Gehaakte nachtmuts.
Afbeelding No. 9 en 10. Haakgaren No. 50.
Daar vele onzer abonnées eene voorliefde voor gehaakte nachtmutsen hebben, zal
het model van deze voor ons liggende afb. hier en daar met genoegen ontvangen
worden, te meer, daar het haakpatroon bij het effect dat het maakt zeer eenvou-
dig is. Men begint deze muts van achteren van het midden af, met een opzet-
sel van 10 of 12 steken, verbindt deze tot eene ronding en haakt hierin als
1ste toer 24 stokjes. Het eerste st., wordt door 3 kett. gevormd en het
laatste st. aan het eerste door 1 h. v. st. verbonden; dit geschiedt door-
gaande bij alle toeren st.; zoodat men dus niet voortdurend in de
rondte, maar met afgesloten toeren haakt.
2de toer. Deze toer bestaat uit 24 elk door 1 kett. gescheiden st.,
laatstgenoemde steekt men gedurig tusschen de st. van den vor. toer.
3de toer. Als de vorige toer, echter werkt men gedurig 2 in plaats
van 1 kett. tusschen de st.
4de toer. 48 elk door 2 kett. gescheiden st., men werkt de st. gedurig
afwisselend in de st. en om de 2 kett. van den vorigen toer.
5de toer. 1 st. in elke opening van den vor. toer, gedurig 2 kett. er tusschen.
6de toer. In elke opening van den vor. toer 2 st., met 2 kettingst. er tusschen.
7―9de toer. Als de 6de toer, echter werkt men in den 9den toer gedurig 3 in plaats
van 2 kett.
Men zet nu het werk op deze wijze voort, terwijl
men van den 10den tot den 13den toer gedurig afwisse-lend 3 st., 3 kett.; in den 14den toer 3 st., 4 kett. haakt; voorts in den 15den tot den 18den toer afwisselend 4 st. 4 kett.; in den 19den 4 st., 5 kett.; in den 20sten tot den 23sten 5 st., 5 kett. Het ronde gedeelte (de kruin) van
de muts is hiermede voltooid en men begint de pas, ter-wijl men op de 5 eerste st. van den vorigen toer (den 23sten) in elk 1 v. st., en 3 kett. als eerste st. voor den
eersten toer van de pas haakt. Dan * 1 kett.,
2 door 1 kett. gescheiden st. om den volgenden kett.boog, 1 kett., 3 elk
door 1 kett. gescheiden st. op de 5 volgende st. van den vorigen toer, zoo-dat op het eerste, het middelste en het laatste van deze 5 st. op elk 1 st. komt. Van * af nog 32 maal herhalen. Men knipt den draad af, en hecht hem voor den volgenden toer aan het eerste, uit 3 kett. gevormde st. aan.
2de toer. Afwisselend 1 st., 3 kett., met den kett. gedurig 2 st. en 1 kett.
van den vorigen toer overslaande. De toer moet 83 st. tellen.
3de toer. 1 st. in het 1ste st. van den vorigen toer, dan afwisselend 1
kett., 1 st., doch er moeten in elken kett.boog van den
vorigen toer 2 st. gehaakt worden.
4de toer. 1 v. st. in den kett. op het 1ste st. van den vorigen toer volgende,
* 7 kett., 1 v. st. in den vierden daaropvolgenden kett., zoodat er 4 st. en
3 kett. worden overgeslagen. Van * af tot aan het einde van den toer
herhalen.
5de toer. 1 v. st. in den 1sten v. st. van den vorigen toer. 4 kett., * 2 door 4 kett. gescheiden v. st. om den kett.boog, 4 kett. Van *
af herhalen.
6de toer. 1 v. st. in den 2den kett. aan het begin van den vorigen toer, * 1 kett., 2 st. in den volgenden uit 4 kett. bestaanden boog van den vorigen toer, 2 kett., 2 st., in denzelfden boog, 1 kett., 1
v. st. in den volgenden boog. Van * af herhalen.
7de toer. 1 v. st. in den v. st. van den vorigen toer, 7 kett., * 1 v. st. om de 2 volgende kett. die de spits van het stokjes puntje
vormen, 7 kett. Van * af herhalen.
