[15 Januarij 1865. 3e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 15
moeten worden gescho-
ven, ineendraait. Aan een draad die voor den steel der bloem bestemd, en dikker is, maakt men vervolgens een bosje van zeer fijn plat zilverdraad vast en schikt om dezen kelk de afzonderlijke slin-gers der bladeren, zoo
als de afbeelding dit aan-toont, het aantal hangt
af van de grootte der bloem, waarvoor zij be-stemd zijn, de steel wordt vervolgens met plat zil-verdraad omwoeld. Voor elk der afzonderlijke meel-draadjes maakt men een satijnkraal aan een dun-nen draad garen of zil-verdraad vast, rijgt er
een eind zilvercantille 4―5 d. lang aan, en bevestigt dne draad aan de satijn kraal van elken lus van het blad. Om een ader te maken, waarvan No. 16 eene afbeelding
geeft, vervaardigt men eerst afzonderlijke lussen van zilvercantille, dat aan ijzer-
draad wordt aangeregen; nu schuift men een satijn-kraal hier over heen en
maakt deze lussen met zilverdraad, aan een langer ijzerdraad voor den steel
vast. Een tweede eind zilvercantille waar even eens een eind ijzerdraad door-
heen loopt, en een ader nabootst, dient om den steel te bedekken, die
met zilverdraad, of met een smal wit zijden lintje wordt omwoeld.
Ten einde eene grootere verscheidenheid in de geheele coiffure te brengen, kan me de afzonderlijk bloemen en aderen niet slechts verschillend van grootte nemen, maar er ook eenige vervaardigen
van gewone kleine, en gesle-
pen groote kristalkralen,
die voor het overige echter op dezelfde wijze bewerkt worden. Afzonderlijke of in een bosje zaamgevatte takje met daauwdroppen er op maken ook een goed effect; men kan die steeds
bekomen in groote maga-zijnen voor handwerken,
maar ze ook zeer gemakkelijk met kleine glazen kralen namaken.
Al de afzonderlijke bestanddeelen van de coiffure wor-
den nu op een reep van dik ijzerdraad met smal wit zijden lint
omwonden, bij elkaar geschikt. Om m den beu-gel die rondom het hoofd komt wat dik-ker te maken, wordt het ijzerdraad met watten bekleed, deze worden er zeer stijf omheen gewonden en daarna eveneens met
een zijden lintje omwoeld, eer men er de
uit kralen vervaardigde figuren op vasthecht.
Coiffure “Virgina.”
Afbeelding No. 18 en 19.
De luimige goden der mode heeft de kransen, waarmede onze moeders en grootmoeders bij feestelijke gelegen-
heden zich het hoofd tooiden en die het als met een eenvoudigen rand omsloten, ook al met hare too-
verstaf aangeraakt. De genomede kransen zijn in den laatsten tijd in kleine sierlijke kroontjes
veranderd, die luchtig en gracieus, soms wel een weinig koket, op de schedels der dames
zweven. De niewerwetsche coiffure, in den vorm van een kransje, op Afb. 8
voorgesteld, is geschikt op eene soort van geraamte met gekleurd zijden-lint
omwoeld, zooals Afb. 19 dit verkleind te zien geeft, en waarvan de bo-
venste rondte 12 d. lang en 9 duim breed is; het onderste gedeelte van
den vorm wordt onder den chignon vastgemaakt. De coiffure bestaat
uit een diadeem van rozen met een colibritje, uit lelietjes der dalen
en reseda; deze diadeem wordt van achteren in het midden met
een takje van acaciabladeren vastgemaakt en tot een langwerpi-
gen krans gevormd. Onder dezen tak is een strik met lang
afhangende einden en lussen aangebragt, van breed taffen
lint, waarvan de kleur naar verkiezing wordt genomen.
Voor een jeugdig gezigtje voldoet de coiffure ook zeer
goed, als men den krans in plaats van de bo-
vengenoemde bloemen, uit ruches van gekleurd
krip of zijden tulle vervaardigt, waar tusschen
men hier en daar, tot meerder sieraad nog een
enkel bloempje kan steken.
Coiffure “Sultana.”
Afbeelding No. 20.
Deze coiffure is uiterst een-
voudig, maar wil men haar
gebruiken, dan heeft men
een tamelijk grooten
chignon noodig; zij
wordt vervaardigd
van fluweel int, ongeveer 4 d. breed van de een of andere kleur, en de
einden met afzonder-
lijk opgenaaide kraal-
tjes, met grelots, kralen
franje of een passementje ver-
sierd. Op een reep stijve zwarte
tulle, ongeveer 6 d. lang en 3
d. breed maakt men een eind lint
omstreeks 112 d. lang in het midden
der lengte vast en vormt dan aan beide
zijden, twee glad over elkaar liggende lus-
sen waarvan de bovenste elk 5, de onderste
rijkelijk 6½ d. lang zijn. Tusschen de strikken
in, moet men eene breed geplooide ruche van
in het midden hiervan aan het midden van den
steel van het eerste blad-figuur. Een derde blad-figuur waarvan de ver-bindingsteel slechts 7 of
8 steken telt, verbindt men in het midden van den steel zoodanig aan den steel van het 2de fi-guur, dat deze de punt van den tak vormt, zoo-
als de afbeelding aan-toont. De zool naar Fig.
