Voorzijde van het Supplement. Beschrijving der Knippatronen en verklaring der teekens: No. 1. Jasje voor knaapjes van 2―4 jaar. Afb. 45. Fig. 1. Voorstuk. 2. Zijstuk. 3. Helft v. d. rug. 4. Helft v. h. kraagje.
5. Mouw. 6. Omslag. No. 2. Canesou “Arabella” Afb. 39. Fig. 7. Voorstuk 8. Helft v. d. rug. 9. Voorzijde v. d. ceintuur 10. Achterzijde v. d. ceintuur No. 3. Gehaakte schoen Afb. 12.
Fig. 11. Bovengedeelte. 12. Zool No. 4. Jurkjes voor meisjes van 1―3 jaar. Afb. 45. Fig. 13. Helft van het voorstuk. 14. Zijpand. 15. Rugpand. 16. Mouw. 17. Schouderstuk. 18. Helft v. d. ceintuur. 19. Patroon voor
het soutachewerk No. 5. Berthe en ceintuur als écharpe. Afb. 36. Fig. 20. Helft v. d. berthe. 21. Helft v. d. ceintuur No. 6. Berthe met mouwen. Afb. 40. Fig. 22. Helft v. d. berthe No. 7. Shawl-
vormig garnituur voor een laag uitgesneden kleedje. Afb. 50. Fig. 23. Helft v. h. garnituur No. 8. Garnituur voor handschoenen. Afb. 40. Fig. 24. Manchette No. 9. Garnituur van chenille voor handschoenen. Afb.
42. Fig. 25. Patroon. No. 10. Écharpe “Gothique” Afb. 35 en 47. Fig. 26. Gedeelte van de écharpe. 27. Tweede gedeelte benevens een patroon voor de écharpe ― Keerzijde. ― No. 11. Eenvoudig jauquetje voor
meer bejaarde dames. Afb. 38. Fig. 28. Voorstuk 29. Zijpand 30. Helft v. d. rug 31. Mouw 32. Patroon. No. 12. Dameshemd. Afb. 57. Fig. 33. Helft v. d. voorromp 34. Helft
v. d. achterromp 35. Helft v. h. stuk van voren 36. Helft v. h. stuk van achteren. 37 en 38. Mouw. 39. Helft v. de “revers” No. 13. Laag uitgesneden kleedje. Afb. 50. Fig. 40 Helft v. h. voor-
stuk. 41. Zijpand, voorzijde. 42. Zijpand, achterzijde. 43. Helft v. d. rug 44. Mouw No. 14. Hoed met borduurwerk. Afb. 25 en 26. Fig. 45. Helft v. d. hoed. 46. Helft v. d. vorm No. 15. Gehaakt lijfje
Afb. 32 en 33. Fig. 47. Voorstuk 48. Helft van den rug No. 16. Coiffure “Astrea.” Afb. 27. Fig. 49. Helft van het diadeem No. 17. Coiffure “Selina.” Afb. 28. Fig. 50. Helft van den beugel
volgt een toer me het lichtste blaauwgroen van 21 lussen; dan een zelfde toer met de tweede schakering blaauwgroen, die ook
21 lussen telt, dus meerdert men bij dezen toer niet meer.
Als deze worden er nog 2 rozetten vervaardigd; dan 3 rozetten, waarbij men de 2de en 3de toer wit, de 4de toer grijs, de 5de en
6de toer weder in 2 nuancen blaauwgroen werkt. Met de tweede
kleur blaauwgroen haakt men aan de achterzijde van elke rozet
een uit 2 toeren bestaand net; daarvoor verbindt men den draad aan den licht groenen toer, neemt een licht groenen en een rooden of grijzen steek te zamen, en werkt afwisselend 1 vaste steek en
2 kettingsteken. Bij den vasten steek neemt men gedurig 1 groe-
nen en 1 grijzen of rooden steek te zamen en verdeelt de steken zoodanig, dat de toer 12 kettingsteekbogen telt. De tweede naar binnen zich aansluitende toer bestaat uit 12 stokjes, daar men in elke opening van de 2 kettingsteken van den vorigen toer 1 stokje haakt. Er blijft nu nog eene opening over, die het gele hart van
de bloem onbewerkt laat. Door dit net verkrijgt de rozet eene
kleine welving, en treedt door deze groene omgeving aan de regte zijde eenigzins voor. men verbindt nu deze rozetten tot eene rij,
de kleuren regelmatig afwisselend, daar men aan den buitenrand
van elke twee rozetten 6 steken aan elkander naait. Deze rij omgeeft men alsdan nog door 2 toe-ren van de derde kleur groen, nadat men eerst met hetzelfde groen de diepte tusschen de 2 ro-
zetten met eene gehaakte rij van ongeveer 5 steken lang, uit 3 vaste steken en 2 kettingsteek-lussen bestaande, gevuld heeft. Men moet voor deze gehaakte rij den draad gedurig afzonderlijk
aanknoopen en na voltooijing van
elke rij weder bevestigen. Bij de
volgende 2 toeren, aan beide
zijden van de rij rozetten,
werkt men zooals van zelf spreekt zonder meerderen, op dezelfde wijze als de laatste toer
van de rozet en zoo als de afbeelding op No. 6 voorstelt.
