Jurkje voor meisjes van
1―3 jaar.
Afb. No. 24. Knippatr., keerz. v. h. Supplement No. XII, Fig. 54―59.
Hoewel zelfs het toilet der kleinen
aan de wisseling der mode onderwor-
pen is, zoo blijft daarin toch steeds
een bekoordlijke eenvoudigheid heer-
schen, die ook zoowel in het fatsoen
als in het garnituur van het hierbo-
vengenoemde kleedje doorstraalt.
Het is vervaardigd van roze ca-
chemir, met mousseline ge-
voerd, en met een belegsel
van smal fluweelen lint ver-
sierd. Dit lint loopt als een
rand à la grecque rondom den onderrand
van het jurkje, verder om de mouwen, het stuk, de
schouders, de ceintuuren om de einden van den
strik die aan de linker-zijde op de taille is gezet.
De rok en de taille van ons model, te zamen 53 d. lang, zijn aaneen gesneden; om
echter het nauwsluitende lijfje te verkrijgen, zijn in de stof, van den bovenrand af,
tot op ongeveer 13 d. lengte, loodrechte over elkaar heen vollende plooien 1 d. breed
gelegd. Om dit kleedje na te maken ― men kan naar verkiezing een wit of gekleurd
wollen of een stof die gewasschen wordt nemen ― knipt men naar elk der fig. 54 en
55 een gedeelte aaneen. Van fig. 54 moet men het omslag van het knippatroon eerst
afzonderlijk overnemen en daarna aan het geheel hechten, en den omtrek met een
pijl geteekend laten doorloopen tot dat men de vereischte lengte heeft; verder
knipt men naar elk der fig. 56 tot 59 twee gedeelten; naar fig. 54 en 58 ook een
gedeelte van mousseline en naar de fig. 55, 56, 57 en 59 ook een gedeelte shir-
ting of eene andere voeringstof. Als de bovenstof op de voering is geregen, dan
naait men de beide afgeknipte randen van den romp van achteren in het mid-
den van ster tot aan den rand van onderen aan elkaar, legt in den laatsten en
ook in de split die van ster af
open blijft, een
zoom, en ver-
siert den romp met
het garnituur (men
vindt het bor-
duurpatroon op
fig. 55). Nu
wordt in den
romp naar aanwijzing op fig. 54 aan elke zijde onder het armsgat een plooi gelegd, door kruis 2 op punt 2 te
hechten. Men legt daarna eerst in het voorstuk 20 plooien, die van
elk armsgat tot naar
het midden zijn ge-
vouwen; de eerste
plooi heb-
ben wij op
fig. 54 door
kruis 1 en
punt I aan-
gegeven.
Op dezelfde
wijze legt men
in den rug 13 plooien,
en naait ze dan langs de gladde lijnen
die wij daarvoor op het knippatroon
hebben voorgeteekend tweemaal vast. Naar ons model berekend moet de helft van de taille alsdan
28 d. wijd zijn. Als men voor het jurkje een stof kiest die gewasschen moet worden, dan is het be-
ter het interimpelen. Wanneer op het stuk en op de schouders het garnituur is gelegd, dan zet men den
bovenrand van het jurkje, volgens de overeenstemmende letters op de knippatronen, tusschen de bovenstof en
de voering van het stuk, en naait er mede de schouderreepen aan. De mouw die aan den rand van onderen met
garnituur wordt voorzien, moet men aan de dwarszijden inrimpelen, en er daarna de lus (fig. 59), in de
rondte met fluweelen lint en met kleine zwarte knoopjes gegarneerd, volgens de overeenstemmende letters op-
hechten. Het armsgat wordt eerst met een ingeregen koordje voorzien en dan zet men er de mouw zoodanig
in, dat de lus op den dwarskant van het stuk van voren valt; de dwarskanten van het stuk van achteren krij-
gen twee knoopen en twee knoopslussens, maar aan den onderrand van de taille, daar waar de plooien zijn door-
genaaid, zet men haken en oogen. Voor de ceintuur neemt men een reep der bovenstof
53 d. lang en 5½ d. breed, legt er aan de binnenzijde stijf gaas en voering tegen en bo-
venop het garnituur, voorziet de einden met haken en oogen en naait de ceintuur zoo-
danig op de taille vast, dat zij aan de linkerzijde kan worden dichtgemaakt. Dit wordt met een strik bedekt dien men van een reep der stof, met garnituur belegd, 92 d.
lang en 9 d. breed vervaardigd.
