De Gracieuse 16 April 1865 | Page 6

78 DE GRACIEUSE. [16 April 1865. 3e Jaargang.]

No. 32. Cache-necessaire. Verkleind.

Verklaring der teekens: zwarte, blaauwgroene (tusschenkleur), donkere

tusschensoort paarse wol, licht paarse zijde, — krijt, melkwitte,

kristallen, lichte, tusschensoort, donkerbruine (chocoladekleur),

gouden, lichte stalen, donkere stalen kralen.

No. 33. Tapisserie-patroon voor de cache desordre.

No. 31. Gehaakte kant.

portières. De afbeeldingen 23

en 24 stellen de bewerking van

den knoop voor. Men neemt na-melijk naar aanwijzing van af-beelding No. 23 het eene eind van het koord in de linker hand,

brengt het koord tot aan den

top van den wijsvinger en

windt het teruggaande 4

tot 5 maal om den vin-

ger en het andere eind

heen. Daarna steeke men

het koord in de rigting van

den vingertop door het om-

windsel heen, dat als het koord

niet al te dik is, met eene rijg-

pen of anders door middel van eene haarnaald kan geschieden. Is het koord zeer dik dan kan men het om twee vingers win-

den, ten einde de noodige ruimte te hebben om er het koord door heen te steken. Op deze wijze kruisen de einden zich

binnen in het omwindsel en haalt men die naar verschillende rigtingen toe, terwijl men het van den vinger schuift, waarbij

men moet zorgen dat het in dezelfde regelmatige verhouding blijft, zie afb. No. 24. Het is daarom zeer doelmatig om den

knoop eer hij geheel wordt toegehaald op een potlood of een pennetje te schuiven, om zoo bij het toehalen de omwindin-

gen regelmatig boven elkaar te houden. Als men dit verzuimt dan doet de knoop zich als hij ten laatste stevig wordt

aangehaald voort, zoo als wij hem onder No. 25 als mislukt hebben voorgesteld; onder afbeelding No. 26 wordt

aangetoond hoe hij zijn moet.

De gordiaansche knoop No. 27—30. Deze knoop kan zoo wel voor cordelieres als voor dikke koorden op

dezelfde wijze als de kapucijner knoopen gebezigd worden. Voor dezen knoop heeft men twee koorden noodig; men

neemt eerst het eene eind en maakt daarmede twee lussen die een weinig over elkaar heen liggen, waarvan de on-

derste naar de linker zijde uitsteekt zoo als No. 27 dit voorstelt. Het eind koord dat boven opligt is op de afbeelding

met a, het daaronder liggende met b geteekend. Hierop neemt men het tweede eind, haalt het naar aanwijzing van

het op afbeelding No. 28 met c geteekende eind van boven naar onderen, door de op afbeelding No. 27 met een kruis

geteekende opening, legt het naar de linker zijde over het koord b en vlecht het zoodanig door de bovenste lagen van

het koord, als men dit om het beter te kunnen onderscheiden op No. 28 door grover vlechtwerk ziet voorgesteld.

Hierop legt men het hetzelfde koord nog een toer naar de linker zijde volgens de gestipte lijn op afbeelding No. 28,

waardoor men de op No. 29 voorgestelde ineengeslingerde lussen verkrijgt. Nu neemt men aan de eene zijde de koor-

den a en c, aan de andere de koorden b en d bij elkaar, steekt die twee aan twee naar verscheidene rigtingen en haalt

zoo dan knoop toe, waarna men de afzonderlijke lagen koord ook nog wat aantrekt, tot de knoop den vorm op

fig. 30 voorgesteld, heeft.

Gehaakte kant.

Afbeelding No. 31.

De grofte van het garen hangt van de bestemming van de kant af. Voor deze kant zet men de genoegzame

lengte kettingsteken op.

1ste toer. Afwisselend 1 kettingst., in den tweeden steek 1 stokje.

2de toer. In den eersten steek van den vorigen toer 1 v. st., * 5 kettingst., 6 elk door 5 kettingst. en

3 steken tusschenruimte gescheiden vaste steken, 5 kettingst., in den 4den steek 7 v. st. op de 7 vol-

gende steken van den vorigen toer. Van * af wordt herhaald.