Voor den vorm uit ijzerdraad vervaardigd, geven wij volgens
No. 7 eene verkleinde afbeelding. Het ijzerdraad, moet de dikte
van eene dikke breinaald hebben, wordt in verschillende lengte afgesneden, van elk gedeelte den afstand naauwkeurig afmetende en met een kleine tang, naar den vereischten vorm gebogen. De be-vestiging der gebogen ijzerdraden geschiedt door dun ijzerdraad, zooals op afbeelding 7 duidelijk is voorgesteld. De bovenrand wordt tot een zeskanten vorm gebogen, waarvoor men 42 Ned. duim ijzerdraad noodig heeft, waarvan de einden 3 duim over elkander liggend bevestigd worden. De lengte van het ijzerdraad van den eenen hoek tot den anderen moet dus 6½ Ned. duim bedragen.
Een gelijke zeshoek vormt den onderrand, deze wordt echter be-vestigd, door een eind ijzerdraad waarvan de rigting volgens de afbeelding genomen moet worden, en die drie duim regthoekig omgebogen zijn. de buitenste ijzerdraden, die tevens de 6 pooten vormen en waarvan elke zeshoek 10 duim van elkander verwij-
derd is, hebben eene lengte van 35 Ned. duim; deze worden
volgens de afbeelding in het midden met 3 punten gebogen,
zoodat van elken zijhoek af de stijl 15 duim lang blijft. Het
overige wordt door afbeelding No. 7 aangegeven. De buitenste
als ook de den bodem overspannende ijzerdraden, worden met hout-kleurige wol omwoeld, daarover is tamelijk wijd uit elkander een draad zwarte brillantwol geslingerd. Men haalt nu het haakwerk
tusschen de 2 loodregte stijltjes ijzerdraad, naait den gehaakten reep
te zamen en bevestigt hem met de groene wol onder en boven zoo-danig aan de hoeken, dat de rozetten in het midden van elk vak komen.
De uitvoering van het haakwerk stelt de afbeelding No. 6 in
oorspronkelijke grootte voor. men haakt afwisselend 1 vaste steek in eenen steek van den vorigen toer; in den volgenden steek een stokje van 5 kettingsteken die men door een zesden steek met
de nog op de naald zijnde lus van den vasten steek doorhaalt,
en waardoor de aan de regte zijde voorgestelde kettingsteek oog of lus gevormd wordt. Men steekt gedurig in den geheelen steek van den vorigen toer, en verzet bij elken toer de kettingsteek-lussen; dat wil zeggen: men werkt het kettingsteekstukje in den
vasten steek van den vorigen toer; de vaste steek daar-entegen in het kettingsteekstokje.
Voor eene rozet zet men met de gele wol 4 kettingste-
ken op, verbindt deze tot
eene rondte en werkt voor den 1sten toer in elken opzetsteek 1 vaste steek en 1 kettingsteek-lus, zoodat men ter vergroo-
ting van den toer in elken
opzetsteek 1 steek
meerdert.
2de toer. Met de lichtste carmozijnroode wol werkt men weder in elken steek van den vorigen toer, 1 vaste steek en 1 ket-tingsteeklus.
3de toer. (Tweede carmozijn). Deze toer telt 14 lussen, gedurig
door 1 vasten steek gescheiden; men meerdert in dezen toer slechts 6 maal.
