[16 October 1866. 4e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 181
Fidibusdrager in den vorm van een koker.
Afb. No. 14. Papier stramien, roode taf, rood fluweelen
lint 1½ d. breed, zwarte en roode naaizijde; gouddraad.
Deze koker is voor vredelievende wapenen bestemd, die
door de kinderhand vervaardigd, een lief geschenk voor
grootpapa’s verjaardag wezen kan. Ons model dat door de
afb. een weinig verkleind is voorgesteld, is van wit papier
stramien vervaardigd. Een borduurwerk in point russe van
zwarte zijde, voorts rood fluweelen lint, dat door insnijdingen
door het stramien gehaald wordt, omgeeft den koker rondom
aan den boven- en onderrand en tevens zijn op de beide hoofd-
vlakten borduursels aangebracht. Deze bestaan zooals de afb. aan-
toont, in twee gekruiste pijlen en kleine figuren. Ter vervaardiging
van het model knipt men twee wigvormige
gedeelten van papierstramien en roode taf
elk van 12 d. lengte, de bovenste 5 d., de
onderste 3 d. br., voorts van dezelfde stof twee gedeelten van gelijke lengte, 2½ d. br.
van boven en 1½ d. van onderen. Dan voert men op de beide grootste stramiengedeel-
ten het borduurwerk uit, het patroon à la grecque met den point russe met zwarte
zijde, de punten en de schachten van de pijlen met den kruissteek met gouddraad, voorts worden de verderachtige gedeelten van de laatsten en de kleine figuren weder met point russe met gouddraad en roode zijde uitgevoerd. De zijstukken zijn slechts met den kruissteek met gouddraad omgeven en met verzette kleine figuren versierd. De afb. zal bij het uitvoeren van het borduurwerk van groot nut we-
zen. Dan knipt men den geheelen bovenrand in
punten uit, maakt op
een afstand van 2 rijen gaatjes van de insnijding van de punten af, telkens eene insnijding van 5 rijen gaatjes lang,
voorts ook zoo-danige van ge-lijke breedte en twee rijen gaat-
jes tusschen-
ruimte onder
het patroon à
la grecque en
herhaalt deze
insnijding met behulp van de afb. op gelijke wijze ook aan
den onderrand van de gedeelten. Daarna verbindt men alle papiergedeelten
aan de lange zijden met festonneersteken van roode zijde (telkens 1 steek in
een gaatje van het papier), waarbij men tegelijk de rood taffen voering mede bevestigt, zet op gelijke wijze er een bodem van papier stramien van overeenkomende grootte in en
omgeeft den uitgepunten bovenrand
van den koker insgelijks met feston-
neersteken. Eindelijk haalt men zooals
de afb. aantoont, door de insnijdingen
het fluweelen lint en naait de dwarszij-den hiervan te zamen. Eene kleine ro-zet van hetzelfde lint, benevens twee einden lint aan de bovenhoeken van een hoofdvlakte bevestigd, dienen om
den koker te kunnen ophangen.
Rand in geknoopt guipure,
ter versiering van kerkelijke voor-
werpen. Afb. No. 16.
De hier bijgevoegd rand is ter ver-vaardiging van kerkelijke voorwerpen, als altaarkleeden, draperien enz. zeer geschikt, ofschoon hij ook ter versiering van ongewijde voorwerpen gebezigd kan worden. In betrekking tot de uitvoering hiervan merken wij aan, dat de geheele
witte gedeelten met den gewonen stopsteek met plat, dik katoen moe-
ten worden doorgestopt, voor de uitvoering van de drie andere geruite
gedeelten, die met garen naar aanwijzing van de afb. vervaardigd zijn, verwijzen wij naar het knoopwerk in hetzelfde genre op bladz.
70 en 71 van dezen jaargang.
Schouderband voor kinderen van 6―8 jaar.
Afb. No. 17, 18 en 67. Knippatr., keerzijde van het Supplem.
No. XI, Fig. 27―29.
Ten einde de kleinen reeds vroegtijdig te gewennen, zich goed recht
te houden, bevelen wij onzen lezeressen dezen schouderband aan, die
Schareband.
Afb. No. 12 en 66. Zwarte koordzijde, groote en kleine stalen kra-
len, 112 d. zwart rond koord.
