De Gracieuse 17 February 1866 | Page 5

Jurkje voor meisjes van

1―3 jaar.

Afb. No. 24. Knippatr., keerz. v. h. Supplement No. XII, Fig. 54―59.

Hoewel zelfs het toilet der kleinen

aan de wisseling der mode onderwor-

pen is, zoo blijft daarin toch steeds

een bekoordlijke eenvoudigheid heer-

schen, die ook zoowel in het fatsoen

als in het garnituur van het hierbo-

vengenoemde kleedje doorstraalt.

Het is vervaardigd van roze ca-

chemir, met mousseline ge-

voerd, en met een belegsel

van smal fluweelen lint ver-

sierd. Dit lint loopt als een

rand à la grecque rondom den onderrand

van het jurkje, verder om de mouwen, het stuk, de

schouders, de ceintuuren om de einden van den

strik die aan de linker-zijde op de taille is gezet.

De rok en de taille van ons model, te zamen 53 d. lang, zijn aaneen gesneden; om

echter het nauwsluitende lijfje te verkrijgen, zijn in de stof, van den bovenrand af,

tot op ongeveer 13 d. lengte, loodrechte over elkaar heen vollende plooien 1 d. breed

gelegd. Om dit kleedje na te maken ― men kan naar verkiezing een wit of gekleurd

wollen of een stof die gewasschen wordt nemen ― knipt men naar elk der fig. 54 en

55 een gedeelte aaneen. Van fig. 54 moet men het omslag van het knippatroon eerst

afzonderlijk overnemen en daarna aan het geheel hechten, en den omtrek met een

pijl geteekend laten doorloopen tot dat men de vereischte lengte heeft; verder

knipt men naar elk der fig. 56 tot 59 twee gedeelten; naar fig. 54 en 58 ook een

gedeelte van mousseline en naar de fig. 55, 56, 57 en 59 ook een gedeelte shir-

ting of eene andere voeringstof. Als de bovenstof op de voering is geregen, dan

naait men de beide afgeknipte randen van den romp van achteren in het mid-

den van ster tot aan den rand van onderen aan elkaar, legt in den laatsten en

ook in de split die van ster af

open blijft, een

zoom, en ver-

siert den romp met

het garnituur (men

vindt het bor-

duurpatroon op

fig. 55). Nu

wordt in den

romp naar aanwijzing op fig. 54 aan elke zijde onder het armsgat een plooi gelegd, door kruis 2 op punt 2 te

hechten. Men legt daarna eerst in het voorstuk 20 plooien, die van

elk armsgat tot naar

het midden zijn ge-

vouwen; de eerste

plooi heb-

ben wij op

fig. 54 door

kruis 1 en

punt I aan-

gegeven.

Op dezelfde

wijze legt men

in den rug 13 plooien,

en naait ze dan langs de gladde lijnen

die wij daarvoor op het knippatroon

hebben voorgeteekend tweemaal vast. Naar ons model berekend moet de helft van de taille alsdan

28 d. wijd zijn. Als men voor het jurkje een stof kiest die gewasschen moet worden, dan is het be-

ter het interimpelen. Wanneer op het stuk en op de schouders het garnituur is gelegd, dan zet men den

bovenrand van het jurkje, volgens de overeenstemmende letters op de knippatronen, tusschen de bovenstof en

de voering van het stuk, en naait er mede de schouderreepen aan. De mouw die aan den rand van onderen met

garnituur wordt voorzien, moet men aan de dwarszijden inrimpelen, en er daarna de lus (fig. 59), in de

rondte met fluweelen lint en met kleine zwarte knoopjes gegarneerd, volgens de overeenstemmende letters op-

hechten. Het armsgat wordt eerst met een ingeregen koordje voorzien en dan zet men er de mouw zoodanig

in, dat de lus op den dwarskant van het stuk van voren valt; de dwarskanten van het stuk van achteren krij-

gen twee knoopen en twee knoopslussens, maar aan den onderrand van de taille, daar waar de plooien zijn door-

genaaid, zet men haken en oogen. Voor de ceintuur neemt men een reep der bovenstof

53 d. lang en 5½ d. breed, legt er aan de binnenzijde stijf gaas en voering tegen en bo-

venop het garnituur, voorziet de einden met haken en oogen en naait de ceintuur zoo-

danig op de taille vast, dat zij aan de linkerzijde kan worden dichtgemaakt. Dit wordt met een strik bedekt dien men van een reep der stof, met garnituur belegd, 92 d.

lang en 9 d. breed vervaardigd.