Bij de 4 volgende toeren verwijzen wij onze lezeressen op de in origineele grootte gegeven af-

beelding No. 31, die de bewerking hiervan duidelijk aantoont. De rijen v. st. worden regelmatig

verbreed, en wel bij den derden toer aan elke zijde met 1 en van den 4den tot den 6den toer aan

elke zijde met 2 steken, waardoor het getal van de tusschen liggende kettingsteekbogen re-

gelmatig vermindert; de 6de toer heeft dus afwisselend 3 kettingsteekbogen en 21 v. st.

7de toer. op de 8 v. st. aan het begin van den vorigen toer en de daarop volgende 3 ket-

tingst., haakt men 1 v. st., * 5 kettingst., 1 v. st. in den middelsten steek van den mid-

delsten van de 3 kettingsteekbogen, 5 kettingst., 11 v. st., waarvan de 3 eerste op de 3

laatste steken van den volgenden kettingsteekboog van den vorigen toer moeten komen;

7 kettingst., in den 6den steek 11 v. st. Van * af wordt herhaald.

8ste toer. 2 door 2 kettingst. gescheiden stokjes met driemaal omslaan in den eersten

steek van den vorigen toer, 2 kettingst., in den 7den steek, * 6 v. st. op de 6 volgende

steken van den vorigen toer, 5 kettingst., 6 v. st., waarvan de eersten op den middelsten

steek van de volgende kettingsteek opening van den vorigen toer gewerkt wordt; 2 ket-

tingst., 9 elk door 2 kettingst. gescheiden stokjes met driemaal omslaan in de ket-

tingst. opening, 2 kettingst., in den 8sten steek. Van * af wordt herhaald.

9de toer. op de 6 eerste steken van den vorigen toer 1 st., * 17 v. st., 29 st., in elken

steek een steek. Van * af wordt herhaald.

10de toer. Op de 2 eerste st. van den vorigen toer 1 dub. st., * 3 kettingst., in den 4den steek 2 dub. st., 3 kettingst., in den 5den st. 1 v. st., 2 door 5 kettingst. en 5 steken

tusschenruimte gescheiden v. st., 3 kettingst., 4 steken overslaande, 7 maal 2 dub. st.,

na elk paar st. 2 kettingst., waarmede men 2 steken overslaat. Van * af wordt herhaald.

Daarna volgt 1 toer vaste steken en dan 1 toer kleine kettingsteekbogen, die volgens de

afbeelding gemakkelijk te vervaardigen zijn.

Cache desordre.

Afb. No. 32 en 33. Gaas No. 5, kralen, wol en zijde naar aanwijzing van de

verklaring der teekens op het patroon.

Onder de hangtasschen en prullenmandjes blijft de cache desordre nog altijd hare

plaats behouden, en maakt een fraai klein meubeltje in het woonvertrek uit. Het onder af-

beelding No. 32 voorgestelde model is om het lieve garnituur van borduurwerk, waarvan men

onder afb. No. 33 het patroon vindt,

bijzonder aan te bevelen. Daar het laatste

van onderen boogsgewijze is uitgesneden,

zoo kan men voor het bakje insgelijks dezen

vorm nemen, of het van onderen regt laten loo-

pen. In het laatste geval hangt de geborduur-

de rand even als een lambrequin los over

het bakje heen. het patroon eene guirlande

van anemonen en bladeren, wordt naar de

hiernevensgaande verklaring der teekens

met groote glazen kralen weergege-

ven; op het model heeft men voor

de grijze schakering van de bloe-

men, waarvan de kelk uit paarse

wol en paarse zijde bestaat,

voor de twee donkerste

nuancen, in plaats

van zoo als bij de bladeren choco-ladekleur, blaauw-

achtig groen ge-nomen. Het on-

derste gedeelte van het patroon dat wij uit plaatsgeb-rek een weinig

hebben moeten af-

korten, moet natuur-

lijk in de tegenoverge-

stelde richting van het

boveneind er bij gewerkt

worden. De fond wordt met

blaauwgroene wol of eene

andere kleur die in overeen-

stemming met de stoffering van

de kamer is, ingevuld en wel tot zoo

ver aan beide dwarszijden als de breedte

van het bakje aangeeft. Op ons model dat

eene lengte of liever breedte van 55 d. en in het

midden eene hoogte van 21 d. heeft, is het borduur-

werk op gaas No. 5 uitgevoerd en het invullen van den fond

aan beide zijden met 8 rijen tapisserie-steken voortgezet. Na-

dat men van onderen aan den rand eene kralen franje heeft

gezet en het bakje dat door een boekbinder wordt vervaar-