[15 Otober 1865. 3e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 183
wenschte breedte is voortgezet, aan beide zijden met een toer st. af, ander voltooid men het
na een zoodanigen stokjes toer door een een weinig ruim vallend kantje met de 4 volgende
toeren:
1ste toer van de kant. 4 st. in den 1sten steek van den vorigen toer, waardoor zich
een soort van bosjes stokjes vormt, * 5 kett. waarmede men hetzelfde getal steken
overslaat, 4 st. in den volgenden steek. Van * af herhalen.
2de toer. 1 v. st. in het 1ste van de 4 st. van den vorigen toer, 5 kett., * 4 st.,
in den middelsten van de 5 kett. van den vorigen toer, 5 kett., 1 v. st. tus-
schen elke 2 aan 2 st. van het volgende bosje stokjes, 5 kett. Van * af
herhalen.
3de toer 1 st. in den midd. steek van de eerste 5 kett. van den vori-
gen toer, * 3 kett., 1 st. tusschen het 1ste en 2de stokje van het vol-gende bosje stokjes, 3 kett., 1 st. tusschen het 3de en 4de st. van het zelfde bosje stokjes, 3 kett., 1 st. in den middelsten steek van
den volgenden kett. boog 1 st. in den middelsten steek van den daar-
opvolgenden kett. boog van den vorigen toer. Van * af herhalen.
4de toer. Om elk van den uit 3 kett. bestaanden kett. boog van den vorigen
toer; 1 v. st., 1 h. st., 2 st., 1 h. st., 1 v. st.; tusschen de beide st. van den
vorigen toer door geen kett. gescheiden 1 v. st. Deze kan na gewasschen
te zijn bij het strijken zeer gemakkelijk in kleine plooien geschikt worden.
Gehaakte broodtasch.
Afbeelding No. 12. Fijn wit katoen, dik rood garen.
Hoewel het moeielijk is onze abonnées telkens iets nieuws en tevens nuttigs voor te leggen, bieden wij heden der zorgvuldige huisvrouw een handwerk aan,
dat in eene welingerichte provisiekamer voorzeker een plaatsje zal vinden. Afb. No. 12 stelt een zak voor, die, van wit katoen gehaakt, ter bewaring van droog brood bestemd is. Bij de vervaardiging hiervan be-
gint men in het midden van den bodem met het witte
katoen en een tot een ring gesloten opzetsel van 8 ste-
ken. Hierop haakt men als 1ste toer. 4 dubb. st. in elken opzetsteek; 4
kett. vervangen aan het begin van dezen als ook van de volgende st. toe-
ren het 1ste st.
2de toer. 1 v. st. in elken steek van den vorigen toer.
3de toer. Naar vereischte 1 of 2 dubb. st. in elken st. van den vor. toer.
In gestadige afwisseling van den 2den en 3den toer verkrijgt men door
de meerderingen in elken st. toer de gewenschte grootte van den bodem,
die eene vlak liggende ronding moet vormen. Aan den laatsten, uit v. st.
bestaanden toer van den bodem haakt men het net van het zakje totdat men de verlangde
hoogte heeft en zet dit in regelmatige herhaling van de beide volg. toeren voort.
1ste toer van het net. In elken vierden steek van den vorigen toer 3 st.,
dus gedurig 3 steken overslaande.
2de toer. 1 v. st. in den eersten v. st. van den vorigen toer, * 11
kett., 1 v. st. in den volgenden v. st., 11 kett., men voert deze 11
kett. over den zooeven gehaakte kett. boog terug, haakt weder 1 v. st. in den eersten v. st. van dezen en den voorgaanden toer, nogmaals 11 kett., 1 v. st. in den volgenden v. st. van dezen en den voorgaanden toer. Hierdoor heeft men vier kett. bogen boven elkander gevormd. Van * af tot aan het einde van den toer her-
halen.
3de toer. * 1 v. st. waarmede men den eersten van den vier bo-
ven elkander liggenden kett. boog in het midden omvat, 6 kett.
Van * af tot aan het einde van den toer.
No. 13. Badmantel voor kinde-
ren beneden twee jaar. Ver-
kleind. Geheel voorgesteld.