Kleedje met eene hooge taille voor meisjes van 7―9 jaar.
Afb. No. 25. Knippatr., keerz. v. h. Supplem. No. VIII, Fig. 36―40.
ook het garnituur, gedeeltelijk op fig. 36 voorgeteekend op. Het borststuk fig. 39 wordt aan den bovenrand met
cotton silk geboord, in dwarsloo-
pende dichte rijen met veterband ge-
garneerd, en dan volgens de gelijk-
luidende letters in het voorstuk gezet. Men boort den onderrand van de
taille met cotton silk. De gedeel-ten van de mouw worden van Q tot
R, verder van S tot T aan elkaar ge-
naaid, van onderen tegen den rand
aan de binnenzijde legt men een
reep der bovenstof, ongeveer
6 d. breed, en bovenop het
garnituur, gedeeltelijk op
fig. 40 aangegeven. Nu
zet men de tot dus verre
voltooide mouw in het armsgat, dat eerst met
een ingeregen koordje
is voorzien en wel zóó, dat T op T van het
voorstuk valt, en bootst
de epaulette op de mouw
door twee rijen veter-
band en een rolletje cotton silk, dat in twee knoopen uitloopt er tusschen,
na. In den bovenrand van den vooraf vervaardigden rok legt men zes dubbele
stolpplooien, zet hem dan tusschen een boord en hiermede aan de taille, die eerst
met de ceintuur en met den strik wordt versierd. voor de eerste neemt men een
reep der stof 4 d. breed met stijf gaas en voering voorzien, voor den laatsten een
reep 72 d. lang en 11 d. breed, waarvan de einden puntig bijgeknipt, in de
rondte met cotton silk geboord en bovendien met drie rijen veterband ver-
sierd zijn.
Knoopwerk voor een rond koord.
Afbeelding No. 26 en 28.
Wij behoeven nauwlijks te
vermelden dat men gewoon
rond koord tot velerlei ver-
schillende doel-
einden kan ge-
bruiken, voor-
namelijk wan-
neer men dit met weinig
moeite eigenhandig, en wel dikker of
dunner en van allerlei soort van grond-
stoffen en kleuren vervaardigt. De hier-
bij behoorende afbeeldingen bieden daartoe de gelegenheid aan. Om dit
koord uit te voeren heeft
men geen andere
hulpmiddelen dan
de vingers noodig.
Met deze en met
twee einden
koord of garen
werkt men op
de volgen-de wijze: in
het eind van
een der bei-
de koorden
legt men een lus evenals voor een knoop, daarna vouwt men het einde van het
tweede koord tot een oog toe en steekt dit van onderen naar boven door de lus, zoo als de afb.
No. 26, het begint van het knoopwerk, het duidelijk voorstelt. Hierna neemt men het oog op den wijsvinger
van de linkerhand, vat de twee afhangende draden en ook den draad a van de lus tusschen den middelsten
vinger en den duim van dezelfde hand en haalt nu met de rechterhand den draad b aan, waardoor de lus wordt
toegetrokken. Daarna maakt men in het oog dat zich nog op den wijsvinger van de linkerhand bevindt, een
nieuwe lus door met den wijsvinger van de rechterhand van boven naar onderen door de lus b te steken en den
draad a er door te halen. Duim en middelste vinger van de linkerhand moeten intusschen onveranderd in de-
zelfde houding blijven; nu echter laat de linkerhand het koord los, om er zooals de afb. No. 28 dit aantoont,
de lus b meê toe te halen en weder even als vroeger met de rechter hand eene nieuwe lus door de lus a te vor-
men. Men moet vooral zorgen dat terwijl de eene hand de lus opneemt, de andere
hand op den wijsvinger die lus vast houdt, door welke men eene nieuwe lus haalt, en
ook tusschen den duim en den middelsten vinger het reeds geknoopte koord, tusschen den 4den en den pink eindelijk den draad, welke van de lus op den wijsvinger uitgaat.
Het spreekt van zelf, dat bij het toehalen van elke nieuwe lus de houding van de han-
den verandert. Met behulp der afbeeldingen en een weinig oplettendheid bij het lezen
der beschrijving, zal men spoedig in staat zijn, dit nuttige handwerkje bijna spelend
uit te voeren. Op deze wijze kan men zeer gemakkelijk en met weinig onkosten het
dikke koord dat van onderen aan de kleedjes en mantels wordt gezet, vervaardigen,
en dit knoopwerk van wit innaaikoord of dun touw samengesteld, zal aan practische
huisvrouwen dikwijls te pas kunnen komen.