Aan de einden van dezen fraaien en gemakkelijk te vervaardigen
band voor de schaar, is een gehaakt kapje voor de punten van de
schaar bevestigd. Ter vervaardiging van den schareband werkt
men eerst om het koord eene rij gelijkmatige festonneersteken, die
niet al te dicht op elkander liggen, waarbij na elke twee steken
eene kleine kraal aangeregen en aangeschoven wordt. Deze fes-
tonneersteken worden op afstanden van 6 d. door een grootere
stalen kraal afgebroken die op het koord wordt aangeregen. Als
deze rij is voltooid, dan omwerkt men het koord met eene
tweede rij festonneersteken in eene tegenovergestelde richting,
daar men telkens tusschen twee festonneersteken van de voorgaan-
de rij in steekt, zoodat de buiten-ste kettingsteeklussen van de beide gefestonneerde rijen tegen elkan-
der gekeerd liggen. Afb. No. 66 toont dit duidelijk aan. Eerst nadat ook deze rij voltooid is, brengt men er de kleine stalen kralen aan, waarvan
er 5 aan beide zijden van de groote kraal liggen en een boog vormen. Zoodra dit geschied is, wordt het koord in de helft van de lengte te zamen gelegd en in het mid-den met behulp van de afb., die het boven-, alsook het ondergedeelte van den band in oorspr. gr. geeft, tot drie lussen geschikt, waar aan de verkeerde zijde een
groote haak, voor het bevestigen van den band aan de ceintuur, wordt tegengezet. Het kapje, waar de punt van de schaar in steekt, is met v. st. over koord in rondloopende toeren gehaakt. Ter ver-
vaardiging van het kapje zet men 6 steken op, sluit deze tot eene
rondte en haakt, nadat men op het koord vier groote stalen kra-len heeft aangeregen, tien toeren v. st., waarbij men nu en dan een steek meerdert, zoodat de laatste toer 30 steken telt. Om de ver-
siering op afb. No. 12 voorgesteld, te maken, schuift men op de bestemde
plaats aan een van de
steken telkens een van de
vier kralen aan. De on-
derste opening van het
kapje wordt
door een
groote kraal
afgesloten,
die, even als
de vier overige kralen, door kleine kralen omgeven worden. Zijn de einden van het koord door de oogen van de schaar gestoken, dan worden zij volgens
de afb. aan het kapje bevestigd.
Gehaakte négligétasch.
Afb. No. 13. Dik wit katoen, dik rood
garen.
Onder afb. No. 13 geven wij een mo-
del voor eene zeer eenvoudige, prakti-sche en toch sierlijke négligétasch. Deze is van wit katoen met den geribden haaksteek gewerkt; de vooruitstekende punten, die zich aan den onderrand van de tasch, en van het overslag door het
patroon vormen, zijn elk met een kwast
van wit katoen en rood garen versierd. De tasch wordt in heen- en terggaande toe-ren gewerkt. Men zet 384 st. op (de wijdte van de tasch) en haakt hierop, gedurig in de achterste lus van den steek stekende, op de volg. wijze: * 10 v. st. op de 10 eer-ste opzetsteken, 2 v. st. door 1 kett. ge-scheiden in den 11den opzetsteek, 10 v. st. op de 10 volg. opzetsteken, daarna haalt men door de drie naast aanliggende opzet-steken eene lus, deze 3 lussen worden met de op de naald zijnde lus te gelijk als een steek afgehaakt. Van * af nog 15 maal herhalen, zoodat hierdoor 16 punten elk
van 24 steken gevormd zijn. Wij vermelden bovendien, dat men aan het einde van elken toer, voor het omkeeren, een kett. werkt, die even-wel als kantsteek onbewerkt blijft. ―Als er 80 toeren op gelijke wijze als de 1ste toer zijn vervaardigd, dan verbindt men de rechte zij-randen met elkander, en haakt ook de opzetsteken aan den ondersten gepunten rand van de aldus verkregene dubbele stoflaag aan de binnen-zijde te zamen, waarbij men in acht moet nemen, dat de middelste ste-ken van de tegenover liggende punten nauwkeurig op elkander komen. Op den bovensten gepunten rand van de tasch, aan den naad begin-nende, haakt men over 8 punten op gelijke wijze 40 toeren voor het overslag en versiert ook deze punten van den buitenrand volgens de
afbeelding met de reeds vermelde kwasten.
No. 16. Rand in geknoopt guipure ter versiering van kerkelijke voorwerpen.
No. 11. Gedeelte van het haakwerk
voor het breiwerktaschje.
Bij afb. No. 10.
No. 9. Lezenaar.
No. 13. Gehaakte négligétasch. Verkleind.
No. 12. Schareband.
No. 10. Breiwerktaschje. Haakwerk. Verkleind.
No. 15. Rozet van frivolité op
voile. Men vindt de beschrij-
ving bij afb. No. 28―45.
No. 14. Fidibusbakje in den
vorm van een koker.