De Gracieuse 15 January 1865 | страница 2

geschikt is, om op den weg naar het bal den dun be-

dekten voet voor de koude te beschutten, en tevens ook zeer goed bij het morgengewaad tot schoen dienen kan. Ons origineel is van roode wol, heeft eene zwarte ver-siering op den voet en is met een niet te grove haaknaald met vaste steken, heen en weder gehaakt, waarbij men gedurig in den geheelen steek, dat wil zeggen door

de beide bovenste lussen van den steek van den vorigen

toer steekt. Aan de punt van den voet beginnende, zet

men 11 steken op en meerdert in het midden van elken toer 1 steek, door 2 steken in 1 steek te werken. Aan

het begin en einde van elken toer, heeft men vooral in

acht te nemen, dat de toeren niet langer of korter wor-

den, maar een regte lijn moeten vormen. Wij geven he-

den op het Supplement onder Fig. 11 het patroon van

het gehaakte bovengedeelte (voorblad en zijstuk aan-

een); volgens ons origineel, waarvan het voetblad 27 toeren en deze toer 38 steken telt. Men laat bij den 27

toer 16 steken staan, werkt elk zijgedeelte 10 steken

breed en 36 toeren lang, en naait den schoen na den laatsten toer, volgens Fig. 11 van U tot V aaneen.

Daarna omhaakt men den bovenrand met een toer vaste steken met de roode wol, daarna met 3 toeren zwarte wol met den velours haaksteek, die het gemakkelijkst

door eene wigvormig afloopende platte haaknaald zooals afbeelding No. 13 voorstelt, wordt uitgevoerd. Deze haaksteek vormt hoog opliggende moezen, die versprin-gen, en wordt op de volgende wijze vervaardigd: * Men slaat den draad 4 maal om de haaknaald, even als bij

een stokje met viermaal omslaan, schuift deze omslagen met den wijsvinger van de regterhand een weinig op de

naald terug, zoodat zij eenigzins wijder worden, houdt ze dan vast, steekt

met de naald in den naasten steek van den vorigen toer, haalt den draad

door den steek, tevens door de op de naald zijnde lussen en door den steek

die er zich achter bevindt. Men herhaalt nu van * in elken steek van den

vorigen toer en bij den vol-

genden toer moeten de moe-

zen verspringen, echter on-

der de beide bovenste lussen

stekende. Na den derden toer

met moezen gewerkt te hebben, volgt een toer

gewone vaste ste-ken, en daarna een toer halve vaste ste-ken, deze beide laat-ste toeren worden met roode wol ge-werkt, in den mid-delsten toer zwarte moezen overwerkt men elk vierde moes met roode wol. De

eenvoudige versie-

ring op den voet

is van zwarte wol

met kettingsteken gehaakt. Men werkt namelijk 7 kettingsteken, verbindt

deze door 1 vasten steek in den eerste kettingsteek tot eene lus, en

haakt nog 2 zelfde lussen in dien kettingsteek. Dit vormt een klaver-

blad, vanwaar men 14 kettingsteken als steel en in die 14 kettingsteken

weder 3 lussen voor het 2de blaadje werkt. Men bevestigt nu den draad, werkt op nieuw beginnende, een zelfde bladfiguur en bevestigt den verbindingsteel

Tapisserie-steek,

voor den grond van lampenkleedjes, taschjes enz. Afb. No. 8.

De bewerking van dezen steek, die op gaas dat men

naar verkiezing grover of fijner kan nemen, zoo wel in

eene als in verschillende kleuren kan worden uitgevoerd, is zeer eenvoudig en gaat daarbij zeer vlug van de hand. Men legt steeds twee kruissteken naast elkander over achter draden in de lengte en twee in de breedte van het gaas, en laat deze strepen vna het patroon regelmatig verspringen, zooals men dit op de afbeelding duidelijk

zien kan. Tusschen elke afscheiding van de steken naait men, na vier kralen naast elkaar te hebben aangeregen,

deze er met eenen steek op vast.

Groote en kleine letters van het alphabet,

met bloempjes geborduurd.

Afbeelding No. 9 en 10.

De letters van dit alphabet, waarvan wij in dit num-

mer slechts de grootsten tot op de helft geven, zij bij-

zonder fraai en daarom zeer geschikt om er naamcijfers voor punten van zakdoeken uit zaamtestellen, maar

zij moeten uiterst netjes en met zeer fijn katoen worden geborduurd.

Zooals men op de afb. zien kan bestaat het openge-werkte gedeelde der letters uit digt gecordonneerde ve-tergaatjes; de blaadjes, die van binnen met katoen wor-

den opgevuld, zonder dat men daarbij over de omtrekken moet heen gaan, worden dik geborduurd. De lijnen der rankjes kunnen met den steelsteek of wel met den stik-

steek, zeer netjes en naauwkeurig naast elkaar liggende worden gewerkt, en in vereeniging met het overige borduurwerk met

zwarte of gekleurde zijde of ook wel met gekleurd katoen, wor-

den uitgevoerd.

Patroon om tulle doortestoppen.

Afb. No. 11.

Wij geven hier-nevens voor dit

handwerkje dat even oud als geliefd is, een zeer fraai pa-

troon voor een rand, die zeer dikwijls te pas kan komen om gordijnen, kleed-jes enz. te garneren. Dit patroon wordt zoo als men weet, gewerkt

op grove gordijntulle met dik bor-duurkatoen, op dezelfde wijze als het doorstoppen van knoopwerk met den eenvoudigen stopsteek. De uitgeschelpte rand wordt van bo-ven voor de stevigheid, digt ach-

ter de laatste doorgestopte rij gaat-jes, gefestonneerd met dik katoen, men kan er ook een smal zoompje

inleggen en er een smal franjetje van knoop- haak- of passementwerk aanzetten.

Gehaakte schoen.

Afbeelding No. 12 en 13. Knippatroon voorzijde van het Supplement No. III.

Fig. 11 en 12. Voor het paar gebruikt men ½ lood zwarte, 3½ lood roode

of eene andere kleur castor wol, eene met flanel of schapenvacht gevoerde zool.

Wij bieden onze dames thans een eenvoudig en net schoeisel aan, dat bijzonder

No. 10. Groote geborduurde letters. (Van L―Z in het volgende nummer.)

14 DE GRACIEUSE. [15 Januarij 1865. 3e Jaargang.]

No. 9. Kleine geborduurde letters.

No. 7. Geraamte voor den bloempot-stander.

Verkleind. Bij Afb. No. 5.

No. 8. Tapisserie-steek voor den fond van lampen-

kleedjes, taschjes enz. Oorspr. grootte.

No. 6. Bewerking van het gehaakt gedeelte van den

bloempot-stander.

Oorspr. grootte. Bij Afb. No. 5.

No. 5. Bloempot-stander. verkleind

voorgesteld.