De Gracieuse 16 April 1866 | Page 3

Afb. No. 18. Vorm empire calotte. De bodem van den hoed bestaat uit witte tulle,

geborduurd met fijne ponceau chenille; pas, strikbanden en bavolet van ponceau taf.

Boven den bavolet een veder ponceau en wit, eene roose binnen in den hoed.

Afb. No. 19. Fatsoen als het vorige. Bodem van witte tulle met kleine vliegen met

goudbruine zijde er op geborduurd. Pas, bavolet en strikbanden van groene taf.

Van achteren in het midden van den bavolet eenige laag afhangende grassprieten,

waarop zich een kapel wiegt.

Blouse à carrés.

Afbeelding No. 20.

Voor het garnituur van deze batisten blouse is guipure entre-deux en soort-

gelijke kant 1½ d. breed gebruikt.

De eerste is op de voorstukken,

die met plooien 1½ d. breed zijn voor-

zien, met rijen punten gelegd en wel

aan beide zijden van den zoom aan den

voorkant, die door guipure wordt af-

gesloten. Onder het entre-deux

wordt de stof weggeknipt. De batisten

kraag is in de rondte met een entre-deux versierd, waar zich aan den

buitenkant een smalle zoom met een guipure kant aansluit.

De manchette op dezelfde wijze gegarneerd, is wijd genoeg

om er met gemakt de hang doorheen te kunnen steken, en

aan eene nauwe elleboogsmouw gezet. Het fatsoen van

deze blouse is hetzelfde als dat van de blouse “à biais.”

Blouse à biais.

Afb. No. 21. Knippatr., voorz. v. h. Supplem.

No. V, Fig. 24―29.

In deze blouse van fijn nansoek zijn doorgaande plooien ¾ d. breed gelegd; het garnituur

aan beide zijden van den linnen zoom aan den voorkant, bestaat uit breed guipure en-

tre-deux, aan de eene zijde met een guipure kantje afgesloten, afgewisseld met

reepen fijn linnen in eene dubbele laag. De kraag en de manchette zijn hiermede in

overeenstemming gegarneerd. Bij het vervaardigen van de blouse legt men voor

den rug en voor de zijstukken, in een lap van de noodige grootte, plooien in

de lengte, knipt den naar fig. 25 den rug in het midden langs de dunne

lijn aaneen, naar fig. 24 de beide voorstukken, waarbij men echter

niet op de voorgeteekende lijnen voor het opleggen van het garni-

tuur behoeft te letten. Het laatste wordt voor elk voorstuk afzon-

derlijk vervaardigd, zooals dit op het knippatroon en op de af-

beelding is aangegeven. De reep garnituur voor het rechter

voorstuk, dat over het andere heenslaat, wordt aan den

voorkant van den zoom gezet en met knoopsgaten, het

linker daarentegen met de noodige knoopen voorzien.

De fig. 24 en 25 worden van 44 tot 45 en van 46

tot 47 aan elkaar genaaid. Men rimpelt den on-

derrand van de blouse tot op de noodige wijd-

te in, en zet haar dan tusschen een boord

van dubbele stof 4 d. breed. Men knipt

den kraag naar fig. 27 aaneen, uit

guipure entre-deux, linnen en

een linnen zoom die er afzonder-

lijk aan wordt gezet, waarbij

men in den laatsten om den

vorm van den kraag te

verkrijgen, in elken

hoek een plooi legt. Als

men om den buitenrand

van den zoom een guipure

kant heeft genaaid, dan zet

men den kraag aan een boordje

naar fig. 26 uit dubbele stof en in

het midden aaneen geknipt, en met

een knoop en knoopsgat voorzien, en

hiermede volgens de overeenstemmende

cijfers aan het uitsnijdsel van den hals van de

blouse. Elke mouw wordt naar fig. 28 langs het

midden aaneengesneden, van 50 tot 51 en van 53

tot 54 toegenaaid en de split gezoomd. Daarna zet

men den onderrand die eerst is ingerimpeld, volgens

de overeenstemmende cijfers aan de manchette, die naar

fig. 29 geknipt, met knoopen en knoopslussen voorzien

wordt, waarna men om den buitenrand en ook aan den dwars-

kant die bovenop ligt, eene kant zet.

Coiffure pompejane. Afbeelding No. 22―24.

Ook deze zeer ongemeene bandeau is aan de antieken ontleend. De ban-

deau pompejane, ook

Bénoiton genaamd,

bestaat vooreerst

Gehaakte kant. Afbeelding No. 9.

Deze sierlijke kant bestaat uit 3 toeren, waarvoor de vereischte lengte wordt opge-

zet. ― 1ste toer. * 1 v. st. (vaste steek), 5 kett. (kettingsteken), waarmede men 2 ste-

ken van het opzetsel overslaat. Van * af herhalen. ― 2de toer. * 1 groot stokje (met

tweemaal omslaan) in den middelsten van de eerste 5 kett. van den vorigen toer.

