78 DE GRACIEUSE. [18 April 1867. 5e Jaargang.]
neerd, volgens de overeenstemmende cijfers op de jaquette. Als de twee halve mouwen van 15 tot 16 en van 17 tot 18 aan elkaar zijn genaaid, dan legt men op den onderrand van de mouw het garnituur, in den bovenrand eene plooi door kruis op punt te hechten en zet de mouw zóó dat 18 op 18 van het voorstuk valt in het armsgat; dit laatste moet eerst met een inge-regen koordje zijn voorzien, den schuinen reep ken men naar verkiezing
van de stof van het jaquetje of van het garnituur nemen.
nagebootst knoopsgat aan de binnenzijde van den taffen reep verder voort-loopt. Als men den laatste op deze wijze heeft versierd, dan bevestigt men hem met parelmoeren knoopen op de bovenzijde van de jaquette; hij wordt naar de binnenzijde 1 d. breed omgevouwen en dan met zoomsteken vast-genaaid. Bij het vervaardigen van de jaquette knipt men van de genoemde stof naar elk der fig. 35 en 38 twee gedeelten, naar elk der fig. 36 en 37 een gedeelte langs het midden aaneen, het laatste echter van zwarte taf in
No. 9. Patroon voor gordijnen. Wit borduurwerk.
eene dubbele laag. Men knipt naar fig. 39 de mouwen, en moet hierbij op de afwijkende lijnen voor de onderste helft letten. De rug en de voorstukken worden nu volgens de gelijkluidende cijfers aan elkaar gezet, men voorziet de jaquette met het bovengenoemde garni-tuur en zet aan het uitsnijdsel van den hals den kraag, die eerst vol-gens de afbeelding met wit koord en parelmoeren knoopen wordt versierd. Men naait de patten van de zakjes, op dezelfde wijze gegar-