De Gracieuse 17 January 1866 | Page 4

De letters S―Z. Fransch borduursel.

Afbeelding No. 12

Daar de ruimte het nu toelaat bieden wij onzen lezeressen de overige

letters van het alphabet op bladz. 206 van den vorigen jaargang ge-

plaatst aan. De eenvoudigste wijze van bewerking is, om de letters

met tamelijk grof katoen dik te borduren, de partijen die op de afb.

donker voorkomen fijn te cordonneeren en dan met stiksteken van

zwarte zijde in te vullen.

Pantalon voor dames.

Afb. No. 14. Knippatr. voorz. v. h. Supplem. No. I, Fig. 1 en 2.

Het sierlijke garnituur aan den onderrand van dezen pantalon van

fijne shirting, bestaat uit geborduurde strookjes, opnaaisels en opge-

stikte schuine reepen, waarvoor men ook ― en dit haalt veel tijd en

moeite uit ― smal wit veterband kan nemen. Bij het vervaardigen

van den pantalon knipt men eerst naar Fig. 1 de twee helften, nadat

eerst het omslag van het patroon afzonderlijk overgenomen en er aan

gehecht is. Men moet de dunne lijn die op het knippatroon het mid-

den aangeeft, langs den draad op de dubbel toegevouwen stof leggen

en op de afwijkende lijnen voor de voorste helft, die wordt uitgesne-

den letter. Bovendien moet men de stof van onderen wat langer ne-

men voor den zoom. Als deze er in is genaaid, dan voert men het

overige garnituur, dat uit geborduurde en schuine reepen be-

staat, en op Fig. 1 gedeeltelijk is voorgeteekend uit en

naait dan elke helft van den pantalon van A tot B

met een achtersteeknaad aan elkaar. Nu verbindt

men de twee halve gedeelten van C tot D, zoomt

het uitsnijdsel van D tot aan den rand van boven of

zet er aan den verkeerden kant een reep der stof 2 d. breed tegen. Het boord dat slechts op den voorkant

waar de pantalon is ingerimpeld wordt gezet, knipt men naar Fig. 2 uit dubbele stof aaneen, langs de

dunne gladde lijn die het midden aangeeft. Nu wordt het dubbele boord aan den bovenrand van den

pantalon volgens de gelijkluidende letters gezet, nadat de laatste eerst van C tot D is ingerimpeld.

Van achteren zet men tegen den bovenrand een linnenband zoo breed als wij dien op Fig. 1 heb-

ben voorgeteekend, hier door heen steekt men een band die de noodige lengte heeft om

den pantalon te kunnen dicht maken. Het eene eind van elken band wordt aan de dwarszij-

de van het boord vastgenaaid.

Bonten kraag en manchette.

Afb. No. 15 en 16. Knippatr. voorz. v. h. Suppl. No. VIII, Fig. 22 en 23.

Dit garnituur van bont is be-

stemd om een wandel of een

eenvoudig toilet, in het koude

jaargetijde doelmatig te vol-

tooien. Beide, kraag en

mouwen bestaan uit bi-

sam (vel van het mus-

kus dier) waarop de vlokjes

van wit konijnenhaar die er

zich op regelmatige af-

standen tusschen bevin-

den een fraai effect ma-

ken. Het randje nauw-

lijks 1 d. breed van

hoogrood fluweel

waarmede het uit-snijdsel van den

hals van den kraag

en de onderrand

van de manchette

zijn geboord,

steekt zeer schoon

bij het donkere

bont af, terwijl

onze modellen

met dun gewat-

teerde zwarte

taf zijn gevoerd. De kraag wordt aan den voorkant met een lus van

elastiek band en een knoop vastgehecht, de manchette is echter om

haar gemakkelijk te kunnen aantrekken met elastiek band voorzien,

de dwarszijden zijn namelijk aan den binnenkant door twee reepjes

elastiek band elk 3 d. lang verbonden, bovenop is zij met vier kleine

ronde stalen knoopjes versierd. Voor dit garnituur kan men naar

verkiezing bont, cotton silk, fluweel of eene soortgelijke stof ne-

men, de hierboven genoemde knippatronen Fig. 22 en 23 geven

den vorm aan. Het bont kan ook zeer goed door haakwerk met wol

worden nagebootst; men haakt dan eerst naar het fatsoen van het

knippatroon een open stokjes grond, werkt hierop over een houtje

2 d. breed dicht rijen franje, daarna moet men deze open knippen,

zorgvuldig uitkammen en er eindelijk afzonderlijk uitgekamde

witte en zwarte volkjes tusschen voegen. Het haakwerk voor de

boa onder No. 36 afgebeeld, zou voor een soortgelijk garnituur

mede zeer geschikt zijn.

