zool, van elk een stuk, verder naar Fig. 41 uit bovenstof twee gedeelten, waarvan
het eene als voering dient en uit neteldoek om er in te leggen een gedeelte, de
drie laatsten langs de dunne lijn in het midden aaneen. Als de beide helften van het
laarsje, en ook de voering van 21 tot 22 en van 23 tot 24 aan elkaar zijn gezet,
waarbij de inslagen natuurlijk binnen in tusschen de twee gedeelten van de stof
moeten liggen, dan worden van de bovenstof en de voering de randen van de
split van 24 tot aan den bovenkant tegen elkaar genaaid. Hierna moet de zool
volgens de overeenstemmende cijfers in het laarsje gezet, en de voering van het
laarsje tegen die van den zool worden genaaid. Nu worden de gedeelten van
de revers aan den buitenrand met elkaar verbonden, volgens de afbeelding
met den bovengenoemden kruisnaad gegarneerd en daarna aan den boven-
rand tusschen de dubbele stof van het laarsje gezet. De naad van voren
op het laarsje wordt met een dubbelen kruisnaad bedekt, die aan beide zijden van de split voortloopt. Het laarsje wordt volgens de afbeelding
met knoopen en knoopslussen dichtgemaakt.
Tapisserie-patroon voor een lambrequin.
Afb. No. 26. Gaas, wol in de kleuren bij de verklaring der teekens
aangegeven.
Dit lambrequin maakt zulk een buitengemeen fraai effect, dat het de
moeite aan de uitvoering besteed, rijkelijk beloont. Het kan als garnituur
voor vensterbankkussens, étagères, bloementafels enz. gebruikt worden. De
verklaring der teekens geeft de kleur voor de wol aan, hoewel man zich naar
goedvinden wel eenige afwijking veroorloven mag.
Geborduurde rand, als garnituur voor kleedjes, rok-
ken, enz.
Afbeelding No. 27.
Dit gracieuse patroon verschaft aan onze lezeressen de gelegenheid,
kleedjes, rokken, de kindergarderobe, tafelkleeden enz. met een garnituur
te voorzien, dat gemakkelijk kan worden uitgevoerd en toch een fraai
effect maakt. Aan ons model op bruin reps gewerkt, zijn de arabesken
met zwart zijden soutache uitgevoerd, en de punten in de palmen door zwarte kralen weergegeven, de kleur voor de stof en voor het soutache
wordt echter aan den persoonlijken smaak overgelaten.
Twee kragen voor kinderen van 4―6 jaar.
Afb. No. 28 en 29. Knippatr. keerzijde van het Supplem. No. XIV en
XV, Fig. 45 en 46.
Het zeer eigenaardige van deze beide kragen, bestaat in het on-
gemeene fatsoen waardoor zij van achteren worden dichtgemaakt.
De kraag afb. No. 28, waarvoor Fig. 45 de helft van het knip-
patroon geeft, is vervaardigd uit wit piqué, aan den buitenrand
en aan het uitsnijdsel van den hals gefestonneerd en volgens aan-
wijzing op het knippatroon met borduurwerk versierd. De kraag
wordt met knoopen en knoopsgaten dichtgemaakt.
Afbeelding No. 29 geeft een kraag te zien, uit effen neteldoek, ge-
borduurd tusschenzetsel, schuine reepen van de eerstgenoemde stof en
uit valencienne tusschenzetsel en kant samengesteld. Fig. 46 geeft het
knippatroon voor den kraag en tevens de wijze waarop hij is vervaar-
digd. Men knipt naar Fig. 46 twee gedeelten neteldoek en hecht er zoo-
als dit is voorgeteekend een kanten tusschenzetsel ongeveer 2 d. breed op.
