De Gracieuse 17 December 1866 | Page 4

bovengedeelte uitgevoerd. Den verdeelt men ook hierbij de steken voor de split, werkt heen en weder 16 toeren en kant dan af. De zool

wordt met vaste steken, geduring door den geheelen steek stekende, met de zwarte wol gehaakt. Men neemt hiervoor een van papier ge-knipt patroon van overeenkomende grootte; het fatsoen van de zool moet men door meerderen en minderen verkrijgen. De voering en het buitengedeelte van de pantoffel wordt aan den onderrand met de zool over den kant aan elkander genaaid, beide gedeelten naait men ook aan den bovenrand te zamen en garneert de pantoffel aldaar met den reeds vermelden rand van nagebootst bont. Deze rand wordt met een toer v. st. van zwarte wol over een franjehoutje van 2 ½ d. breedte gehaakt, in eene drievoudige laag op elkander en aan den bovenrand van de pantoffel genaaid. Vervolgens worden de lussen doorgesneden. Het bovengedeelte van de pantoffel wordt daarna tot aan het begin van de split naar de rechte zijde als een revers omgeslagen.

Kaper voor jonge dames.

Afbeelding No. 14. Knippatr., keerz. van het Supplem. No. IX,

Fig. 42 en 43.

Dit model, afb. No. 14, kan niet slechts als kaper, maar ook als pelerine goede diensten bewijzen, in het laatste geval wordt de bodem van de kaper echter op de pelerine omgelegd, en evenals een capu-chon op de verkeerde zijde van den fond vastgeknoopt. Het model bestaat uit wit cachemir en eene dun gewatteerde rood lustrine voe-ring. Het garnituur wordt gevormd door twee rijen zwarte kralen en dik zwart zijden koord met kwasten versierd, dat van achteren in

het midden van de pelerine in eenige lussen met lange einden is ge-schikt, terwijl de kaper er aan de voorzijde mede wordt dichtgemaakt. Bij het verwaardigen van dit model knipt men naar elk der fig. 42

en 43 een gedeelte aaneen van bovenstof, voering en watten. Daarna rijgt men de bovenstof op de voering, naait de schouderplooien in

de pelerine, legt eenige plooien in den bodem van de kaper door elk kruis op punt te hechten, en zet hem daarna volgens de overeen-stemmende cijfers aan de pelerine. De inslagen van de naden worden met een smal reepje der bovenstof geboord. In den voorkant van den bodem legt men ook eenige plooien door kruis op punt te hechten, boort de kaper in de rondte met een ingeregen koordje en legt er

het kralen garnituur op, verder van achteren in het midden, een

eind koord 170 d. lang in lussen geschikt. Met een soortgelijk koord

220 d. lang wordt de verbindingsnaad van den bodem met de pele-rine bedekt, het hangt met twee einden van gelijke lengte aan de voorste hoeken van de pelerine af.

Berthe van blond en blauw satijn.

Afbeelding No. 15. Knippatr., keerz. van het Supplem. No. XII,

Fig. 56 en 57.

Deze berthe zou uitnemend goed een lief, luchtig baltoiletje kun-nen voltooien. Het model bestaat uit blauw satijn, zijden tulle, blonde 7 d. breed en afzonderlijke figuren van zijden tulle vervaardigd. Bij het namaken van deze berthe knipt men uit witte stijve tulle naar

fig. 57 een gedeelte aaneen, naar fig. 56 twee stukken en zet ze

van 42 tot 43 aan elkaar. Men bedekt de beide voorstukken met

witte blonde, waarin men diepe plooien, naar boven gericht, legt.

De rug wordt ook, van den onderrand af tot aan de gladde lijn op

fig. 57 met een dof van witte blonde bekleed; daarna garneert men ditzelfde gedeelte van onderen en langs de zijranden met een dubbelen schuinen reep, namelijk aan de eene lange zijde omgevouwen. Deze reep wordt slechts aan de bovenste lange zijde op de tulle vastge-

naaid, hij is op de schouders 5 ½ d. breed, maar neemt naar onderen aan den rug tot op 2 d. af. Eene blonde 7 d. breed, wordt met den rechten langen rand om den hals van den rug genaaid, en de ge-schelpte rand op den satijnen reep vastgehecht, waarna de bovenzijde

van den rug met een reepje satijn 1 ½ d. br. Wordt geboord.

