204 DE GRACIEUSE. [14 November 1865. 3e Jaargang.]
langrijke veranderingen, die onzen lezeressen tot het vervaardigen van
jaquettes, kapers enz. voorzeker welkom zijn. Eene zoodanige nieuwe
verandering is ook de door afbeelding No. 17 voorgestelde
Dubbele “gobelinsteek.”
Met dezen willen wij onze lezeressen eenen ofschoon reeds in den vorigen jaargang van de Gracieuse bekenden, doch tegenwoordig zeer geliefden haaksteek in herinnering brengen. Deze steek is zeer ge-
schikt voor verschillende wollen artikelen en maakt in twee afstekende
kleuren, b. v. rood en wit, uitgevoerd, een schoon effect.
1ste patroontoer. 1ste toer. Men neemt de steken evenals bij den ge-
wonen tunischen steek op, echter afwisselend 3 roode en 1 witten
steek. In den 2den toer werkt men de 3 roode steken als een steek met de roode wol te zamen af, den witten steek afzonderlijk met de
witte wol.
2de patroontoer. 1ste toer.
* In den afzonderlijken wit-
ten steek 1 steek, doch men steekt hierbij niet
in den loodrecht liggende steek, maar in de ach-
terste lus van den kettingsteek die door het af-
werken van den vorigen toer gevormd is. (Op de
afb. worden die kettingsteken door los in elkander
geslingerde roode en witte wollen draden voorge-
steld). Daarna volgen er 3 steken met roode wol, den 1sten hiervan haakt men in de opening die zich
tusschen de afzonderlijke en de 3 te zamen gehaakte steken bevindt (de afbeelding toont dezen steek als reeds opgenomen aan), den
2den steek werkt men in de opening door een kruis aangewezen, den 3den steek eindelijk in de daaropvolgende opening tusschen de 3 te zamen gewerkte en den afzonderlijken witten steek, op de
afbeelding door een punt aangetoond. Van * af herhaalt men tot
aan het einde van den toer, die dan even zooveel steken tellen
moet als de 1ste toer van den patroontoer. 2de toer. als de tweede
toer van den 1sten patroontoer. In gedurige herhaling van den
2den patroontoer wordt het werk voortgezet.
Haaksteek “Grosgrain.”
Deze steek wordt naar verkiezing van eene kleur of van twee afstekende kleuren van wol uitgevoerd, in het laatste geval wordt de draad bij elken toer weder op nieuw aangelegd. Volgens ons model is voor den 1sten toer van den patroontoer gestadig witte,
voor den teruggaanden toer daarentegen blauwe wol gebezigd. Men zet met de witte wol de lengte naar verkiezing op en haakt als volgt:
1ste patroontoer. 1ste toer. Met witte wol. * Men haalt den
draad door den opzetsteek, slaat den draad om de naald, haalt wederom den draad door denzelfden opzetsteek. Een steek over-
slaan. Van * af herhalen.
2de toer. Met blauwe wol. * Men haakt de beide steken met
den er tusschen liggende omgeslagen draad te zamen af, haakt
daarna 1 kett. en herhaalt van * af
tot aan het einde van den toer.
In den 1sten toer van elken
volgenden patroontoer neemt men
de 2 lussen die tot een dubbe-len steek behooren, gedurig in den kettingsteek die de dubbele
steken van den vorigen toer van elkander scheiden op, daar men hiervoor in de achterste lus van dezen kett. steekt. De af-
beelding, die den steek gedeel-
telijk voltooid, gedeeltelijk
in zijne bewerking voor-
stelt, toont deze steken-
lus met een pijl door-
stoken aan. 2de toer.
Als de 2de toer van
den 1sten patroon-
toer.
Lingeriën (kragen en
mouwen).
Afbeelding No. 19―26.
Het is ons aangenaam aan
onze lezeressen eenige nieuwe modellen van fraaie en stevige lingeriën te kunnen aanbieden, die zeer geschikt zijn om zoo-wel een gekleed als een een-voudig toilet te voltooien. De kragen en mouwen door de hiernevensgaande afbeeldingen voorgesteld, zijn vervaardigd
van fijn linnen, gedeeltelijk met valencienne, gedeeltelijk met bor-
duurwerk of application van kant versierd, zooals de gravure dit
te zien geven.
Kraag à bavettes met mouwen.
