De letters S―Z. Fransch borduursel.
Afbeelding No. 12
Daar de ruimte het nu toelaat bieden wij onzen lezeressen de overige
letters van het alphabet op bladz. 206 van den vorigen jaargang ge-
plaatst aan. De eenvoudigste wijze van bewerking is, om de letters
met tamelijk grof katoen dik te borduren, de partijen die op de afb.
donker voorkomen fijn te cordonneeren en dan met stiksteken van
zwarte zijde in te vullen.
Pantalon voor dames.
Afb. No. 14. Knippatr. voorz. v. h. Supplem. No. I, Fig. 1 en 2.
Het sierlijke garnituur aan den onderrand van dezen pantalon van
fijne shirting, bestaat uit geborduurde strookjes, opnaaisels en opge-
stikte schuine reepen, waarvoor men ook ― en dit haalt veel tijd en
moeite uit ― smal wit veterband kan nemen. Bij het vervaardigen
van den pantalon knipt men eerst naar Fig. 1 de twee helften, nadat
eerst het omslag van het patroon afzonderlijk overgenomen en er aan
gehecht is. Men moet de dunne lijn die op het knippatroon het mid-
den aangeeft, langs den draad op de dubbel toegevouwen stof leggen
en op de afwijkende lijnen voor de voorste helft, die wordt uitgesne-
den letter. Bovendien moet men de stof van onderen wat langer ne-
men voor den zoom. Als deze er in is genaaid, dan voert men het
overige garnituur, dat uit geborduurde en schuine reepen be-
staat, en op Fig. 1 gedeeltelijk is voorgeteekend uit en
naait dan elke helft van den pantalon van A tot B
met een achtersteeknaad aan elkaar. Nu verbindt
men de twee halve gedeelten van C tot D, zoomt
het uitsnijdsel van D tot aan den rand van boven of
zet er aan den verkeerden kant een reep der stof 2 d. breed tegen. Het boord dat slechts op den voorkant
waar de pantalon is ingerimpeld wordt gezet, knipt men naar Fig. 2 uit dubbele stof aaneen, langs de
dunne gladde lijn die het midden aangeeft. Nu wordt het dubbele boord aan den bovenrand van den
pantalon volgens de gelijkluidende letters gezet, nadat de laatste eerst van C tot D is ingerimpeld.
Van achteren zet men tegen den bovenrand een linnenband zoo breed als wij dien op Fig. 1 heb-
ben voorgeteekend, hier door heen steekt men een band die de noodige lengte heeft om
den pantalon te kunnen dicht maken. Het eene eind van elken band wordt aan de dwarszij-
de van het boord vastgenaaid.
Bonten kraag en manchette.
Afb. No. 15 en 16. Knippatr. voorz. v. h. Suppl. No. VIII, Fig. 22 en 23.
Dit garnituur van bont is be-
stemd om een wandel of een
eenvoudig toilet, in het koude
jaargetijde doelmatig te vol-
tooien. Beide, kraag en
mouwen bestaan uit bi-
sam (vel van het mus-
kus dier) waarop de vlokjes
van wit konijnenhaar die er
zich op regelmatige af-
standen tusschen bevin-
den een fraai effect ma-
ken. Het randje nauw-
lijks 1 d. breed van
hoogrood fluweel
waarmede het uit-snijdsel van den
hals van den kraag
en de onderrand
van de manchette
zijn geboord,
steekt zeer schoon
bij het donkere
bont af, terwijl
onze modellen
met dun gewat-
teerde zwarte
taf zijn gevoerd. De kraag wordt aan den voorkant met een lus van
elastiek band en een knoop vastgehecht, de manchette is echter om
haar gemakkelijk te kunnen aantrekken met elastiek band voorzien,
de dwarszijden zijn namelijk aan den binnenkant door twee reepjes
elastiek band elk 3 d. lang verbonden, bovenop is zij met vier kleine
ronde stalen knoopjes versierd. Voor dit garnituur kan men naar
verkiezing bont, cotton silk, fluweel of eene soortgelijke stof ne-
men, de hierboven genoemde knippatronen Fig. 22 en 23 geven
den vorm aan. Het bont kan ook zeer goed door haakwerk met wol
worden nagebootst; men haakt dan eerst naar het fatsoen van het
knippatroon een open stokjes grond, werkt hierop over een houtje
2 d. breed dicht rijen franje, daarna moet men deze open knippen,
zorgvuldig uitkammen en er eindelijk afzonderlijk uitgekamde
witte en zwarte volkjes tusschen voegen. Het haakwerk voor de
boa onder No. 36 afgebeeld, zou voor een soortgelijk garnituur
mede zeer geschikt zijn.
