kett., waarmede men 3 steken
overslaat, 2 v. st., 2 st., 2 v.
st., 3 kett., waarmede men 3 ste-ken overslaat, 2 v. st., 2 st., 2 v.
st., 3 kett., waarmede men weder 3
steken overslaat. Van * af tot aan
het einde van den toer herhalen.
De 2de toer haakt men aan de verkeerde
zijde van het werk. * 3 elk door 2 kett.
gescheiden dubb. st. in de 3 eerste v. st. van
den vorigen toer, 8 kett. waarmede men 8 ste-
ken overslaat, 1 h. v. st. in den daaropvolgenden steek, op de 6 laatste
van deze 8 kett. werkt men teruggaande: 1 v. st., 1 h. st., 1 st., 1 h.
st., 1 v. st., 1 h. v. st. (er vormt zich hierdoor een blaadje, waarvan
de rechte zijde op de rechte zijde van het werk moet komen);
2 kett., 1 dubb. st. in den volgenden uit 3 kett. bestaanden boog van
den vorigen toer, 2 kett., 1 dubb. st. in denzelfden boog, 8 kett., 1
h. v. st. in den volgenden v. st. van den vorigen toer, op de 6 laatste
van de 8 kett. teruggaande: 1 v. st., 1 h. st., 1 st., 1 h. st., 1 v. st.,
1 h. v. st., 2 kett. waarmede men 8 steken overslaat. Van * af herh.
3de toer op de rechte zijde, in elke opening van den vorigen toer
3 v. st.
4de toer. Afwisselend 1st., 1 kett., met den kett. slaat men 1
steek van den vorigen toer over.
ons model bestaat dit uit kleine figuurtjes van kant. Men kan hiervoor overgeschoten
lapjes gebruiken, waarvan men de dicht geweven partijen zooals bladeren, sterren,
knoppen enz. uitknipt en er met steel- of festonneersteken
op appliqueert. De stof moet natuurlijk onder deze figu-
ren worden weggeknipt. In plaats van kant zou men ook
fijn gehaakte sterren of medaillons, zooals wij die onder de
afb. 26, 27, 30 en 31 geven, kunnen gebruiken; kantste-
ken, (zie bladz. 91 en 92 van dezen jaargang) zouden
daartoe nog meer geschikt zijn omdat zij in het karakter
van de valencienne vallen. De tot dusverre voltooide kraag
wordt met een recht boordje aan de chemisette genaaid.
Voor zulk eene onderchemisette gaven wij een knippatr. op het tweede Suppl. van de maand Meid No. VI. Fig.
49 en 50.
De manchette wordt met behulp van de afb. en naar Fig. 43 in overeenstemming met den kraag vervaardigd en zoodanig aan
eene mouw van batist of nansoek
gezet dat de pat-te van de man-
chette er van punt
af los over heen
hangt. Het knippa-
troon voor de mouw
vindt men op het hier-
boven genoemde Sup-plement onder No. VI.
Fig. 51.
Kraag en mouwen met guipure.
Afb. No. 23 en 24.
Deze lieve kraag en mouwen die bij een een-
voudig toilet behooren zijn vervaardigd van
fijn linnen en met rozetten, medaillons en
guipure kant als ook met platte wit linnen
knoopjes versierd. De guipure kan door fijn
haakwerk vervangen worden. Aan onze le-
zeressen wordt dus de keus gelaten tusschen
het eerstgenoemde of gehaakt medaillons
en kant, in het karakter van guipure uitge-
voerd. in het laatste geval kan men een der
sterren onder No. 26, 27, 30 en 31 voor-gesteld, die wij er met dit doel bijvoegen,
nemen. Zie daarenboven bladz. 115 No. 25
geeft de geweven kant van ons model, volmaakt
in haakwerk terug.
Ook deze kraag en manchette worden even
als alle soortgelijke garnituren van dubbele
stof genomen, voor de onderste laag kan men
ook wel dun katoen, batist of iets dergelijks ge-
bruiken. De kraag die den bekenden vorm col collin te zien geeft, is
in de rondte met een kantje 2 d. br. en van voren in de hoeken met eene ster ver-
sierd die met fijne steelste-
ken op de stof is gecordon-neerd. Hij wordt met een recht boordje aan eene ge-plooide onderchemisette genaaid, die van voren op den breeden zoom met een gladden reep 4 d. breed in den vorm van een jabot is
voorzien. Aan beide zijden loopt er een kantje langs, bovendien bestaat het gar-nituur uit platte knoopjes waarvan er zich drie naast
elkaar bevinden en telkens
met een medaillon worden afgewisseld. Op de afb.
No. 23 ziet men deze schik-
king zeer duidelijk voorge-steld. De manchette wordt aan een gladde batisten
mouw gezet, het garnituur
is volmaakt in overeen-
stemming met dat van den
kraag, de manchette is 8
d. hoog, aan den rand van
onderen 20, aan den rand
van boven 22 d. wijd en
dus aan de beide dwars-
zijden schuin bijgeknipt. Aan de dwarszijde die boven op ligt wordt een kantje gezet en dezelfde dwarszijde met eene ster gegarneerd. Met vier platte knoopjes aan de eene en hetzelfde aantal knoopsga-
ten aan de tegenovergestel-de dwarszijde wordt de manchette dicht gemaakt.
Gehaakt kant.
Afb. No. 25. Haakgaren
No. 200.
Men begint deze kant in
het midden en zet hiervoor de vereischt wordende
lengte op.