Voor de tweede maal doorhalen van het groote stokje haakt men nog 1 gewoon st.

in denzelfden kett., haalt dit st. met den volgenden op de naald zijnden steek te za-

men en werkt dan ook het gr. st. af, 2 kett. Van * af herhalen. ― 3de toer. In elken

steek van den vorigen toer 1 v. st., tusschen elke 2 v. st., 5 kett., die een klein

oogje vormen.

Gehaakte kant.

Afb. No. 10.

Men begint deze kant met de onderste

rij puntjes, die men op de volgende wijze

uitvoert: 1ste toer. * 6 kett., de laatste hiervan overslaande; in de vijf overige:

1 v. st., 1 h. st., 2 st., 1 dubb. st. Van *

af herhalen, totdat de rij puntjes de ge-

noegzame lengte voor de kant verkregen

heeft. ― 2de toer. Teruggaande langs de

rechter zijde van de rij puntjes: in elke insnijding van de punt

1 h. v. st., gedurig 7 kett. er tusschen. ― 3de toer. 1 h. v. st.

in den eersten kett.boog van den vorigen toer, * 7 kett., 1 h.

v. st. in den volgenden boog, 1 blaadje (dat is: 4 kett.,

waarvan men de twee laatste, dus den vierden en derden

steek, overslaat en in den volgenden tweeden 1 st.

haakt; dit st. werkt men evenwel niet geheel af,

maar houdt eene lus daarvan als tweede lus op de

naald, haakt 1 st. in den eersten van de 4

kett., eer men deze echter met de volgende lus te zamen haakt, werkt men nog 1 kett. en

voltooit dan het blaadje met tweemaal doorhalen, telkens 2 lussen te zamen hakende),

nog 1 blaadje, 1 h. v. st. in den volgenden boog van den vorigen toer, 7 kett., 1 h. v.

st. in den volgenden boog. Van * af herhalen. ― 4de toer. 1 h. v. st. in den eersten

h. v. st. van den vorigen toer, 7 kett., 1 h. v. st. in den eersten boog van den vo-

rigen toer, * 8 kett., op de 4 laatste hiervan haakt men 1 blaadje, 1 h. v. st.

tusschen de 2 blaadjes van den vorigen toer, nog 1 blaadje, 4 kett., 1 h. v.

st. in den volgenden boog van den vorigen toer, 7 kett., 1 h. v. st. in den

volgenden boog. Van * af herhalen. ― 5de toer. Gedurig afwisselend:

1 h. v. st., 7 kett., de h. v. st. volgens de duidelijke aanwijzing van

de afbeelding verdeeld. ― 6de toer. In elken boog van den vori-

gen toer 1 h. v. st., gedurig met 5 kett. er tusschen.

Gehaakte antimacasser.

Afbeelding No. 11―15.

Daar wij in dit nummer reeds zoo veel hebben

opgenomen, zijn wij genoodzaakt, de beschrij-

ving van dit kleed heden achterwege te laten.

Wij zullen het dus aan het hoofd van het

volgende nummer geven.

Zomerhoeden.

Afbeelding No. 16―19.

Wij hebben deze hoeden

voornamelijk om de lie-

ve garneersels laten

uitteekenen; de be-

kende fatsoenen fan-

chon en empire val-

len altijd nog het meest in

den smaak, en verschillen

slechts in grootte. Zoo bestaat

bijv. de vorm fanchon dikwijls al-

leen uit een pas 5―6 d. breed, de

vorm empire eveneens en met eenige flu-

weelen of linten lussen die den bodem ver-

vangen; de grootte door de gravuren aange-

duid wordt het meest genomen.

Afb. No. 16. Fanchonhoed van wit en bruin

gevlochten stroo met een boordsel en een bavolet van

lichtbruine taf, de laatste is geplooid, er loopt eene

zwarte kant en eene rij kralen omheen, verder is de hoed

met cameën en bronzen kettingjes versierd. Een soortgelijk

intérieur. Bruin en wit gestreepte taffen strikbanden.

Afb. No. 17. Wit krippen fanchonhoed met guirlanden van

licht roze klokken versierd; aan de eene zijde een veelkleurig vogel-

tje, met uitgespreide vleugels. De pas, de bavolet en de strikbanden

zijn van roze taf, de eerste

is in het midden fijn ge-

plooid.

[16 April 1866. 4e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 83

De beschrijving der afbeeldingen No. 11―15 zullen wij uit plaatsgebrek in de volgende aflevering geven.

No. 12 en 13.

Rozetten voor den gehaakten antimacasser.

Bij afb. No.11. Oorspr. grootte.

No. 11. Gehaakte anti-

macasser. Verkleind.

No. 15. Gedeelte van den rand voor den ge-

haakten antimacasser. Bij afb. No. 11.

Oorspronkelijke grootte.

No. 14. Rozet voor den gehaakten antimacasser.

Bij afb. No. 11. Oorspr. grootte.

No. 9. Gehaakte kant.

No. 10. Gehaakte kant.

Afb. No. 12.

Afb. No. 13.