Jaquette “Aramis.”
Afb. No. 18 en 19. Knippatr. keerz. v. h. Supplem. No. XII,
Fig. 32―35.
De Afb. No. 18 en 19 geven onzen lezeressen het fatsoen van een ja-
quetje te zien, dat zoowel uit eene eenvoudige als uit eene rijke stof ver-
vaardigd, zeer lief is en uitnemend goed kleedt. Het model bestaat uit zwart fluweel met eene lilas zijden voering, het garnituur is gevormd
uit witte guipure entre-deux, dentelle Cluny en uit een belegsel en patten van goud passement 1½ d. breed. Het spreekt van zelf dat het
goud passement door wit of zwart zijden passement kan vervangen wor-
den. Om dit jaquetje te vervaardigen heeft men 600 d. stof 55 d. breed
noodig. Hieruit en ook van voering knipt men naar elk der Fig. 32 tot
34 twee gedeelten, naar Fig. 35 voor elke mouw twee stukken, waarbij
men op de afwijkende lijnen voor het onderste gedeelte moet letten. Eerst
naait men de twee gedeelten van den rug aan elkaar, vervolgens in de
voorstukken de borstplooien van punt tot ster, en zet dan de verschil-
lende gedeelten van het jaquetje, volgens de gelijkluidende letters aaneen.
In de rondte wordt er het gekozen garnituur opgehecht, men moet er
echter eerst het entre-deux (waarvan men 440 d. noodig heeft) en
de patten volgens de afb. en naar aanwijzing op de knippatronen opleggen, de afgeknipte randen worden met het galon bedekt en er tevens mede op vastgehecht. Om het jaquetje dicht te maken neemt men knoopen van passe-
ment die in overeenstemming met het belegsel moeten zijn en de
daarbij behoorende knoopslussen. Elke mouw wordt van U tot V
en van W tot X aan elkaar
genaaid, aan den rand van onderen met het garnituur voorzien, en daarna zóó dat X op X van het voorstuk
valt, in het armsgat gezet. Deze naad wordt eveneens met passement bedekt, dit
laatste dient tevens om
de patten, die zoo als wij dit hebben voorgeteekend
eene epaulette vormen, vast
te hechten.
Wollen pantalon met een onderlijfje voor meisjes
van 8―10 jaar.
Afb. No. 11. Knippatr. keerz. v. h. Supplem. No. XI, Fig. 27―31.
Gedurende de strenge winterkoude zullen onze jeugdige vriendinnen
zich gaarne met dezen pantalon kleeden; wij kunnen hem ten minste
aan de moeders als in alle opzichten praktisch aanbevelen. De pan-
talon is vervaardigd van grijs flanel en aan een lijfje van dezelfde
stof gezet, aan den rand van onderen waar hij om de enkels sluit
ingerimpeld en met een geplooid strookje versierd. Het boordje
en ook de patte die aan den rand van onderen oploopt, zijn met
zwart fluweellint 2½ d. breed afgezet, de laatste bedekt de split
die zich aan de buitenzijde van den pantalon bevindt, en is met
ronde, zwarte knoopen gegarneerd. Om
dit model te vervaardigen heeft men 130
d. stof 74 d. breed noodig, men kan er
naar goedvinden flanel, bukskin of ca-
chemir voor nemen; men ziet veel
pantalons van hoogrood flanel of
cachemir dragen en dit maakt
onder de korte rokken van jonge
meisjes een lief effect. Het
voorstuk van de taille wordt
naar Fig. 27 langs de dunne
lijn die het midden aan-
geeft aaneengeknipt,
naar Fig. 28 de gedeel-
ten van den rug waarbij men op een omslag 4 d.