Russisch jasje voor knapen van 5―7 jaar.
Afb. No. 29 en 30. Knippatr., voorz. v. h. Supplem. No. IV, Fig. 17―21.
[17 Februari 1866. 4e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 49
No. 27. Knoopwerk voor een rond koord.
Tweede gedeelte bij de bewerking.
No. 26. Knoopwerk voor een
rond koord. Eerste gedeelte
bij de bewerking.
Dit model bestaat uit grijs popeline, het garnituur uit smal zwart veterband en
paars cotton silk; het eerste omgeeft ongeveer 9 d. boven den onderrand den rok,
die met mousseline gevoerd, 46 d. lang en 290 d. wijd is, in acht boven elkaar loo-
pende rijen, waarvan elke vier door een smal rolletje cotton silk van elkaar zijn
gescheiden; aan de rechter zijde van den rok eindigt deze reep in een knoop met de-
zelfde stof overtrokken; elke twee rijen van het
veterband loopen aldaar, zoo als de afb. dit
aangeeft, in een punt te zamen. De hooge
taille op dezelfde wijze gegarneerd, ver-
krijgt iets bijzonder sierlijks, door het
borststuk dat er in is gezet en verder
door een strik van dezelfde stof van
het kleedje, dien men er aan de rech-
ter zijde ophecht. Uit de gekozen bo-venstof, en ook van shirting voor
voering, knipt men naar elk der
fig. 36 en 38 van het hierbij be-
hoorende knippatr. twee gedeel
ten, naar fig. 39 een stuk aaneen
langs de dunne lijn die het mid
den aangeeft; eindelijk naar fig.
40 voor elke mouw twee gedeel
ten, het onderste echter langs
de voorgeteekende afwijkende
lijnen. Den achterrand van den
rug voorziet men op de bekende
wijze met haken, lussen en ba
lein, naait in elk voorstuk de
borstplooien van punt aan punt
tot ster, en zet daarna den rug, de zijpanden en voorstukken
volgens de overeenstemmende
letters op de knippatronen aan elkaar. Hierna boort men den
voorkant van de voorstukken en
het uitsnijdsel van den hals met
een ingeregen koordje en legt er
No. 22. Jurkje voor knaapjes van 1―3 jaar.
Knippatr., voorz. v. h. Supplem. No. V, Fig. 22―25.
No. 25. Kleedje met een hooge taille voor meisjes
van 7―9 jaar.
Knippatr., keerz. v. h. Suppl. No. VIII, Fig. 36―40.
No. 29. Russisch jasje voor knapen van 5―7 jaar.
Voorzijde.
Knippatr., voorz. v. h. Suppl. No. IV, Fig. 17―21.
No. 30. Russisch jasje voor knapen van 5―7 jaar.
Achterzijde.
No. 31. Gehaakte pelerine met capuchon
voor dames.
No. 24. Jurkje voor meisjes van 1―3 jaar.
Knippatr., keerz. v. h. Suppl. No. XII, Fig. 54―59.
No. 23. Jaquetje voor knaapjes van
1―3 jaar. Knippatr., voorz. v. h.
Supplem. No. V, Fig. 26―28.
No. 28. Knoopwerk voor een rond koord.
Derde gedeelte bij de bewerking.
De beide afbeeldingen No. 29 en 30 geven
een jasje te zien, dat gedurende den winter
aan kleine knaapjes voortreffelijk dien-
sten kan bewijzen. Ons model is van
zwarte tricot stof vervaardigd, met
een rand bont en met koord gegar-
neerd, en van voren met knoopen en
knoopslussen dicht gemaakt. Men
kan ook laken en naar verkiezing
verschillende soorten van bont,
ook nagebootst astrakan
voor het garnituur nemen.
Van bovenstof en voering ―
voor de taille katoen, voor
den schoot zwart lus-
tre ― knipt men naar
elk der fig. 17, 18,
19 en 20 twee ge-
deelten, waarbij men fig. 17 den schoot de noodige lengte
geeft, door langs elk der lijnen met een pijl geteekend
in dezelfde richting
voort te knippen. Ons
model is aan den rand van voren 55 d. lang. Nu zet men de beide gedeelten
van den rug van achteren
in het midden aan elkaar,
en voegt de overige ge-