Afb. No. 19 en 20. Knippatr., keerz. v. h. Suppl. No. XIV, Fig. 52-55.
Deze kraag is behalve met eene valencienne 1½ d. breed en met kanten tusschenzetsel, met een soort van volant gegarneerd, waar-
mede aan den voorkant de bavettes gevormd zijn. Deze bestaan
uit reepen linnen en entredeux, die in plooien zijn geschikt en worden schijnbaar met knoopjes met linnen overtrokken aan den
kraag vastgehecht.
Men knipt eerst den kraag uit linnen aaneen, langs de dunne
gladde lijn naar fig. 52, legt er in de rondte een smal entre-
deux om, en hecht dit langs de dunne gladde lijn op fig. 52 met
steelsteken vast. Het garnituur aan den voorkant (de bavettes)
wordt naar fig. 53 uit reepen linnen en tusschenzetsel vervaardigd, waarbij men de afgeknipte randen van de eersten smal omslaat, met
een dichten overhandschen naad aan het entre-deux zet, waarna men onder dit laatste het linnen wegknipt. Daarna legt men plooien
in de reepen linnen, door telkens de met dezelfde cijfers genum-
merde kruisen en punten op elkaâr te hechten en zet de bavet-
tes met dichte festonneersteken, volgens de overeenstemmende tee-
kens aan de voorkanten van den kraag. Nu wordt om den tot
dusverre voltooiden kraag eene kant 1½ d. breed gehecht, en er
met festonneersteken aan bevestigd. Volgens de afbeelding wordt
elke plooi van het garnituur met twee linnen knoopjes voorzien.
Aan het uitsnijdsel van den hals zet men een boordje op den
kraag; dit wordt naar fig. 54 aaneen en uit dubbele stof geknipt
en om het te kunnen dichtmaken met een knoop en een knoops-
gat voorzien.
De manchette is op dezelfde wijze als het garnituur van den
kraag, uit linnen en entre-deux samengesteld. Fig. 55 geeft de
helft van de manchette. Men vervaardigt haar, (uitgenomen de
plooien) als de bavettes van den kraag, legt er aan beide zij-
den een smal entre-deux, en om den buitenrand een kant 1½ d. breed omheen. Aan den rechten rand van de manchette wordt
een gladde streep linnen ongeveer 2½ d. breed en hieraan de mouw
van batist of nansoek gezet.
Kraag en mouwen à plis doubles.
Afb. No. 21 en 22. Knipp., keerz. v. h. Suppl. No. XV, Fig. 56.
Ook deze kraag is uit kant en linnen samengesteld. Men
knipt hem uit linnen naar fig. 56 aaneen, de dunne
gladde lijn geeft het midden aan. Dan hecht men
volgens aanwijzing van het knippatroon een
entre-deux 1½ d. breed op de hoe-
ken aan de voorzijde, bevestigt dit met steelsteken op den kraag, en knipt er
daarna het linnen voorzichtig
onder weg. Rondom den bui-
tenrand van den kraag zet men een kant 1 d. breed, die er
met steelsteken aan wordt ge-
naaid. Aan den voorkant
worden er zooals wij dit
hebben voorgeteekend,
twee dubbele plooien inge-
legd, door de met de-
zelfde cijfers genummer-
de kruisen op de punten
te hechten, waarna men
aan het uitsnijdsel van den
hals een recht boordje
en den kraag hier-
mede aan een on-
derchemisette zet. De bladerenfiguur
in de schelpen van het entre-deux die er onderuit komen, kan
men er zoo als wij dit hebben voorgeteekend in borduren, of er naar
goedvinden de een of andere geborduurde figuur op appliqueeren.
De manchette bestaat eveens uit geplooide reepen linnen en tus-
schenzetsel zooals men op de afbeelding No. 22 zien kan. Met be-
hulp van deze kan zij gemakkelijk uit de bekende stoffen worden ver-
vaardigd. De reepen linnen en tusschenzetsel, aan de dwarskanten van de manchette die over elkaar heen komen, zijn 7 d. lang maar nemen
in het midden tot 9 d. lengte toer, zoodat de manchette schuin af-
loopt, de breedte van de reepen moet men naar die van de plooien
van den kraag nemen. Om den buitenrand wordt eene kant 1½ duim
breed genaaid, van boven wordt de manchette
aan de mouw gezet.
