De Gracieuse 15 May 1865 | Page 5

rondom met een wit en zwart veterbandje geboord en met knoopen en knoopsgaten voorzien. Verder wordt naar aanwij-zing van afbeelding No. 50 van onderen aan den rand van elke

écharpe aan de binnenzijde een knoop gezet, en op den naad

van het kleedje 10 d. boven den rand van onderen, aan de bin-

nenzijde eene lus, om alzoo den japon te kunnen opnemen. De

rok dien men op afbeelding No. 51 ziet voorgesteld, bestaat

uit grijs popeline, het garnituur uit een reep zwart fluweel 3 d. breed, deze is er op gelijken afstand boven den rand van onde-

ren opgezet en aan beide zijden door een zwart kantje 2 d.

breed afgesloten. De fluweelen reep is verder versierd met paars

taffen lint 1 d. breed, hierop zijn met den point russe met

witte koordzijde kleine sterretjes geborduurd, dit wordt telkens

met eene tusschenruimte van 6 d. als schuinliggende lussen op

den fluweelen reep vastgehecht.

Mutsentasch.

Afb. No. 52 en 53. Knippatr. keerz. v. h. Suppl. No. XI. Fig. 61.

Java gaas, helder blaauwe zijde, een weinig goud koord,

smal zwart fluweel lint, blaauwe zijde en blaauw

taffen lint.

Afb. No. 52 stelt eene tasch verkleind

voor, die wanneer men

hetzij naar de comedie

of op een soi-

rée gaat zeer gemakkelijk

is om er eene muts of een

kapsel in me-de te nemen.

Zij is van

blaauwe zijde vervaardigd en van onderen met een

borduurwerk versierd dat tevens den bodem vormt,

laatstgenoemden vindt men onder Afb. No. 53,

echter op een derde verkleind meer uitvoerig af-

gebeeld. Volgens ons origineel bestaat de bodem

uit een vierkant stuk javagaas van 30 Ned. d.,

dat volgens het gegeven patroon in points russe

met blaauwe zijde en dun goudkoord, welk laatste

de blaadjes van de ster afdeelt, gewerkt

wordt. Dit patroon is voor zeer grof gaas bestemd, wanneer men er fijner gaas

voor bezigt, moet men het patroon ver-

meerderen, zoodat er dan 5 sterren aan

elke zijde van de ruit komen, hoewel men

later bij het in elkander zetten van den

bodem en de tasch zorgen moet dat een

hoekster de punt en de middelste

ster de holte garneert. Het spreekt van

zelf dat men den bodem op verschillende wijzen kan variëeren, b. v. door een

turksch tapisseriepatroon of een klein

patroon met eene kleur ingevuld, ook door application of plat borduurwerk op reps, laken enz. Heeft men het borduurwerk vervaardigd,

dan voert men den bodem met zijde van dezelfde kleur van de tasch, des verkiezende kan men

voor de stevigheid een stuk bord-

papier er tusschen voegen. Voering

en bovenstof worden te zamen met

zwart fluweel lint omboord. Voor den zak neemt men

eene strook zijde 78 d. lang en 30 d. breed, naait de

beide dwarszijden aaneen en vervolgens langs de gestipte

lijn op Fig. 61 aangegeven aan de binnenzijde van den

bodem, zoodat de in het midden open geblevene ruimte van

den laatsten een vierkant vormt. De vier hoeken van het geborduurde gedeelte worden volgens aanwijzing van het

patroon twee aan twee, met kruis op kruis verbonden,

en van kruis tot punt op den zak vastgehecht, van

boven wordt de zak gezoomd,

waardoor taffen linten worden ge-

stoken om de tasch te kunnen

digtschuiven.

Gehaakt tusschenzetsel.

Afb. No. 54.

Dit tusschen-zetsel wordt

van fijn

haakga-

ren ge-

wen stof legt. Op de voorstukken wordt, zoo als wij dit hebben

voorgeteekend aan den rand van voren de gepunte revers gezet,

en daarna Fig. 26, 27 en 28 volgens de overeenstemmende let-

ters met elkaar verbonden. In de rondte wordt de jaquette ge-

boord, en tegen het uitsnijdsel van den hals aan de binnenzijde

een schuine reep 2 d. breed gezet. De jockey moet men naar

Fig. 20 knippen, garneeren en dan met Q aan Q van het

voor- en zijpand in het armsgat zetten, dat zoo als van zelf

spreekt eerst geboord moet zijn.