Dit patroon waar-
van afb. No. 10 een
gedeelte in oorspron-
kelijke grootte voor-
stelt, benevens de kant
die er zich naar buiten
aansluit wordt nu op de
begonnen wijze voortgezet,
daar men voor de pas nog 3
maal van den 5den tot den 7den toer herhaalt. Bij de 3de
herhaling werkt men den 7den toer rondom de geheele
muts voort en haalt hierbij den nek een weinig in,
daar men de bosjes stokjes met 5 kett. overslaat.
Men haakt nu de kant in rondomloopende toeren,
en begint deze met de 3 eerste toeren van de
pas, waarbij men aan de voorhoeken naar
vereischte meerdert.
4de toer van de kant. * 1 v. st.,
3 kett., 1 v. st., 6 kett. Herhaal van
* af. Met de 3 kett. slaat men telkens een, met de 6 kett. telkens 2 st. over.
5de toer. In den grootsten kett.
boog van den vorigen toer haakt men
gedurig 3 elk door 5 kett. gescheiden
v. st. en slaat den kleinen boog
met 7 kett. over.
6de toer. * 1 v. st. in den uit 7
kett. bestaanden boog, 5 kett. 1 v. st. in den volgenden uit 5 kett. bestaanden boog, 3 kett., 1 v. st. in den 2den boog, 5 kett.
Van * af herhalen.
7de toer. 1 v. st. in den eer-sten van de 2 uit 5 kett. be-
staande bogen van den vorigen toer, * 5 kett., 1 v. st. in den volgenden boog, 5 kett., 1 v.
st. in een eersten van deze 5 kett., 5 kett., 1 v. st. in den eersten hiervan, 5 kett., 1 v. st. in den eersten
van dezen, ― dit vormt 3 picots ― 1 kett., 1 v. st. in den tweeden daaropvolgenden kett.boog, den uit
3 kett. bestaanden overslaande. Van * af herhalen. Het haakwerk is hiermede voltooid. Men haalt door
den 2den toer van de kant een bandje, om de muts van achteren in te schuiven en beter te doen sluiten,
en voorziet haar bovendien nog van strikbanden.
Een haakpatroon met eene kant.
Afb. No. 11.
Wij laten het aan de dames over dit eenvoudige en
fraaie patroon, daar het voor menigvuldige zaken ge-
schikt is in toepassing te brengen, echter vermelden
wij slechts, dat het van grof katoen gehaakt voor tafel-
kleeden en spreien, van fijner katoen voor nachtmutsen, kin-
derklêeren enz., als ook voor tusschenzetsel voor lingeriën bij-
zonder is aan te bevelen.
Op een opzetsel de lengte naar verkiezing nemende werkt men als
1ste toer: 3 elk door 1 kett. en 1 steek tusschenruimte van het opzet-
sel gescheiden st., * 7 kett., waarmede men een gelijk getal steken over-
slaat, 7 v. st. in de 7 volgende steken, 7 kett., waarmede men 7 steken over-
slaat, 6 elk door 1 kett. en 1 steek tusschenruimte gescheiden st. Van * af her-
halen.
2de toer. 1 st. met 2 maal omslaan in het 1ste st. van den vorigen toer, 4 kett.,
2 steken overslaande, * 4 st. in de 4 volgende steken van den vorigen toer, 7 kett. met deze 6 steken overslaande, 5 v. st. in de 5 volgende steken, 7 kett.
6 steken overslaan, 4 st., 9 kett. waarmede men 7 steken van den vorigen toer
overslaat. Van * af gedurig herhalen.
3de toer. 1 v. st. op het dubbel st. van den vorigen toer, * 6 kett., 6 steken over-
slaan, 4 st., 7 kett., waarmede men 6 steken overslaat, 3 v. st., 7 kett. 6 steken overslaan, 4 st. 6 kett., even zooveel steken overslaande, 1 v. st. Van * af herhalen.
De verdere voortzetting van het patroon is op de afbeelding duidelijk zichtbaar. Wil
men het patroon als tusschenzetsel bezigen, zoo sluit men het, nadat het tot de ge-
4de toer, in elk van de
uit 6 kett. be-
staanden boog
van den vorigen
toer 8 v. st.