Jaquette “Aramis.”

Afb. No. 18 en 19. Knippatr. keerz. v. h. Supplem. No. XII,

Fig. 32―35.

De Afb. No. 18 en 19 geven onzen lezeressen het fatsoen van een ja-

quetje te zien, dat zoowel uit eene eenvoudige als uit eene rijke stof ver-

vaardigd, zeer lief is en uitnemend goed kleedt. Het model bestaat uit zwart fluweel met eene lilas zijden voering, het garnituur is gevormd

uit witte guipure entre-deux, dentelle Cluny en uit een belegsel en patten van goud passement 1½ d. breed. Het spreekt van zelf dat het

goud passement door wit of zwart zijden passement kan vervangen wor-

den. Om dit jaquetje te vervaardigen heeft men 600 d. stof 55 d. breed

noodig. Hieruit en ook van voering knipt men naar elk der Fig. 32 tot

34 twee gedeelten, naar Fig. 35 voor elke mouw twee stukken, waarbij

men op de afwijkende lijnen voor het onderste gedeelte moet letten. Eerst

naait men de twee gedeelten van den rug aan elkaar, vervolgens in de

voorstukken de borstplooien van punt tot ster, en zet dan de verschil-

lende gedeelten van het jaquetje, volgens de gelijkluidende letters aaneen.

In de rondte wordt er het gekozen garnituur opgehecht, men moet er

echter eerst het entre-deux (waarvan men 440 d. noodig heeft) en

de patten volgens de afb. en naar aanwijzing op de knippatronen opleggen, de afgeknipte randen worden met het galon bedekt en er tevens mede op vastgehecht. Om het jaquetje dicht te maken neemt men knoopen van passe-

ment die in overeenstemming met het belegsel moeten zijn en de

daarbij behoorende knoopslussen. Elke mouw wordt van U tot V

en van W tot X aan elkaar

genaaid, aan den rand van onderen met het garnituur voorzien, en daarna zóó dat X op X van het voorstuk

valt, in het armsgat gezet. Deze naad wordt eveneens met passement bedekt, dit

laatste dient tevens om

de patten, die zoo als wij dit hebben voorgeteekend

eene epaulette vormen, vast

te hechten.

Wollen pantalon met een onderlijfje voor meisjes

van 8―10 jaar.

Afb. No. 11. Knippatr. keerz. v. h. Supplem. No. XI, Fig. 27―31.

Gedurende de strenge winterkoude zullen onze jeugdige vriendinnen

zich gaarne met dezen pantalon kleeden; wij kunnen hem ten minste

aan de moeders als in alle opzichten praktisch aanbevelen. De pan-

talon is vervaardigd van grijs flanel en aan een lijfje van dezelfde

stof gezet, aan den rand van onderen waar hij om de enkels sluit

ingerimpeld en met een geplooid strookje versierd. Het boordje

en ook de patte die aan den rand van onderen oploopt, zijn met

zwart fluweellint 2½ d. breed afgezet, de laatste bedekt de split

die zich aan de buitenzijde van den pantalon bevindt, en is met

ronde, zwarte knoopen gegarneerd. Om

dit model te vervaardigen heeft men 130

d. stof 74 d. breed noodig, men kan er

naar goedvinden flanel, bukskin of ca-

chemir voor nemen; men ziet veel

pantalons van hoogrood flanel of

cachemir dragen en dit maakt

onder de korte rokken van jonge

meisjes een lief effect. Het

voorstuk van de taille wordt

naar Fig. 27 langs de dunne

lijn die het midden aan-

geeft aaneengeknipt,

naar Fig. 28 de gedeel-

ten van den rug waarbij men op een omslag 4 d.