Om den buitenrand van de berthe, behalve om het uitsnijdsel van den hals en den voorrand zet men eene een weinig inge-rimpelde blonde 7 d. breed, overigens eene soortgelijke 2 d. breed; daarna versiert men de voorstukken volgens de afb.

met 3 lussen van reepen satijn 3 d. breed, die er in eene

schuine richting op worden gelegd, en elk met een twee bladvor-mige figuren van blonde gegarneerd zijn. Een soortgelijke lus bedekt de dog in de dwarste van achteren in het midden van den rug. Eindelijk knipt men de stijve tulle onder de boven-

ste blonde aan den rug van de berthe weg.

met een rolzoompje ingerimpeld, wordt op de taille genaaid daar waar de zijpanden aan den rug en aan de voorstukken sluiten; het schuin bijgeknipte eind van het strookje is voor het ondereinde van de taille bestemd. De mouwen worden volgens aanwijzing op de knip-patronen uit neteldoeksche doffen en tusschenzetsel vervaardigd. De onderrand en het uitsnijdsel van den hals worden geboord met een neteldoeksch reepje ½ d. breed, en de bovenvermelde neteldoeksche dof; het aanzetten moet juist op den naad van het boordsel vallen

en dan met een kant bedekt worden. De reep neteldoek voor zulk

een dof bestemd moet de helft langer genomen worden als de lengte voor de dof vereischt. Daarna worden de mouwen volgens de overeen-stemmende cijfers en met een ingeregen koordje er tusschen in het armsgat gezet. Den onderrand van de taille naait men tusschen de dubbele stof van een boord, en voorziet het laatste met de noodige knoopen en knoopsgaten.

Laag uitgesneden ruime taille van neteldoek

en guipure.

Afb. No. 17. Knippatr., keerz. van het Supplem. No. X, Fig. 4449.

Voor soirées enz. Kan men bij een overigens minder gekleed toilet ook laag uitgesneden kleedjes nemen. De taille afb. No. 17 is zeer gracieus uit fijn neteldoek, guipure en entre-deux 2 ½ d. breed, gui-pure kant 1 ½ d. breed, en blauw fluweelen lint 2 d. breed samen-gesteld en wordt naar verkiezing op een witten of een lichtkleurigen rok gedragen. Bij het vervaardigen van de taille knipt men uit ne-teldoek naar elk der fig. 44, 47 en 49 twee gedeelten, maar re-

kent bij fig. 44, de voorstukken, op een omslag 3 d. breed voor

den zoom aan den voorkant, die aan het rechter met eenige kleine knoopslussen, aan het linker met de noodige knoopen wordt voor-zien. Verder moet men naar elk der fig. 45, 46 en 48 een ge-

deelte knippen langs de dunne lijn in het midden aaneen, fig. 48

echter slechts tot op de voorgeteekende gladde lijn van dubbele stof. Als men in de beide voorstukken de borstplooien, elk van punt aan punt tot ster, en van kruis aan kruis tot het dubbele punt heeft

genaaid, dan knipt men aan de binnenzijde de stof van de plooien

tot op ⅓ d. achter den naad weg en naait de stof aldaar evenals

een rolzoompje om. Nu verbindt men den rug met de voor-

stukken van 18 tot 19 en van 20 tot 21 met een dubbelen

naad, legt volgens aanwijzing op fig. 46 opnaaisels in een lap ne-teldoek en hecht, mede volgens aanwijzing op het knippatroon, dit gedeelte neteldoek en daarna het entre-deux op de taille, in het

entre-deux legt men om de punten te vormen telkens een plooi.