Het is aan den boven-
rand even als het netel-
doeksche tusschenzetsel dat
den kraag volgens aanwijzing
op Fig. 46 doorsnijdt, aan beide zijden door opgestikte
schuine reepen ingesloten. On-
der het entre-deux wordt
de stof weggeknipt. Het gar-
nituur wordt voltooid door
twee schuine reepen, waarvan de onderste te-vens het aanzetten van de kant 1½ d. breed die een weinig ingerimpeld
om den kraag is gezet, be-dekt, de bovenste loopt
echter om het uitsnijdsel van den hals heen, en verbindt te-vens de dwarszijden van den kraag, die aan de voorzijde een
weinig over elkaar liggen.
Ten einde hem te kunnen dicht maken worden er knoopen en knoopslussen aangezet.
Keukenschort.
Afb. No. 30. Knippatr. keerz. van het Supplem. No. XII, Fig. 43.
Dit keukenschort met afb. No. 30 voorgesteld heeft een bevalligen en toch doelmatigen vorm, en is daarbij eenvoudig samengesteld. Wij kunnen dit model bijzonder aanbevelen, omdat het lijfje niet met spelden behoeft vastgestoken te worden, dat bij keukenschorten een wel wat gevaarlijk middel is, maar door het zeer eigenaardige fatsoen met linnen banden, die van den schouder uitgaan, om de figuur wordt vastgemaakt. De buitenrand van het schort waaraan tevens het
lijfje wordt geknipt, moet met de een of andere kleur van katoen, het doelmatigste is echter wit,
gefestonneerd worden. Bij het vervaardigen van ons model knipt men uit shirting, diemet of linnen naar Fig. 43
een gedeelte langs de dunne lijn in het midden aaneen;
men moet echter in de richting door de pijlen aangegeven met knippen voortgaan, tot dat men de noodige lengte
heeft. Als men de buitenranden van het schort heeft gefeston-
neerd dan legt men aan beide zijden van het lijfje plooien, in de stof, door elk kruis op het punt met dezelfde letter geteekend te hechten. Aan de beide bovenste dwarszijden van het lijfje (den schouder) naait men alsdan twee witte linnen banden elk 105 d. lang en 4 d. breed, die kruis-
gewijze naar voren worden geleid en daar vastgestrikt; zij hangen op de afbeelding aan beide zijden van het schort
af, om te doen zien, op welke wijze dit laatste aan het
lijfje verbonden is.
Het copiëer-machinetje.
Het copieer-machinetje, (op het Supplem. afgebeeld) dient om de knippatronen gemakkelijker van het blad te kunnen overnemen; het gelijkt volkomen op de wieltjes die men
in de keuken gebruikt hoewel de puntjes fijner moeten zijn en is in de meeste messen en ijzerwinkels à ƒ 1.50 te ver-
kijgen. Indien ze niet voorhanden mochten zijn, dan kan
men ze gemakkelijk naar het hierbij gevoegde model laten ver-
vaardigen. Het handvatsel is uit hout gedraaid, het overige gedeelte waarin het beweegbare wieltje is gevat, bestaat
uit metaal. Bij het gebruik legt men een blad papier dat
de noodige grootte heeft onder het patroon, steekt dit vast, ten einde het niet te doen verschuiven, en gaat nu met het copieermachinetje zacht drukkende, langs de omtrek-
ken van het patroon, zoodat dit door kleine puntjes op
het papier is weergegeven. Het papier wordt natuurlijk
langs deze gepunte lijnen weggeknipt.
