De Gracieuse 17 February 1865 | Page 4

Gehaakt kleedje voor een broodbord

of theeblad.

Afbeelding No. 16 en 17. Wit haakgaren

(Hausschildtsches garen) No. 40 en 80,

eene fijne haaknaald, kralen in 4

nuancen, bruin of groen.

Het deel van dit kleedje dat men zoowel vierkant als lang-

werpig vervaardigen kant, is zoo

algemeen als praktisch en

sierlijk bekend, dat

wij zonder eenige uit-weiding hieromtrent tot de beschrijving van

het patroon zullen over-gaan. Men begint met het geruite patroon van den fond, en zet met het grove haak-garen de grootte van

het bord of blad dat

er mede bedekte moet worden, op. Het wordt in de lengte gehaakt, doch niet heen en we-

der, maar gedurig van dezelfde

zijde af, begonnen.

1ste toer. 6 v. st., * 2 ket-

tingst. waarmede men 2 steken van het opzetsel overslaat, 9 v.

st., in elken steek van den vorigen toer

1 steek. Van * af wordt voortdurend her-haald, waarna men aan het einde van den toer even als aan het begin 6 v. haakt.

2de toer. In dezen als ook in alle volgende toeren

van dit geruite patroon steekt men door den ge-

heelen steek: 5 kettingst.; dan * 2 kettingst., 1

v. st. in de eerste opening van den vorigen toer; 2

kettingst., 7 v. st. in de 7 middelste van de vol-

gende 9 kettingsteken van den vorigen toer, zoodat aan beide

zijden 1 steek onbewerkt blijft. Van * af wordt herhaald.

De duidelijkheid van onze afbeelding bespaart ons eene verdere

beschrijving, daar deze beide eerste toeren van zelf de voortzetting van het patroon aanwijzen. Nadat de fond zijne vereischte grootte

verkregen heeft, omhaakt men hem met een toer vaste steken,

en werkt dan rondom, doch in afgesloten toeren den breeden rand, waarbij

men echter aan de hoeken eenige steken meerdert, opdat zij niet trekken,

maar vlak en puntig worden. Daarna haakt men in den toer vaste steken,

1 toer met 1 st. en 1 kettingst., waarbij men 1 steek van den vorigen toer

overslaat en steeds in den geheelen steek steekt. Dan volgt met fijn garen en

gedurig in de achterste lus van den steek van den vorigen toer stekende,

een toer kruisstokjes, zooals wij bij den gehaakten wijnkoeler beschreven

hebben. Vervolgens werkt men weder met het grove garen een open stokjes-

toer, dan met het fijne garen 14 toeren vaste ste-

ken, terwijl men slechts in den eersten toer in de achterste lus en in het vervolg weder door den

geheelen steek van den vo-rigen toer steekt. Nu volgen weder de 3 eerste toeren van den rand, namelijk de beide open stokjestoeren met den kruisstokjestoer er tusschen;

vervolgens haakt men de open

kant geheel met het fijne ga-

ren. Voor het beginnen van

de kant haakt men 1 toer vaste steken, in elken steek van den vorigen toer 1 steek

waarbij men in de achter-ste lus van den steek steekt;

daarna voortdurend ketting-

steekbogen, als volgt: 1ste toer. 1 vaste steek in den volgenden

steek van den vorigen toer, * 5 kettingst., 1

v. st. in den tweeden daarop volgenden steek, zoo-

dat men met den kettingsteekboog 1 steek van den vorigen toer heeft overgeslagen. Van * af wordt

herhaald. In het vervolg haakt men den vasten steek van den

kettingsteekboog, gedurig in den kettingsteekboog van den vorigen toer; de

2de toer evenzoo met 5 kettingsteken voor elken boog; dan 2

toeren met 6 kettingsteken; 2 toeren met 7 kettingsteken, 2

toeren met 8 en eindelijk 2 toeren met 9 kettingsteken voor

elken boog.

De bladerenrand wordt na voltooijing van het kleedje op den

vasten rand met kralen opgenaaid, telkens 1 kraal op

een steek van het haakwerk, zooals de afbeelding aan-

toont. Afbeelding No. 17 geeft het patroon van den

rand, dat zoowel in eene bruine als groene schakering

kan genomen worden; de voortzetting van het patroon

zal met behulp van de, in oorspronkelijke grootte gege-

ven afbeelding, geen zwarigheid opleveren.

Corset-lijfje.

Afbeelding No. 18. Knippatroon, keerzijde van het

Supplement No. II, Fig. 5—9.

Ten einde onze lezeressen op de hoogte te houden van de veranderingen welke er op het gebied der corsetten

plaats grijpen — de mode beijvert zich steeds om die

tot een graad van volkomenheid te brengen — geven wij hiernevens twee zeer gezocht modellen. De vorm den deze

corsetten is zeer geschikt om aan het ligchaam eene elegante en gracieuse houding te verleenen. Het corset-lijfje of korte

corset dat wij onder afb. No. 18 te zien geven, is vervaar-

digd uit grijs drillich, met carmozijn-rood zijden lint ge-

boord, en geheel en al met zijde van dezelfde kleur ge-

naaid. Als men het corset van drillich of van engelsch

leder neemt, dan heeft men geen voering noodig. Men knipt

volgens de hierboven aangeduide patronen naar fig. 5—9

van elk twee stukken; men moet voor elken naad op een

zeer breeden inslag rekenen, daar de gedeelten overal ta-

melijk ver over elkaar heen gelegd en zoo op elkander

worden genaaid, en wel op de regte zijde met stiksteken,

36 DE GRACIEUSE. [17 Februarij 1865. 3e Jaargang.]

terwijl de inslagen aan den verkeerden kant van

het corset er met digte zoomsteken op worden vast-

genaaid. Tusschen deze twee naden in, moet

genoeg ruimte zijn om er op de plaat-

sen op het knippatroon aangegeven een baleintje tusschen te kunnen schuiven. Zijn er buitendien nog baleinen noodig, dan

moet men een eind linnen band zoo breed

als door twee gestipte lijnen op het patroon is aangegeven, te-

gen het corset leggen; dit heeft eveneens plaats aan de voorizjde

waar zich de veêr be-vindt. Al deze einden band, die er aan de verkeerde zijde van

het corset te-gen liggen

worden er aan de reg-te zijde op vast gestikt.

