De Gracieuse 16 August 1865 | Page 3

Tapisserie patroon voor een rand aan tapijtjes, fauteuils enz.

Afb. No. 14. Gaas ― de grofte naar verkiezing ― en naar evenredigheid zephir-

castor- of tapijtwol, in de kleuren bij de verklaring der teekens opgegeven.

De afb. No. 14 geeft een patroon dat zeer goed voldoet en als rand voor verschil-

lende kleedjes, tapijtjes, fauteuils en andere stoelen kan gebruikt worden. Naarmate het voorwerp waarvoor men den rand aanwendt kan men het

gaas grover of fijner nemen en het patroon met den kruis-, den smyrna-

schen- of velourssteek uitvoeren. Hoewel wij er de verklaring der teekens

hebben bijgevoegd willen wij hieromtrent aan niemand onzer lezeressen

de wet stellen, het karakter van het patroon vereischt echter wel eene le-

vendige maar toch harmonische samenstelling der kleuren. De eerste en

laatste rij ruitjes aan beide zijden van het patroon geeft juist het midden

van de figuur aan.

Kragen en manchetten voor heeren hemden.

Afb. No. 15―20.

Aan elke huisvrouw die bij het vervaardigen van het grootste gedeelte

der kleedingstukken voor de leden der familie een werkzaam aandeel

neemt, zal het zeker niet ongevallig zijn, dat wij de hiernevens-

gaande modellen van kraagjes met de daarbij behoorende manchet-

ten aanbieden, daar de fatsoenen zeer gezocht en bijzonder zijn

aantebevelen. Het een en ander is vervaardigd van fijn wit linnen

en zoodanig ingericht, dat de kragen en manchetten aan het over-

hemd kunnen worden vastgeknoopt. Zij zijn met opgestikte schuine

reepen versierd en worden ge-

deeltelijk omgeslagen, gedeel-telijk omhoogstaande gedra-

gen.

Heerenkraagje “Ga-

ribaldi.”

Afb. No. 15. Knippatr. voorz.

v. h. Supplem. No. III. Fig. 11 en 12.

Rondom den buitenrand van dit

kraagje is een schuine reep 2 d. br. op-

gestikt, het bestaat uit het gedeelte van

den kraag Fig. 11 en van het boordje

Fig. 12 die elk dubbel en aaneen wor-

den geknipt; de dunne

lijn op het knippatroon

geeft het midden aan, ter-

wijl men voor de boven-

ste laag der stof fijn linnen en voor

de onderste shirting neemt. Nu rijgt

men langs den kraag een schuinen

reep van bovengenoemde breedte,

aan de hoeken van den kraag legt

men een plooitje in den reep om al-zoo de punten te vormen. De drie

lagen van de stof worden dan aan den

buitenrand op elkaar genaaid

en het werk zoodanig omgekeerd dat al de inslagen naar binnen liggen,

waarna op de rechter zijde langs de voorgeteekende lijnen de rijen

stiksteken worden uitgevoerd. Het tot dusverre voltooide kraagje

zet men nu volgens de overeenstemmende letters op de knippa-

tronen tusschen de twee gedeelten van het boordje. Dit laatste

wordt even als het kraagje aan de eene lange zijde en aan de

twee dwarskanten aan elkander genaaid en doorgestikt en

zoowel van voren als van achteren in het midden naar

aanwijzing op het knippatroon met knoopsgaten om het

kraagje aan het overhemd te kunnen bevestigen, voor-

zien.

Heerenkraagje “Prince Eugène.”

Afb. No. 16. Knippatr. voorz. v. h. Suppl. No. IV.

Fig. 13 en 14.

De bovengenoemde kraag heeft een breederen om-

slag als de voorgaande, de vorm van het boordje is

ook gewijzigd, hij is bovendien met twee smalle

schuine reepen versierd, die er zijn opgestikt, maar

wordt anders juist op dezelfde wijze als de kraag “Garibaldi” vervaardigd. Fig. 13 geeft de helft van den kraag, Fig. 14 de helft van het boordje waarin

evenzoo knoopsgaten worden gemaakt.

Heerenkraagje “Mexicain.”

Afb. No. 17. Knippatr. voorz. v. h. Suppl. No. V.

Fig. 15 en 16.

De bewerking van dit omhoogstaand kraagje is even een-

voudig en geschiedt juist op dezelfde wijze als die van den

kraag “Garibaldi.” Men knipt den kraag naar Fig. 15, het

boordje naar Fig. 16 dubbel en aaneen; voor de bovenste laag

neemt men fijn linnen, voor de onderste shirting. De buitenrand

krijgt zooals wij dit op het knippatroon hebben voorgeteekend een

schuinen reep, in het boordje maakt men de noodige knoopsgaten.

Dubbele manchette.

Afb. No. 18. Knippatr. voorz. v. h. Supplem. No. VI. Fig. 17―19.