Eerst worden in de voorstukken de borstplooien genaaid, daarna legt men in den achter-rand van elk gedeelte van den rug een zoom, voorziet het rechter gedeelte van den rug met haken, het linker met de noodige gefestonneerde lussen en zet de Fig. 14, 15 en 16 vol-
gens de overeenstemmende cijfers aan elkaar. Voor elke mouw moet men uit wit piqué een
gedeelte knippen, echter slechts tot aan de gepunte lijn aldaar aangegeven, die natuurlijk
bij het knippen op de aangegeven wijze moet worden voortgezet. Dit zelfde moet men
ook bij de andere knippatronen op dezelfde wijze geteekend, in acht nemen. Van de
gepunte lijn af tot aan den omtrek van het knippatroon wordt elk gedeelte door het
garnituur aangevuld. Nadat dit ook op de mouw is toegepast, wordt de geschelpte
buitenrand van de beide gedeelten met veterband en soutache gegarneerd, dan
naait men de mouw van 33 tot 34 aan elkaar en zet haar met 33 op 33 van het
voorstuk in het armsgat. Voor het garnituur in den vorm van eene berthe aan
het uitsnijdsel van de taille, knipt men uit geel piqué, dat hier in de geheele
breedte over de bovenstof ligt, naar Fig. 18 een gedeelte langs de dunne lijn in het midden aaneen, naar Fig. 19 twee gedeelten, en ook naar deze knippa-
tronen dezelfde gedeelten, op de wijze hierboven aangegeven, van wit piqué. De gedeelten die bijeen behooren, worden dan op den schouder van 35 tot 36 aan elkaar gezet, de geschelpte rand in de rondte gegarneerd, en zóó dat
37 en 38 op dezelfde cijfers vallen, om het uitsnijdsel van de taille gehecht, waarna de drie lagen der stof op elkaar, met een schuin reepje wit piqué wor-
den geboord. De onderrand van de taille wordt aan den rok gezet, de naad door
een ceintuur van wit piqué bedekt, aan de beide buitenzijden op dezelfde wijze als
de zakjes gegarneerd. Voor den paletot knipt men naar Fig. 21 twee gedeelten,
naar Fig. 22 een gedeelte langs de dunne lijn in het midden aaneen, voor elke
mouw twee gedeelten, waarbij men echter op de afwijkende lijnen voor de onderste
helft moet letten. Fig. 21 en 22 worden van 39 tot 40 en van 41 tot 42 aan elkaar
gezet, de geschelpte randen van den paletot gegarneerd, en het uitsnijdsel van
den hals met een ingeregen koordje geboord. Op elk voorstuk wordt eene patte
voor het zakje gezet, naar Fig. 24 uit wit en geel piqué geknipt, men garneert het en zet het dan met 43 en 44 met de eensluidende cijfers op het voorstuk. Bij het inzetten van de mouw die eerst van 45 tot 46 en van 47 tot 48 aan elk-
ander wordt genaaid, en met garnituur versierd, moet 48 op 48 van het voor-
stuk sluiten.
Thermometer-drager.
Afb. No. 22. Knip- en borduurpatroon keerz. van het Supplem. No. XVI,
Fig. 47. Blauwe, lichtgele taf, lichtgrijs laken, bruin en zwart fluweel,
lichte en donkere stalen kralen, kristallen kralen, fijne witte,
zwarte en gele zijde, kleine kogelvormige knoopen en kristal-
len grelots, een thermometer 8½ d. hoog.
Een thermometer-drager zooals door afb. No. 22 wordt voorgesteld,
maakt een lief kamerornament uit, en zal dus gewis aan vele van onze
abonnées welkom zijn. Ons model is vervaardigd van carton met blauwe
taf overtrokken. De taf is met application, kralen en een borduurwerk
met den platten steek naar Fig. 47 versierd, waarop de verschillende
luchtstreken aanschouwelijk zijn voorgesteld. Boven in den top, de zon,
de koningin van de keerkringen, den hoogsten warmtegraad aanduidende, eenigszins lager, als vruchten van eene meer gematigde temperatuur,
den wijnstok en korenaren, onder het vriespunt eindelijk ijsbergen en
twee eskimoos in pelterijen gehuld.