breed voor een zoom

aan den achter-

kant moet reke-

nen. Kiest men

voor den pan-

talon een

dunne stof

bijv. cache-mir, dan

moet hij met

eene stevige voering bijv. shirting, lustre of iets dergelijks wor-

den voorzien, het lijfje owrdt dan slechts van dit laatste ver-

vaardigd. Eerst worden in het voorstuk van het lijfje elk

der plooien van kruis aan kruis tot ster genaaid, vervol-gens zet men het voorstuk en de gedeelten van den rug

volgens de overeenstemmende letters aan elkaar, legt rondom

het armsgat een smal zoompje, van boven en van achte-

ren een zoom, zoo breed als wij dien hebben voorgetee-

kend, en zet er eindelijk mede volgens aanwijzing op het

knippatroon, drie linnen banden elk 12 d. lang, waar-

mede het lijfje wordt dicht gestrikt, aan. Op de plaats

op het knippatroon aangegeven, worden aan den rand

van den bovensten zoom twee vetergaten gemaakt, en

hierdoor heen een trekband gestoken. Voor den pantalon

moet men naar Fig. 29 twee gedeelten, elk aaneen knip-

pen, op de afwijkende lijn, voor het gedeelte aan den voorkant rekenen, en eindelijk naar elk der Fig. 30

en 31 twee gedeelten van dubbele stof, het laatste bo-

vendien aaneen. De twee halve gedeelten van den pan-

talon worden eerst elk afzonderlijk van E tot F, dan

met elkaar van J tot K verbonden, het uitsnijdsel van

elke helft wordt van L tot K smal omgezoomd, voor de stevig-

heid kan men er een eind linnen band of een schuinen reep van de stof tegen naaien. In elke helft van den pantalon blijft aan

den rand van onderen van G tot H een split open, deze wordt gezoomd, daar waar zij begint legt men een klein gefestonneerd lusje, en zet er dan de patte Fig. 30 op. De laatste moet met

G en H op dezelfde teekens van Fig. 29 vallen. Van onderen

wordt de pantalon ingerimpeld, en dan tusschen het dubbele boordje Fig. 31 genaaid, waarop aan den tegenovergestelde kant

het strookje wordt gezet. Het fluweelen lint wordt vervolgens glad op het boordje en ook op de patte gelegd, het eerste met de

twee voorgeteekende knoopsgaten en de daarbij behoorende knoo-

pen, de laatste ― de patte ― met zwarte of stalen knoopjes als garnituur voorzien. Aan den bovenkant wordt de pantalon insge-

lijks ingerimpeld, men zet hem vol-

gens de overeenstemmende letters op de knippatronen aan de taille, en

bedekt den verbindingsnaad met een reep der stof 3 d. breed die er aan den verkeerden kant tegen wordt

gezet.

Damesschoen “Sandale.”

Afbeelding No. 13.

Onder de nieuwste en zeer bijzon-

dere soort van schoeisels, behoort een

schoen in den vorm van een sandaal, die zooals de afb. No. 13 dit te zien geeft, door gekruiste linten het ka-rakter van de laars aanneemt, maar

aan den voet eene vrijere beweging toe-

laat, zonder aan de fraaie lijnen af-

breuk te doen. Ons model bestaat

uit zwart gelakt leder, de bandeaux waarvan er een tevens dient om den bovenrand van den schoen te boren,

zijn van grijs leder met griek-

sche figuren met zwarte zijde door-

gestikt, en door metalen ringen met den schoen verbonden. De reep in het midden van den voorkant is met groote metalen sterren versierd. Het

dicht maken van den bovensten ban-

deau is met een licht grijs satijnen

strik met gouden franje omzet,

versierd, en er schijnbaar met

een vergulden dolk op vast-

gehecht. In den metalen

ring aan de hak van

den schoen is een

gouden kwast

geknoopt.

28 DE GRACIEUSE. [17 Januari 1866. 4e Jaargang.]

No. 16. Bonten manchette. Knippatr. voorz. v. h.

Supplem. No. VIII, Fig. 23.

No. 13. Damesschoen “Sandale.”

Achterzijde. No. 18 en 19. Jaquette “Aramis.” Knippatr. keerz. v. h. Supplem. No. XII, Fig. 32―35. Voorzijde.

No. 17. Manchette met een rand bont.

Knippatr. voorz. v. h. Supplem. No. IX, Fig. 24.

No. 14. Pantalon voor dames. Knippatr. voorz. v. h. Suppl. No. I, Fig. 1 en 2.

No. 15. Bonten kraag. Knippatr. voorz. v. h. Suppl. No. VIII, Fig. 22.