1ste toer. * 3 v. st. in de
3 eerste opzetsteken, 3
148 DE GRACIEUSE. [16 Augustus 1865. 3e Jaargang.]
Met den 5den toer begint men op het opzetsel de tweede helft van de kant. Men
werkt dezen toer op de verkeerde zijde namelijk: * 3 v. st. in de 3 eerste opzetste-
ken (zoodat zij op de 3 eerste v. st. van den 1sten toer ko-
men), 11 kett. waarmede men 8 steken overslaat, 1 h. v. st. in den nu volgenden steek, op de 6 laatste van de 11
kett. haakt men een blaadje zooals in den 2den toer be-schreven is, de rechte zijde hiervan moet ook weder op de rechte zijde van het haakwerk komen; 5 kett., 1 st.
met viermaal omslaan in den volgenden uit 3 kett. bestaan-
den boog, 2 kett., 1 st. met viermaal omslaan in denzelf-
den boog, 11 kett., 1 h. v. st. in de onder den volgenden v. st. zich bevindenden opzetsteek, op de 6 laatste kett.
weder teruggaande een blaadje, 5 kett. waarmede men 8
steken overslaat. Van * af herhalen.
De 6de toer werkt men weder op de rechte zijde. * 7 v. st. in den eersten uit 5 kett. bestaanden boog van den vorigen
toer, 1 kett., 1 picot (dat is 5 kett. in den 1sten hiervan 1 h. v. st.), 1 kett., 6 v. st.
in den volgen-den uit 5 kett.
bestaanden
boog, 1 kett., 3 elk door 1 kett. geschei-den picot, 1
kett., 6 v. st. in den volg. Uit 5 kett. be-
staanden boog; 1 kett.
1 picot, 1 kett., 7 v.
st. in den volgenden
boog, 1 v. st. in den middelsten van de 3 volgende v. st. van den vorigen
toer. Van * af tot aan het einde van den toer herhalen.
Twee gehaakte medaillons
ter garneering van lingeriën.
Afb. No. 26 en 27. Fijn haak- of naaigaren.
Beide medaillons, ter versiering voor
fijne linnen kragen en manchetten be-
stemd, moeten, wil men het kantach-tige er volkomen van nabootsen, van zeer fijn garen, vooral stijf en zeer
nauwkeu-rig wor-den uitge-
voerd.
Medail-lon. Afb.
No. 26.
Men zet
7 kett. op
en verbindt deze tot eene ronding.
1ste toer. 12 v. st. in de ronding.
2de toer. 9 kett. waarvan de 4 eerste
voor een dubb. st. gerekend worden, 1
dubb. st. in elke achterste stekenlus van de
11 volgende v. st. van den vorigen toer.
De st. worden in regelmatige afwisse-
ling driemaal na elkander door 4 en
driemaal door 3 kett. gescheiden; men
eindigt den toer met 1 h. v. st. in
den 5den van de 9 kett.
3de toer. In elk st. van den vo-rigen toer 1 v. st., in elke opening tusschen de st. 4 v. st., zoodat
deze toer 60 steken telt.
De 4de toer bestaat uit zooge-naamde kruisstokjes. Men steekt hierbij even als bij den 2den toer door den steek van den vorigen toer. 3 kett. die voor een st. gere-kend worden, 1 st., in den twee-den daarop volgenden steek van den vorigen toer ― dus 1 steek overslaan ― dan 5 kett., en 1
st. in het laatst gewerkte stokje, zoodat hierdoor een soort van kruis gevormd wordt. Daarna haakt men * 4 kett., slaat den draad tweemaal om de naald, even als bij een dubb. st., haalt voor het begin hiervan den draad door den derden daarop volgen-de steek van den vorigen toer, ― dus 2 steken overslaan ― dan nogmaals door den zoo even ge-vormden steek en de eerste van de beide op de naald omgeslagen draden; zonder het dubb. st. nog te voltooien, werkt men in den tweeden daarop volgenden steek van den vorigen toer 1 st., en werkt dan met nog tweemaal doorhalen het onvoltooide st. af, haakt dan 2 kettingsteken, en 1 steek in het midden van de stok-jesfiguur (namelijk in den steek die de beide onderste stokjes
te zamen vat) zoodat hierdoor weder een kruis gevormd wordt. Van * af herhaalt men nog 10 maal, waardoor er nog 10
kruisstokjes gevormd wor-
den. De tusschenruimten
No. 21. Kraag met valencienne. Knippatr. keerz. v. h. Suppl.
No. XVIII. Fig. 42.
No. 24. Gehaakte kant.
No. 28 en 29. Wandelcostuum “Sevilla.” Achter en voorzijde. Knippatr. v. d. paletot voorz. v. h. Supplem. No. I Fig. 1―7.
No. 18. Dubbele manchette. Knippatr. voorz.
v. h. Suppl. No. VI. Fig. 17―19.
No. 17. Heerenkraagje “Mexicain.” Knippatr.
voorz. v. h. Suppl. No. V. Fig. 15 en 16.
No. 20. Eenvoudige afgeronde
manchette. Knippatr. voorz.
v. h. Suppl. No. VIII. Fig. 21.
No. 19. Omgeslagen manchette.
Knippatr. voorz. v. h. Suppl.
No. VII. Fig. 20.
No. 15. Heerenkraagje “Ga-
ribaldi.”. Knippatr. voorz. v.
h. Suppl. No. III. Fig. 11 en 12.
No. 16. Heerenkraagje “Prince
Eugène.”. Knippatr. voorz. v.
h. Suppl. No. IV. Fig. 13 en 14.
No. 22. Mouw be-
hoorende bij den
kraag No. 21.
Knippatr. voorz. v. h.
Suppl. No. XVIII. Fig. 43.
No. 24. Mouw behoorende bij den
kraag No. 23.
No. 23. Kraag met guipure.
No. 27. Gehaakte ster (medaillon)
als garnituur voor lingeriën.
No. 26. Gehaakte ster (me-
daillon) als garnituur
voor lingeriën.