Kleedje met eene hooge taille voor meisjes van 7―9 jaar.

Afb. No. 25. Knippatr., keerz. v. h. Supplem. No. VIII, Fig. 36―40.

ook het garnituur, gedeeltelijk op fig. 36 voorgeteekend op. Het borststuk fig. 39 wordt aan den bovenrand met

cotton silk geboord, in dwarsloo-

pende dichte rijen met veterband ge-

garneerd, en dan volgens de gelijk-

luidende letters in het voorstuk gezet. Men boort den onderrand van de

taille met cotton silk. De gedeel-ten van de mouw worden van Q tot

R, verder van S tot T aan elkaar ge-

naaid, van onderen tegen den rand

aan de binnenzijde legt men een

reep der bovenstof, ongeveer

6 d. breed, en bovenop het

garnituur, gedeeltelijk op

fig. 40 aangegeven. Nu

zet men de tot dus verre

voltooide mouw in het armsgat, dat eerst met

een ingeregen koordje

is voorzien en wel zóó, dat T op T van het

voorstuk valt, en bootst

de epaulette op de mouw

door twee rijen veter-

band en een rolletje cotton silk, dat in twee knoopen uitloopt er tusschen,

na. In den bovenrand van den vooraf vervaardigden rok legt men zes dubbele

stolpplooien, zet hem dan tusschen een boord en hiermede aan de taille, die eerst

met de ceintuur en met den strik wordt versierd. voor de eerste neemt men een

reep der stof 4 d. breed met stijf gaas en voering voorzien, voor den laatsten een

reep 72 d. lang en 11 d. breed, waarvan de einden puntig bijgeknipt, in de

rondte met cotton silk geboord en bovendien met drie rijen veterband ver-

sierd zijn.

Knoopwerk voor een rond koord.

Afbeelding No. 26 en 28.

Wij behoeven nauwlijks te

vermelden dat men gewoon

rond koord tot velerlei ver-

schillende doel-

einden kan ge-

bruiken, voor-

namelijk wan-

neer men dit met weinig

moeite eigenhandig, en wel dikker of

dunner en van allerlei soort van grond-

stoffen en kleuren vervaardigt. De hier-

bij behoorende afbeeldingen bieden daartoe de gelegenheid aan. Om dit

koord uit te voeren heeft

men geen andere

hulpmiddelen dan

de vingers noodig.

Met deze en met

twee einden

koord of garen

werkt men op

de volgen-de wijze: in

het eind van

een der bei-

de koorden

legt men een lus evenals voor een knoop, daarna vouwt men het einde van het

tweede koord tot een oog toe en steekt dit van onderen naar boven door de lus, zoo als de afb.

No. 26, het begint van het knoopwerk, het duidelijk voorstelt. Hierna neemt men het oog op den wijsvinger

van de linkerhand, vat de twee afhangende draden en ook den draad a van de lus tusschen den middelsten

vinger en den duim van dezelfde hand en haalt nu met de rechterhand den draad b aan, waardoor de lus wordt

toegetrokken. Daarna maakt men in het oog dat zich nog op den wijsvinger van de linkerhand bevindt, een

nieuwe lus door met den wijsvinger van de rechterhand van boven naar onderen door de lus b te steken en den

draad a er door te halen. Duim en middelste vinger van de linkerhand moeten intusschen onveranderd in de-

zelfde houding blijven; nu echter laat de linkerhand het koord los, om er zooals de afb. No. 28 dit aantoont,

de lus b meê toe te halen en weder even als vroeger met de rechter hand eene nieuwe lus door de lus a te vor-

men. Men moet vooral zorgen dat terwijl de eene hand de lus opneemt, de andere

hand op den wijsvinger die lus vast houdt, door welke men eene nieuwe lus haalt, en

ook tusschen den duim en den middelsten vinger het reeds geknoopte koord, tusschen den 4den en den pink eindelijk den draad, welke van de lus op den wijsvinger uitgaat.

Het spreekt van zelf, dat bij het toehalen van elke nieuwe lus de houding van de han-

den verandert. Met behulp der afbeeldingen en een weinig oplettendheid bij het lezen

der beschrijving, zal men spoedig in staat zijn, dit nuttige handwerkje bijna spelend

uit te voeren. Op deze wijze kan men zeer gemakkelijk en met weinig onkosten het

dikke koord dat van onderen aan de kleedjes en mantels wordt gezet, vervaardigen,

en dit knoopwerk van wit innaaikoord of dun touw samengesteld, zal aan practische

huisvrouwen dikwijls te pas kunnen komen.