Met een koord
met kett. van rood
garen gehaakt gar-
neert men de bogen
van de beide laatst gehaakte toeren, door ze
met het koord te omwoelen. Om den zak dicht
te kunnen schuiven, worden onder de kant
twee evenzoo gehaakte koorden in eene rechte
tegenover elkander geplaatste richting door-
geregen. Elk koord eindigt in een kwast
4 d. lang, de knop vormt men door
eenige toeren v. st. over het boven-
gedeelte van den kwast te haken.
Badmantel voor kinderen
beneden twee jaar.
Afbeelding No. 13.
De badmantel waarvan men onder
No. 13 de afb. vindt is zoo een-
voudig en zoo practisch samen-gesteld, dat men bij het vervaar-digen geen knippatroon noodig heeft. Ons model bestaat uit een vierkanten lap wit flanel 120 d. breed, waarvan een der hoeken afgerond en aan den buitenrand
met een schuif is voorzien, die den
capuchon van den mantel vormt. Bij het afronden van den hoek,
vouwt men den lap schuin toe, en
deze vouw moet als de punt er af is geknipt nog 130 d. lang zijn.
Langs den geheelen buitenrand
van den mantel zet men een rechten reep batist of cambrie rijkelijk 2½ d. breed, deze wordt er aan den verkeer-
den kant van den mantel met ene voorsteekje opgenaaid, daarna omgeslagen en op de rechterzijde nu slechts 1½
d. breed, met een ingeregen koordje er tusschen opgezoomd. In het midden van den afgeronden hoek maakt
men op de rechter zijde echter alleen in het flanel en
met eene tusschenruimte van 2 d. twee vetergaten en
steekt daar door heen naar elken kant een eind taffen
lint of linnenband 75 d. lang en ongeveer 1½ d. breed
dat men 60 d. van het midden af aan den opgezetten
reep met een steekje vastnaait. De einden band dienen
om den capuchon te kunnen toehalen.
Voetkussen met borduurwerk.
Afb. No. 14. Rood laken, zwartzijden soutache, gouden ve-
terband, 85 d. wit kemelsharen franje 10 d. lang, roode wollen
stof, witte voering, zwart amerikaansch leder, bordpapier, paarden-
haar of zeegras.
Dit lankwerpig ronde voetkussen is zoo sierlijk en daarbij zoo smaakvol en
oorspronkelijk opgemaakt dat het in een elegant salon voor den fauteuil
aan den haard ten volle een plaats verdient. De bovenzijde van ons model is
met een borduurwerk versierd, dat op rood laken met zwart zijden soutache,
en gouden veterband er om heen, is uitgevoerd. de uitgetande buitenrand komt
2 d. over het aanzetsel van eene wit kemelsharen franje 10 d. lang heen,
over den rand van het kussen 8 d. hoog en met een hoogroode stof, die door de
franje heen schijnt, bekleed. Naar ons model heeft men voor de bovenste gebor-
duurde oppervlakte een ovalen lap laken, zijde of reps 36 d. lang, in het midden 28
d. breed en in de rondte uitgepunt noodig, waarop men natuurlijk vergroot, het pa-
troon op afb. No. 14 zeer duidelijk voorgesteld uitvoert. Wij hebben hierboven reeds aangemerkt dat men hiervoor soutache, gouden of zijden veterband neemt en er dit
met verscheidene gelijkloopende rijen op vastnaait. Het hangt natuurlijk van den
No. 18. Gedeelte van den fond met
den buitenrand voor de gehaakte
fanchon. Oorspronkelijke grootte.
Bij Afb. No. 17.
No. 19. Naamcijfer. Fransch
borduurwerk.
No. 14. Voetkussen met borduurwerk. Verkleind.
No. 15. Wollen onderrokje voor kinderen beneden de 10 maanden.
Knippatr. keerz. v. h. Supplem. No. III, Fig. 14 en 15.
No. 16. Doopkleedje. Knippatr. keerz. v. h. Supplem. No IV,
Fig. 16―20.
No. 17. Gehaakte fanchon.