Het hiernevensgaande model bestaat uit twee manchetten van verschillenden

[16 Augustus 1865. 3e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 147

vorm, welke door een boordje aaneen zijn verbonden, zoodat de rechte randen tegen

elkaar aanliggen. Hierdoor kan men naar verkiezing hetzij het hoekige of wel het af-

geronde gedeelte naar de hand gekeerd, dragen. Bij het vervaardigen van deze man-

chette knipt men naar de Fig. 17―19 drie stukken dubbel en aaneen, de dunne lijn op

het knippatr. geeft het midden aan. Dan hecht men den schuinen reep die tot garnituur

dient even als bij den kraag, volgens de op het knippatr. aangegeven

breedte op de manchette, en naait de driedubbele lagen der stof aan

den buitenrand aan elkaar. De schuine reep wordt mede zooals wij dit

hebben voorgeteekend met twee rijen stiksteken op de manchette be-

vestigd nadat zij is omgekeerd, zoodat de inslagen van de naden naar

binnen liggen. Dan verbindt men de Fig. 17 en 19 aan de bovenstof van

het boordje door dit volgens de overeenstemmende letters op de knip-

patronen op de rechter zijde op de gedeelten van de manchette te stik-

ken. De voering van het boordje wordt er aan de verkeerde zijde tegen

genaaid, waarmede zij tevens de inslagen van de naden bedekt. De man-

chette wordt met dubbele knoopen gesloten, waartoe men in de

Fig. 18 en 19 de voorgeteekende knoopsgaten maakt.

Omgeslagen manchette.

Afb. No. 19. Knippatr. voorz. v. h. Suppl. No. VII. Fig. 20.

Deze manchette met een breeden omslag wordt aaneen, na-

melijk de manchette en het boord aan elkaar vast, uit een stuk

en van dubbele stof gesneden. Men knipt deze manchette niet

slechts in het midden maar ook aan den bovenkant van het knip-

patr. Fig. 20 aaneen, waarbij men de stof niet alleen langs den

draad maar ook aan de dwarszijde toevouwt. De twee

lagen van de stof worden aan

de dwarszijden met een ach-

tersteeknaad met elkaar ver-

bonden, omgekeerd, en niet alleen dicht langs de naar binnen liggende inslagen maar ook langs de lijn op het knippat. voorgeteekend,

doorgestikt. De randen aan den lan-

gen kant die nog open zijn geble-ven, slaat men smal naar binnen om, en stikt die mede dicht langs

den buitenr. op elkaar. De knoops-

gaten in het boordje die op dezelfde plaats en met hetzelfde getal op het

andere gedeelte van het knippatr. moe-ten worden overge-

bracht, dienen om de man-chette om de hand dicht te maken, hiervoor gebruikt

men zooals van zelf spreekt

dubbele knoopen. Daaren-boven krijgt de manchette aan dat gedeelte dat langs de lijn voor de vouw op het

knippatroon is omgeslagen aan de eene zijde twee knoopsgaten aan de an-

dere slechts een knoopsgat, ten einde aldus de manchette door middel

van een dubbelen knoop min of meer sluitend te kunnen dichtmaken.

Eenvoudige afgeronde manchette.

Afb. No. 20. Knippatr. voorz. v. h. Suppl. No. VIII. Fig. 21.

Deze eenvoudige, aan de kanten afgeronde manchette wordt

dubbel en aaneen geknipt; de dunne lijn op het knippatr.

geeft het midden aan. Zij wordt op dezelfde wijze ver-

vaardigd als de manchette No. 19 waarvan wij hierbo-

ven de beschrijving hebben gegeven. De voorgetee-

kende knoopsgaten dienen gedeeltelijk om de man-

chette te kunnen dicht maken, gedeeltelijk om haar

aan het overhemd te bevestigen.

Kraag en mouwen met valencienne.

Afb. No. 21 en 22. Knippatr. keerz. v. h. Suppl.

No. XVIII. Fig. 42 en 43.

Deze kraag met de daarbij behoorende manchette

bestaat uit fijn linnen, tusschenzetsels en valencienne, het garnituur is op eene zeer bijzondere wijze opge-

maakt en beantwoordt geheel aan den thans heer-

schenden smaak. De figuren van kant die er afzon-

derlijk zijn ingenaaid, waarmede de in schelpen, in

den vorm van pattes uitgesneden gedeelten zijn ver-

sierd, geven aan dezen kraag en aan de manchetten

iets zeer eigendommelijks. Men moet den kraag naar

Fig. 42 aaneen uit dubbele stof geheel uit fijn linnen,

of linnen voor de bovenste en batist voor de onderste laag

knippen. De buitenranden van den kraag hecht men op el-

kaar door, zooals wij dit op het knippatroon hebben voorgetee-

kend, een kanten tusschenzetsel een stroohalm breed langs de

randen te legen, en het er langs den binnenkant aan de lijn met

steelsteken op vasttenaaien (te cordonneeren) waarbij men in de

drie dubbele stof steekt, en er zich een soort van zoompje vertoont.

Aan de andere zijde van dit entre-deux wordt eene valencienne 1½ d.

breed een weinig ingerimpeld gezet of liever er aan gefestonneerd. Onder

het entre-deux en de kant wordt de kant voorzichtig weggeknipt. Nu

brengt men met behulp van de afbeelding de versiering in de schelpen aan. Aan

No. 15. Gehaakt lampekleedje met borduurwerk.

No. 11. Gehaakt tusschenzetsel.

Verklaring der teekens: zwart, licht-, donker ponceau, kersebruin, licht-, donker blauwachtig groen, licht-, middelsoort-, donker bruinachtig grijs, goudgeel, wit, lichtgrijs, donker blauwachtig lilas, licht karmozijn.

No. 14. Tapisseriepatroon voor een rand aan kleedjes, fauteuils enz.

No. 12. Gehaakt tusschenzetsel.

No. 10. Gedeelte v. h. brei-

werk met kralen v. h. werk-

taschje. Oorspr. groote.

No. 4. Borduurwerk in mo-

zaïek op gaas van vierkante

lapjes laken. (Zie afb. No. 3)

No. 9. Werktaschje met kralen gebreid. Verkleind. Knippatr.

v. h. garnituur der doffen, keerz. v. h. Suppl. No. XV. Fig. 38.