De grondstof van de taille wordt van den onderrand van het entre-deux af weggeknipt, dit laatste wordt daarna nauwkeurig zoowel

met de grondstof als met het geplooide neteldoek verbonden. Nadat men aan den onderrand van het entre-deux een glad kantje heeft gezet, boort men den bovenrand van de taille met een reepje netel-doek 2 d. breed, en bedekt dit met een fluweelen lint, dat aan elk

der lange zijden met een kantje, glad en omhoogstaande er op ge-naaid, gegarneerd is. De onderrand van de taille wordt, volgens de overeenstemmende cijfers tusschen de dubbele stof van een boord, met knoopen en knoopslussen voorzien, gezet, waarop men eveneens volgens de overeenstemmende cijfers de ceintuur naait. De laatste wordt echter vooraf met het entre-deux op fig. 49 voorgeteekend

en dit weder met kant afgesloten; het aanzetten van de ceintuur aan den rechten rand van onderen bedekt men met een fluweelen lint volgens de afb. met kant versierd. De mouw, fig. 49, wordt hierop

met een dof bedekt, waarvoor men een ingerimpelden reep neteldoek 45 d. lang, in het midden 11, aan de einden 5 d. breed, noodig

heeft. Dan naait men er zooals wij dit hebben voorgeteekend, het entre-deux op, knipt de stof er onder weg, zet de dwarszijden

van de mouw van 28 tot 29 aan elkaar, en naait er van onderen

een boordje van dubbele stof 2 d. breed op, dat volgens de afbeelding met fluweelen lint en kant gegarneerd is. De vouw waardoor elke punt van het entre-deux op

de taille wordt gevormd, moet er in eene volkomen loodrechte richting in gelegd, de stof aan elkaar genaaid en aan de verkeerde zijde afgeknipt worden. De mouw wordt in het armsgat gevoegd, zóó dat 28 op 28 van

het voorstuk valt. Eindelijk versiert men de taille aan

den bovenrand, verder elk der mouwen met een strik

van fluweelen lint.

Laag uitgesneden ruime taille van netel-

doeksche doffen en guipure.

Afb. No. 16. Knippatr., keerz. van het Supplem. No. XI,

Fig. 5055.

Deze sierlijke taille is uit neteldoek, guipure tusschenzetsel 2 d. breed en guipure kant 1 d. br. Vervaardigd. Een neteldoek-

sche dof 3 d. br., waardoor een eind taffen lint van de noodige breedte is

gestoken, loopt om het uitsnijdsel van den hals en onder om de mouwen heen. Bij het vervaardigen van de taille knipt men uit neteldoek naar elk der fig. 5052 en 55 twee gedeelten,

naar elk der fig. 53 en 54 een gedeelte langs het midden aan-

een. De fig. 50 en 53 worden eerst op den schouder aan el-

kaar gezet. Dan legt men er de neteldoeksche doffen 4 d. breed benevens het hierboven vermelde tusschenzetsel volgens aanwijzing op de knippatronen op. Nu worden de voorkanten van de voor-stukken geboord met een dubbelen rechten reep neteldoek 2 d. breed, waarna men het rechter voorstuk met knoopsgaten, het linker met de noodige knoopen voorziet. Het boordsel aan den voorkant van het rechter voorstuk wordt bedekt met een reep tusschenzetsel, aan de beide lange zijden met kant versierd. Hierna zet men den rug, de zijpanden en de voorstukken vol-gens de overeenstemmende cijfers aan elkaar. Een recht strookje 2 d. breed, aan het eene einde schuin bijgeknipt, aan de eene lange zijde met kant afgesloten, en aan de andere lange zijde

4 DE GRACIEUSE. [17 December 1866. 5e Jaargang.]

No. 14. Kaper voor jonge dames.

Knippatr., keerz. v. h. Supplem. No. IX, Fig. 42 en 43.

No. 16. Laag uitgesneden taille van neteldoeksche doffen en guipure.

Knippatr., keerz. van het Supplem. No. XI, Fig. 5055.

No. 17. Laag uitgesneden ruime taille van neteldoek en guipure.

Knippatr. keerz. van het Supplem. No. X, Fig. 44-49.

No. 15. Berthe van blonde en blauw satijn.

Knippatr., keerz. van het Supplem. No. XII, Fig. 56 en 57.