde wijze verbindt men het linkergedeelte van den rug over het rechter. Als de gedeelten van de mouwen elk van 37 tot 38 en van 39 tot 40 aan elkaar zijn genaaid, in elke onderste helft door kruis op punt te hechten een plooi is ge-legd en zooals dit is voorgeteekend met veterband ge-garneerd, dan zet men de mouw in het armsgat, waarbij de bovenste helft een weinig wordt ingehaald; zij moet met 40 op hetzelfde cijfer van het voorstuk
vallen.
Patroon voor gordijnen.
Wit borduurwerk. Afbeelding No. 9 en 10.
No. 10. Doorloopend patroon. Bij afb. No. 9.
No. 12. Borduurpatroon voor porefeuilles,
taschjes enz.
No. 11. Patroon ter versiering van theeservetten op javagaas.
No. 14. Doorloopend patroon ter ver-
siering van fijne lingeriën.
No. 15. Doorloopend patroon ter ver-
siering van fijne lingeriën.
Dit overbroekje van witte wol gebreid, dient tot
meerdere
stevig-
heid voor de onder-
kleede-
ren van de klei-
nen en
tevens
om ze te-
gen de
koude te
beschut-
ten, wan-neer zij
in de
open
lucht ko-
men. Ter vervaar-
No. 13. Borduurpatroon voor porefeuilles,
taschjes enz.