Kraag en mouwen
met application
van kant.
Afb. No. 23 en 24. Knippat. keerz. v. h. Suppl. No. XII,
Fig. 48 en 49.
Het rijke garnituur van
dezen kraag en de daarbij
behoorende mouwen, bestaat zoo als de af-beelding dit voorstelt, uit eene application van valencienne, waarvan de figuren in het midden wederom met een ster van fijn lin-nen zijn versierd, uit borduursel en kant 2
d. breed.
Men knipt zoowel den kraag Fig. 48
als de manchetten Fig. 49 van fijn linnen of batist en neemt de
stof dubbel. Nadat men het patroon op de afzonderlijke gedeelten heeft overgebracht, hecht men op elk der plaatsen met een klein kruisje geteekend een lapje kant of entredeux naar de grootte der
figuren, bevestigt het met steelsteken, legt er met wit borduurka-
toen dicht naast elkaar eene rij moesjes omheen, en knipt er daarna
het linnen onder weg. De kleine sterren tusschen de figuren be-
staan uit vetergaten, eveneens door moesjes omgeven. Rondom den
buitenrand van den kraag en ook van de manchetten zet men eene valencienne 2 d. breed en een weinig ingerimpeld, naait er die met steelsteken aan, en legt er eveneens eene rij moezen omheen. Aan het uitsnijdsel van den hals van den kraag wordt een recht boordje gezet en hiermede op een onderchemisette geregen; de manchette
zet men aan een mouw van neteldoek of batist.
Kraag “Cravate” en mouwen.
Knippatr., keerz. v. h. Supplem. No. XIII, Fig. 50 en 51.
Aan dit fraaie en zeer oorspronkelijke garnituur van kraag en mouwen is een strik aangebracht, die gedeeltelijk door het fatsoen, gedeeltelijk door een borduursel van zwarte zijde met een koordje
er tusschen in gestikt, ge-vormd wordt. Men knipt
den eersten, den kraag,
langs de dunne gladde lijn die op Fig. 50 het midden
aangeeft aaneen en neemt de stof (linnen) dubbel, of an-ders linnen met eene voering van cambrie of shirting. Eerst naait men de twee gedeelten van de stof langs den buiten-rand met een achtersteekje aan elkaar, en keert den kraag daarna zoodanig om,
dat de inslagen van de na-den naar binnen liggen. Daarna worden er om den strik te vormen, langs de
dubbele lijnen die wij hebben voorgeteekend en langs den buiten-rand van den kraag twee dunne koordjes ingestikt, men maakt in het eene gedeelte van de lus van den strik
een knoopsgat, en voor-
ziet het andere dat er
overeen komt met een
knoop. Het borduurwerk
wordt met zwarte zijde,
zooals het patroon dit aan-
geeft, gedeeltelijk met den
vischgraatsteek, gedeeltelijk
met den moesjessteek uitge-
voerd. Rondom het uitsnijd-
sel van den hals van den kraag
legt men eene rij festonneer-
steken, of zet hem met een
recht boordje aan eene
onderchemisette.
No. 21. Kraag “à plis doubles.”
Knippatr., keerz. v. h. Supplem.
No. XV, Fig. 56.
No. 25. Kraag “Cravate.”
Knippatr., keerz. v. h. Supplem.
No. XIII, Fig. 50.
No. 19. Kraag “à bavettes.”
Knippatr., keerz. v. h. Supplem.
No. XIV, Fig. 52―54.
No. 22. Mouw behoorende bij den kraag
“à plis doubles.”
No. 23. Kraag met application van
kant. Knippatr., keerz. v. h.
Supplem. No. XII, Fig. 48.
No. 26. Mouw behoorende bij den kraag
“Cravate.” Knippatr. keerz. v. h.
Supplem. No. XIII, Fig. 51.
No. 20. Mouw behoorende bij den kraag
“à bavettes.”
Knippatr. keerz. v. h. Supplem.
No. XIV, Fig. 55.
No. 24. Mouw behoorende bij den
kraag met application van kant.
Knippatr. keerz. v. h. Supplem.
No. XII, Fig. 49.
No. 27 en 28. Jaquette “Hongroise.” Knippatr. voorz. van het
Supplement No. III, Fig. 13―19.
Voorzijde.
Achterzijde.