Bij het vervaardigen van den thermometer knipt men naar Fig. 47 drie
gedeelten, zonder inslagen voor den naad, en wel een gedeelte uit carton,
het tweede van blauwe taf, om er den voorkant mede te bekleeden, het derde
eindelijk van grijs laken of flanel voor de achterzijde. Nu teekent men het pa-
troon Fig. 47 op de taf over en voert het borduurwerk op de volgende wijze uit:
de arabesken die om den buitenrand heenloopen, worden van zwart fluweel, met
fijne witte zijde met feston-
neersteken op de grondstof
geappliqueerd, en volgens de
afbeelding stalen kralen er op
genaaid. Daarna stelt men de zon
voor, door een stukje lichtgele taf
voor de zonneschijf op de grond-stof te appliqueeren, den neus, den
mond en de wenkbrauwen met den
steelsteek, de oogen met den plat-
ten steek, gedeeltelijk met witte,
gedeeltelijk met zwarte zijde aan
te geven; de zonnestralen wor-
den echter met lange steken van
gele zijde nagebootst. De wijn-
gaardranken, de vruchten en
de aren die zich onde de zon,
aan elke zijde door de arabes-
ken winden, moeten met
den platten steek met
witte en zwarte naaizijde worden uitgevoerd. Men knipt de kleeding van de
beide figuren, in bontwerk gehuld, uit donkerbruin fluweel, de aangezich-
ten uit twee stukjes lichte taf, die men dan tegelijk met het gewaad, met
witte zijde op de grondstof appliqueert. De neus en de mond worden
even als bij het beeld van de zon met witte en zwarte zijde, de afzon-
derlijke lijnen echter, die als plooien of naden op de kleeding zicht-
baar zijn, alleen met witte zijde aangegeven. Voor de ijsschoppen
waarmede de beide mannen gewapend zijn, neemt men donkere
stalen kralen, de ijsbergen en ijsschotsen worden echter door kris-
tallen kralen nagebootst. Als het blauw taffen gedeelte op deze wijze is versierd, dan verbindt men het langs den buitenrand, met
het cartonnen gedeelte er tusschen, met festonneersteken van fijne
witte naaizijde met de voering. Volgens de afbeelding wordt van boven aan de dwarszijde door middel van een
eindje smal taffen lint, een metalen ring, met blauwe zijde om-
haakt vastgehecht, om den thermometer te kunnen ophangen. Met kristallen knoopen en grelots, die waterdroppen en ijske-
gels moeten nabootsen en een thermometer van de hierboven
genoemde grootte wordt het geheel voltooid.
Patroon om tulle door te stoppen.
Afbeelding No. 23.
152 DE GRACIEUSE. [17 Augustus 1866. 4e Jaargang.]
No. 23. Patroon voor het doorstoppen van tulle.
No. 22. Thermometer-drager. Verkleind.
Knip- en borduurpatroon.
Keerz. v. h. Supplement No. XVI, Fig. 47.
No. 25. Garnituur voor blousen of kinderkleêren.
Wit borduurwerk.
No. 21. Garnituur voor het costuum voor meisjes. Bij afb. No. 20, Fig. 2.
Met deze afbeelding geven wij een patroon dat gemakke-
lijk is uittevoeren, voor het algemeen bekende en zeer ge-
liefde doorstoppen van tulle, dat men als garnituur zoowel
voor voiles als voor gordijnen, kleine en groote kleeden,
enz. gebruiken kan. Naarmate van de bestemming die men er aan denkt te geven, neemt men grovere of fijnere tulle die gewasschen kan worden, de dikte van het garen moet
er natuurlijk mede in overeenstemming zijn. Het werk wordt met den gewonen stopsteek uitgevoerd, de buitenrand van
de tulle volgens de afbeelding gefestonneerd.
Cachemiren laarsje voor kinderen beneden
het jaar.
Afb. No. 24. Knippatr. keerz. van het Supplem. No. X,
Fig. 39―41.
Elke zorgzame moeder kan dit sierlijke laarsje. Afb. No.
24, zelve voor haren kleinen lieveling vervaardigen. Ons model bestaat uit blauw cachemir met fijn wit flanel ge-
voerd, en met een kruisnaad van witte zijde versierd. Het cachemir kan echter ook naar verkiezing door piqué of fla-
nel met een voering van shirting vervangen worden. Men zou dan voor de versiering in plaats van witte zijde, zwarte zijde of rood garen kunnen nemen. Bij het vervaardigen
van het laarsje knipt men naar Fig. 39 uit bovenstof en
uit voering, van elk twee gedeelten, naar Fig. 40 den
No. 24. Cachemiren laarsje voor kinderen beneden het jaar.
Knippatr. keerz. v. h. Supplem. No. X, Fig. 39―41.