Wanneer men naauw-keurig op de letters op het knippatroon

acht geeft, dan zal

het aan elkaar zetten der verschillende dee-

len geen bezwaar op-

leveren. De geeren

worden steeds onder het cor-

set gelegd, aan de punt vier-

kant of hoekig afgeknipt en dan

zonder omslag met een digten

kruisnaad aan de verkeerde zijde

van het corset vastgehecht, terwijl men

dit laatste op de regte zijde vlak in de

punt van het insnijdsel, ook zonder om-

slag met festonneersteken op de geer be-

vestigt. In het voorstuk naait men met stiksteken de

van P af, met een dunne gladde lijn voorgeteekende

vouw tot onder aan den rand, in. De baleinen die er

zijn ingestoken, worden met lange steken, welke

kruiselings over elkaar komen met roode zijde vast-

gehecht, zoo als dit almede op de knippatronen is aangegeven.

De vetergaten worden in de beide gedeelten van den rug gemaakt

volgens fig. 9; zij moeten regt tegenover elkaar komen, en de

twee veters elk 200 duim lang, worden op de navolgende wijze

vastgehecht en er door heen gestoken: in het midden van elk ge-

deelte van den rug steekt men een veter op de regte zijde door

de twee middelsten der vier gaatjes welke zich digt naast elkaar bevinden en

wel zoo dat de einden naar binnen hangen en iedere veter die er aldus is

doorgestoken, bovenop eene lange lus vormt. De bovenste einden van de

twee veters steekt men nu naar boven, kruiselings over elkaar door de

gaatjes en de twee onderste naar onderen toe; op deze wijze worden de twee

gedeelten van den rug aan elkaar verbonden en nu naait men de einden van

de veters van boven en van onderen aan den rand van het corset vast op de

plaats welke wij op het

knippatroon door een klein streepje hebben aan-geduid. Als men nu het corset aandoet, dan moet

men eerst de veêr digt maken, vervolgens de

twee loshangende lussen naar verkiezing stijf of los aanhalen en vaststrik=

ken; eene zeer eenvoudige

handeling om het corset min of meer sluitend te doen zijn.

Lang corset.

Afbeelding No. 19. Knippa-

troon, keerzijde van het

Supplement No. III,

Fig. 10—16.

De snede van dit lange

corset is niet minder goed

en doelmatig als van het

korte, waarvan wij hierboven de beschrijving gaven; wij kunnen het voor eenigzins gedrongene figuren ten sterkste aanbevelen. Ons model uit wit drillich vervaardigd, heeft van boven om den rand een

smal kantje, waar zich aan

de voorzijde nog een tusschen-zetsel aansluit, met een ge-

kleurd lintje er onder. Een strik van het

zelfde lint, dient om van boven aan de voorzijde, het aan

elkaar sluiten van het corset te bedekken.

Het vervaardigen van dit corset geschiedt volmaakt

op dezelfde wijze als die welke wie voor het corsetlijfje hebben opgegeven, zoodat wij eene nadere verklaring overbodig achten. In tegenstelling van het korte corset,

heeft het hier besprokene in plaats van ééne, twee

borstgeeren en ook nog eene heupgeer, de vouw in het

voorstuk moet er naauwkeurig naar den voorgeteekenden

vorm en in dezelfde rigting met stiksteken in worden

genaaid. In den rug, fig. 14, moet men langs de dub-

bele lijn een insnijding maken en er de heupgeer, fig. 15,

inzetten. Het corset wordt van boven en van onderen

met linnen band geboord. De baleinen zijn op ons model

met witte zijde met lange steken kruiselings over elkaar

liggende, even als in het corset-lijfje vastgehecht.

Op de voorzijde van het Supplement vinden onze abon-neés No. 27 en 28 het patroon voor een zeer lief kinder-

mutsje in Fransch botduurwerk. van de pas geven wij

slechts een klein gedeelte, zij oet 35 duim lang, in het

midden 20 en aan de einden 12 duim breed zijn, en aan

den voorkant, waarvan het eerste randje 2 duim verwij-

derd is regt loopen. De rondgeknipte buitenrand, wordt

met een rolzoompje ingerimpeld, gelijkmatig verdeeld, en

zoo over ’s hands aan den bodem genaaid. Het mutsje

krijgt in de rondte een ruche of twee smalle strookjes.

De rand van het kraagje No. 15 moet men gestonneren en met hoog opliggende moesjes borduren; de figuur in den

hoek in den vorm van een vlieg man met den platten

steek of ook in den point russe worden uitgevoerd.

No. 20. Flesschen-bakje. Kralenmozaïk. Oorspronkelijke grootte.

No. 18. Corset-lijfje. Knippatroon, keerzijde van

het Supplement No. II, Fig. 5—9.

No. 19. Lang corset. Knippatroon, keerzijde van

het Supplement No. III, Fig. 10—16.

No. 16. Gedeelte van een gehaakt kleedje onder

eene broodschotel of onder een theeblad.

Verklaring der teekens: eerste (donkerste),

tweede, derde, vierde (lichtste) kleur

bruin of groen.

No. 17. Patroon voor een kralenrandje, voor het

gehaakte kleedje onder eene broodschotel

of een theeblad.