12 geknipt, kan van kurk of leder genomen, ver-volgens met flanel of schapenvacht gevoerd en naar aanwijzing der let-ters in den schoen ge-naaid worden. Het fi-guur boven op den
voet kan evenwel zeer goed door een ander ge-haakt figuur vervangen worden.
Patroon voor een lampen-
kleedje.
Afb. No. 14. Donker bruin
wollenreps, groen fluweel, koordzijde oranje, blaauw, ponceau,
geel, bruin en groen; van deze laatste kleur
twee nuancen; bruine en groene zijde; licht
bruin soutache, genuanceerd gouddraad.
Op het patroon dat wij hiernevens te zien ge-
ven is een krans van paauwenvederen afgebeeld,
die als zij met schitterende kleuren worden gewerkt, een zeer goed effect maken en zeer goed uitkomen op de stille kleur van den donker bruinen fond. De schel-
pen van den buitensten rand die tegen den krans
van vederen aankomt, is op ons model met fijne lichtkleurige sou-
tache gewerkt. Het middelste gedeelte van elke paauwenveer
bestaat uit don-
ker groen fluweel in application, en
wordt er met zijde
van dezelfde kleur op gefestonneerd; langs de-
ze festonneerste-
ken loopt een randje steelsteken met lichte groenezijde en daarne-
vens weder een van dun gouddraad. De af-zonderlijke steken op het fluweel, die zich
op de afbeelding in zeer lichte kleuren ver-
toonen, kan men ook met gouddraad werken. De halve rondte waar het opgelegde fluweel onmiddel-
lijk tegen aan komt, wordt met korenblaauwe zijde gefestonneerd, en de vederenschacht
of elke ader van de veder die zich aan het fluweel aansluit, met den steelsteek met geel-
bruine zijde. De dunne vederachtige takjes welke het middelste gedeelte van elke veder
omgeven, werkt men met den vischgraatsteek, bij afwisseling een takje met
groene, een met bruine floszijde; de donkere nuancen moeten onder aan de
punt komen, naar boven toer in het midden al lichter en lichter worden
en eindelijk in de allerlichtste overgaan. Voor den fond werkt men met
den platten steek vier rijen ruitjes die regelmatig verspringen in ver-
schillende, de navolgende kleuren: men begint in het midden
en neemt voor de eerste rij licht-groene, voor de twee oranje,
voor de derde blaauwe en voor de rij die het digst bij de ve-
deren komt ponceauzijde; rondom al deze ruitjes loopt een
randje lange steken met gele zijde.
Coiffure met kralen.
Afbeelding No. 15―17. Schelleband, satijn en kris-
tallen kralen, plat zilverdraad, rond zilver-
draad, ijzerdraad in verschillende grofte,
met wit papier omwoeld.
Deze coiffure bestaat uit takjes bloe-
men en aderen van veschillende
grootte die eerst afzonderlijk
vervaardigd, en dan bij el-
kaar gevoegd en tot een ge-
heel gevormd worden. Ons
model geeft van voren een
tamelijk breed diadeem
te zien en bestaat
verder uit een dik-
ken reep van
ijzerdraad, digt
met kristallen
kralen omwon-
den, waarvan
aan de regterzijde,
twee lange takjes van
kralen neerhangen. Onder
No. 15 geven wij een der
grootste bloemen, onder No. 16
een der aderen in oorspronkelijke
grootte. De bloem onder No. 15 be-
staat uit negen afzonderlijke bladeren-
lussen waarvoor men op een tamelijk dun
eindje ijzerdraad 10 d. lang, 6 schellebandskra-
len, 1 satijn kraal den weder 6 schellebandskra-
len aanrijgt waarna men de einden van het ijzer-
draad, onder de rijen kralen, die digt tegen elkaar aan
No. 14. Patroon voor het lampenkleedje.
No. 12. Gehaakte schoen. Knippatroon, Voorzijde van het Supplement No. III, Fig. 11 en 12.
No. 15. Bloem van kralen.
Oorspronkelijke grootte.
Bij Afbeelding No. 17.
No. 16. Blad van kralen.
Oorspronkelijke grootte.
Bij Afb. No. 17.
No. 13. Haaknaald voor het bewerken van den Velours-Haak-
steek. Oorspronkelijke grootte. Bij Afbeelding No. 12.
No. 11. Patroon
om tulle door te stoppen.