breed voor een zoom
aan den achter-
kant moet reke-
nen. Kiest men
voor den pan-
talon een
dunne stof
bijv. cache-mir, dan
moet hij met
eene stevige voering bijv. shirting, lustre of iets dergelijks wor-
den voorzien, het lijfje owrdt dan slechts van dit laatste ver-
vaardigd. Eerst worden in het voorstuk van het lijfje elk
der plooien van kruis aan kruis tot ster genaaid, vervol-gens zet men het voorstuk en de gedeelten van den rug
volgens de overeenstemmende letters aan elkaar, legt rondom
het armsgat een smal zoompje, van boven en van achte-
ren een zoom, zoo breed als wij dien hebben voorgetee-
kend, en zet er eindelijk mede volgens aanwijzing op het
knippatroon, drie linnen banden elk 12 d. lang, waar-
mede het lijfje wordt dicht gestrikt, aan. Op de plaats
op het knippatroon aangegeven, worden aan den rand
van den bovensten zoom twee vetergaten gemaakt, en
hierdoor heen een trekband gestoken. Voor den pantalon
moet men naar Fig. 29 twee gedeelten, elk aaneen knip-
pen, op de afwijkende lijn, voor het gedeelte aan den voorkant rekenen, en eindelijk naar elk der Fig. 30
en 31 twee gedeelten van dubbele stof, het laatste bo-
vendien aaneen. De twee halve gedeelten van den pan-
talon worden eerst elk afzonderlijk van E tot F, dan
met elkaar van J tot K verbonden, het uitsnijdsel van
elke helft wordt van L tot K smal omgezoomd, voor de stevig-
heid kan men er een eind linnen band of een schuinen reep van de stof tegen naaien. In elke helft van den pantalon blijft aan
den rand van onderen van G tot H een split open, deze wordt gezoomd, daar waar zij begint legt men een klein gefestonneerd lusje, en zet er dan de patte Fig. 30 op. De laatste moet met
G en H op dezelfde teekens van Fig. 29 vallen. Van onderen
wordt de pantalon ingerimpeld, en dan tusschen het dubbele boordje Fig. 31 genaaid, waarop aan den tegenovergestelde kant
het strookje wordt gezet. Het fluweelen lint wordt vervolgens glad op het boordje en ook op de patte gelegd, het eerste met de
twee voorgeteekende knoopsgaten en de daarbij behoorende knoo-
pen, de laatste ― de patte ― met zwarte of stalen knoopjes als garnituur voorzien. Aan den bovenkant wordt de pantalon insge-
lijks ingerimpeld, men zet hem vol-
gens de overeenstemmende letters op de knippatronen aan de taille, en
bedekt den verbindingsnaad met een reep der stof 3 d. breed die er aan den verkeerden kant tegen wordt
gezet.
Damesschoen “Sandale.”
Afbeelding No. 13.
Onder de nieuwste en zeer bijzon-
dere soort van schoeisels, behoort een
schoen in den vorm van een sandaal, die zooals de afb. No. 13 dit te zien geeft, door gekruiste linten het ka-rakter van de laars aanneemt, maar
aan den voet eene vrijere beweging toe-
laat, zonder aan de fraaie lijnen af-
breuk te doen. Ons model bestaat
uit zwart gelakt leder, de bandeaux waarvan er een tevens dient om den bovenrand van den schoen te boren,
zijn van grijs leder met griek-
sche figuren met zwarte zijde door-
gestikt, en door metalen ringen met den schoen verbonden. De reep in het midden van den voorkant is met groote metalen sterren versierd. Het
dicht maken van den bovensten ban-
deau is met een licht grijs satijnen
strik met gouden franje omzet,
versierd, en er schijnbaar met
een vergulden dolk op vast-
gehecht. In den metalen
ring aan de hak van
den schoen is een
gouden kwast
geknoopt.
28 DE GRACIEUSE. [17 Januari 1866. 4e Jaargang.]
No. 16. Bonten manchette. Knippatr. voorz. v. h.
Supplem. No. VIII, Fig. 23.
No. 13. Damesschoen “Sandale.”
Achterzijde. No. 18 en 19. Jaquette “Aramis.” Knippatr. keerz. v. h. Supplem. No. XII, Fig. 32―35. Voorzijde.
No. 17. Manchette met een rand bont.
Knippatr. voorz. v. h. Supplem. No. IX, Fig. 24.
No. 14. Pantalon voor dames. Knippatr. voorz. v. h. Suppl. No. I, Fig. 1 en 2.
No. 15. Bonten kraag. Knippatr. voorz. v. h. Suppl. No. VIII, Fig. 22.