Porte-jupe “Watteau.”

Afb. No. 50 en 51. Knippatr. keerz. v. h. Supplem.

No. XII, Fig. 62.

Het opnemen der kleedjes wordt hoe langer hoe meer door

de mode begunstigd, en daarom is zij er steeds op bedacht, om

de meest mogelijke verscheidenheid in de eenvoudige porte jupes

aan te brengen, waarbij zij zoo wel het nuttige als het sierlijke

en élégante in het oog houdt. De porte jupe waarvan wij on-

der afb. No. 51 tevens het gebruik te zien geven, maakt te

gelijkertijd een zeer lief garnituur voor een kleedje uit, hij is zamengesteld uit 4 tot 6 lange écharpes

die aan een boord

of ceintuur zijn

gezet, waar-van de twee

voorsten te-

vens met zak-jes, tot ber-

ging van

verschil-

lende toi-

letbehoef-

ten zijn

voorzien. Men kan deze écharpes zoowel van de stof van den japon als van zwarte taf nemen; zij

worden met stijf gaas en eene dunne zijden voering

voorzien, en krijgen een belegsel uit schuine reepen

van gekleurde taf 4½ d. breed, bestaande; deze laat-

sten van onderen met een eindje franje versierd,

vallen 22 d. lang over de écharpe heen. Als men dezen porte-jupe wil vervaardigen dan moet men

naar mate van de wijdte der taille zoowel uit de bovenstof als uit voering, naar Fig. 62 4―6 gelijke gedeelten knippen;

het patroon geeft de helft van de écharpe,

men moet het eerste dus met de dunne

lijn langs den draad op de dubbel toege-

vouwen stof leggen en alzoo dubbel knip-

pen waardoor men de volle breedte ver-

krijgt. De bovenstof wordt nu op de voe-ring geregen en elke écharpe volgens de

afb. en naar aanwijzing van de knippatronen met het garnituur belegd. De écharpes zijn aan ons model van grijs mohair. De reepen van het belegsel van lichtblaauwe taf vervaardigd en met een zwart en een wit zijden

veterbandje geboord;

naar aanwijzing van Fig. 62 worden er de aldaar voor-geteekende figuren met zijden koord ook wit en zwart op uitgevoerd, en de einden van de pattes met een zijden franje gegarneerd. Voor de twee voorste écharpes moet

men zoo wel van de bovenstof als voor de randen twee

van elkaar gescheiden gedeelten knippen waarvoor de lijn

op Fig. 62 is aangegeven; tusschen deze insnijding wordt

een zakje waarvan men de lengte naar verkiezing neemt,

gezet, de bovenkant van dit laatste bedekt den afgeknip-

ten rand van de écharpe en van het garnituur dat een

weinig over

de gladde lijn heen komt. Nu moet men in elke écharpe twee plooijen leggen door zoo als wij dit op

Fig. 62 aangeven de beide krui-

sen op het daartusschen inlig-

gende punt te hechten, vervolgens worden de écharpes met eene gelijk-matige tusschenruimte

aan een boord naar de wijdte van de taille ge-zet; deze ceintuur is van de stof van

den porte-jupe

vervaardigd,

[15 Mei 1865. 3e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 93

No. 48. Costuum voor meisjes van 7―9 jaar.

Voorzijde van het jaquetje. Knippatr. voorz. v. h. Suppl. No. II. Fig. 16―29.

No. 45. van Italiaansche

Ronde hoed stroo.

No. 43. Baret van engelsch gevlochten stroo.

No. 42. Ronde tuin- en

reishoed.

No. 50. Porte-Jupe “Watteau.” Knippatr. keerz. v. h. Suppl. No. XII. Fig. 62.

No. 49. Costuum voor meisjes van 7―9 jaar.

Achterzijde van het jaquetje.

No. 44. Baret van bruin en-

gelsch gevlochten stroo.

No. 46. Baret van rijststroo.

No. 47. Blouse met lint van guipure gegarneerd. Knippatr. keerz. v. h. Suppl. No. IX. Fig. 57―59.