4de toer. (Derde carmozijn). Deze toer heeft 16 lussen. Nu
Krullen-rolletje.
Afbeelding 1―4.
Door de hiernevensgaande afbeeldingen geven wij aan onze abonnées iets nieuws voor het toilet te zien, dat hoe klein ook,
toch zeer aanbevelenswaard is. Het bestaat in een klein machinetje even sierlijk als doelmatig om de lokken in op te rollen, waarvan men zich ― daar het veel aangenamer is voor ’t oog als de stijve papillotten ― ook over dag bedienen kan. Het krullen-rolletje dat wij Afb. 1 in oorspronkelijke grootte te zien geven, bestaat uit
twee afzonderlijke ringen van ijzerdraad, met zijde omwoeld, waar-van de eene, zoo als op Afb. No. 1 aanschouwelijk is voorge-
steld, met een klein oogje is voorzien om het rolletje te kunnen
sluiten. Om dit oogje te maken met men het ijzerdraad een wei-
nig langer nemen, en in het midden der lengte er een breinaald
tusschen steken, waardoor men dan een lusje krijgt. De einden
van het ijzerdraad moeten een weinig over elkaar geschoven, en
de twee ringen aan deze zijde tegen elkaar aan worden gelegd; daarna worden zij te zamen omwoeld, waardoor een soort van
scharnier ontstaat, dat de twee ringen als een
medaillon verbindt. Het netjes dat, in den vorm
van een rozet, binnen in de rondte den fond uitmaakt, wordt van zwarte zijde vervaardigd. Men begint aan den buitensten omtrek, en maakt eerst met de naald eenvoudige lussen in
elkaar van den draad zijde, en daarna in het midden eenig steken, zoo als bij de zooge-naamde wieltjes. Onder Afb. 2 en 3 hebben wij
duidelijk aangetoond hoe men deze krullenrol-letjes gebruiken moet. Men rolt, zoo als men
daarop zien kan, het haar eerst afzon-
derlijk in een, neemt dan
het rolletje en sluit het even
als een medaillon om de
krul heen, waarbij het oogje, door een gaatje
van het netwerk aan
de tegenover-gestelde zijde
geschoven
wordt. Wil men het krullenrolletje wat sierlijker maken om het
ook over dag te kunnen gebruiken, dan kan men in plaats van zwarte zijde eene andere kleur nemen die goed in overeenstemming is met het haar, en de eene zijde van het medaillon, die boven
op komt garneren, met eene ruche en een strik van taffen lint van dezelfde kleur als het netwerk, zoo als men dit op Afb. No. 4
kan zien. Ook is het zeer doelmatig om als men het krullen-
rolletje voor dik haar wil gebruiken, het binnenwerk van ketting-steekbogen te haken, daar dit uitrekt naarmate de krul dik is.
Als men de lok in het krullen-rolletje steekt, dan moet men er op
letten, dat het oogje zich aan de buitenzijde bevindt.
Stander voor een bloempot.
Afbeelding No. 5―7. Dik ijzerdraad, 3 kleuren blaauwgroene
castorwol (van de donkerste 1 lood, van de middelste ¾
en van de lichtste ½ lood); van de overige kleuren
van elk 1 streng.
Wij maken onze lezeressen bijzonder opmerkzaam op het ver-vaardigen van dezen gehaakten stander voor een bloempot, die,
uit afzonderlijke gekleurde rozetten is zamengesteld, en als het
ware eene rij bonte asters door mos omgeven nabootst. Men be-
zigt zoodanige, rozetten, die uit eene scharking wol bestaan en
door digt ineengewerkte kettingsteekbogen gevormd worden, ook voor “pufs,” voetkussens of kanapékleedjes. Volgens ons origineel zijn de rozetten voor den stander afwisselend in 8 nuancen car-mozijn, in grijs en wit, en de harten alle van gele wol gewerkt.
15 Januarij 1865.
(SUPPL. No. 2). Prijs per 3 maanden ƒ 1,275.
Prijs per 3 m. met album ƒ 2,175. (3e JAARGANG).
No. 4. Het krullen-rolletje gegarneerd. Bij Afb. No. 1.
No. 2. Het oprollen van het haar. Bij Afb. No. 1.
No. 3. Het insteken van de krul. Bij Afb. No. 1.
No. 1. Krullen-rolletje. Oorspronkelijke grootte.