Russisch jasje voor knapen van 5―7 jaar.

Afb. No. 29 en 30. Knippatr., voorz. v. h. Supplem. No. IV, Fig. 17―21.

[17 Februari 1866. 4e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 49

No. 27. Knoopwerk voor een rond koord.

Tweede gedeelte bij de bewerking.

No. 26. Knoopwerk voor een

rond koord. Eerste gedeelte

bij de bewerking.

Dit model bestaat uit grijs popeline, het garnituur uit smal zwart veterband en

paars cotton silk; het eerste omgeeft ongeveer 9 d. boven den onderrand den rok,

die met mousseline gevoerd, 46 d. lang en 290 d. wijd is, in acht boven elkaar loo-

pende rijen, waarvan elke vier door een smal rolletje cotton silk van elkaar zijn

gescheiden; aan de rechter zijde van den rok eindigt deze reep in een knoop met de-

zelfde stof overtrokken; elke twee rijen van het

veterband loopen aldaar, zoo als de afb. dit

aangeeft, in een punt te zamen. De hooge

taille op dezelfde wijze gegarneerd, ver-

krijgt iets bijzonder sierlijks, door het

borststuk dat er in is gezet en verder

door een strik van dezelfde stof van

het kleedje, dien men er aan de rech-

ter zijde ophecht. Uit de gekozen bo-venstof, en ook van shirting voor

voering, knipt men naar elk der

fig. 36 en 38 van het hierbij be-

hoorende knippatr. twee gedeel

ten, naar fig. 39 een stuk aaneen

langs de dunne lijn die het mid

den aangeeft; eindelijk naar fig.

40 voor elke mouw twee gedeel

ten, het onderste echter langs

de voorgeteekende afwijkende

lijnen. Den achterrand van den

rug voorziet men op de bekende

wijze met haken, lussen en ba

lein, naait in elk voorstuk de

borstplooien van punt aan punt

tot ster, en zet daarna den rug, de zijpanden en voorstukken

volgens de overeenstemmende

letters op de knippatronen aan elkaar. Hierna boort men den

voorkant van de voorstukken en

het uitsnijdsel van den hals met

een ingeregen koordje en legt er

No. 22. Jurkje voor knaapjes van 1―3 jaar.

Knippatr., voorz. v. h. Supplem. No. V, Fig. 22―25.

No. 25. Kleedje met een hooge taille voor meisjes

van 7―9 jaar.

Knippatr., keerz. v. h. Suppl. No. VIII, Fig. 36―40.

No. 29. Russisch jasje voor knapen van 5―7 jaar.

Voorzijde.

Knippatr., voorz. v. h. Suppl. No. IV, Fig. 17―21.

No. 30. Russisch jasje voor knapen van 5―7 jaar.

Achterzijde.

No. 31. Gehaakte pelerine met capuchon

voor dames.

No. 24. Jurkje voor meisjes van 1―3 jaar.

Knippatr., keerz. v. h. Suppl. No. XII, Fig. 54―59.

No. 23. Jaquetje voor knaapjes van

1―3 jaar. Knippatr., voorz. v. h.

Supplem. No. V, Fig. 26―28.

No. 28. Knoopwerk voor een rond koord.

Derde gedeelte bij de bewerking.

De beide afbeeldingen No. 29 en 30 geven

een jasje te zien, dat gedurende den winter

aan kleine knaapjes voortreffelijk dien-

sten kan bewijzen. Ons model is van

zwarte tricot stof vervaardigd, met

een rand bont en met koord gegar-

neerd, en van voren met knoopen en

knoopslussen dicht gemaakt. Men

kan ook laken en naar verkiezing

verschillende soorten van bont,

ook nagebootst astrakan

voor het garnituur nemen.

Van bovenstof en voering ―

voor de taille katoen, voor

den schoot zwart lus-

tre ― knipt men naar

elk der fig. 17, 18,

19 en 20 twee ge-

deelten, waarbij men fig. 17 den schoot de noodige lengte

geeft, door langs elk der lijnen met een pijl geteekend

in dezelfde richting

voort te knippen. Ons

model is aan den rand van voren 55 d. lang. Nu zet men de beide gedeelten

van den rug van achteren

in het midden aan elkaar,

en voegt de overige ge-