len versierd. De buitenrand volgens de afbeelding met kristallen en satijn kra-
len gegarneerd. Afb. No. 40 geeft een gedeelte van het garnituur in oorspron-
kelijke grootte.
Kleed in geknoopte
guipure.
Afbeelding No. 42―57. Glansga-
ren tusschenbeide van grofte, een
knoophoutje van 1 d. in door-
snede.
Afbeelding No. 42 stelt een zeer fraai kleed voor, dat volgens ons model 58 d. in het vierkant heeft
en uit 9 afzonderlijk vervaardigde geknoopte guipure ruiten bestaat, die door een gehaakt tusschen-
zetsel aan elkander gezet zijn; eene kant in guipure knoopwerk omgeeft het geheele kleed. Elke ruit heeft 16 gaatjes in de lengte en breedte; men vervaardigt ze, van den hoek uit met een opzet-
sel van 2 mazen beginnende, in heen- en teruggaande toeren, ter-
wijl men aan het einde van elken
toer 1 maas meerdert (dat is: in de laatste maas 2 mazen), tot-
dat het getal mazen 17 bedraagt, daarna werkt men 1 toer in
een gelijk getal mazen, ver volgens aan het einde van elken toer weder 1 maas afminderen, dat is, de beide laatste mazen als 1
maas te zamen knoopen. De beide laatste mazen van de ruit knoopt men, zonder eene nieuwe maas te vormen te zamen. De kant be-
staat uit eene geknoopte strook 8 mazen breed; ook deze begint
men met een opzetsel van 2 mazen, werkt haar in heen- en te-
ruggaande toeren, waarbij men aan het einde van elken toer 1
maas meerdert, totdat het getal 8 mazen bedraagt, hierna 1 toer
zonder meerderen, dan gedurig afwisselend aan het einde van den eenen toer 1 maas minderen, aan het einde van den ande-
ren toer 1 maas meerderen, totdat men de noodige lengte voor
de strook verkregen heeft; daarna wordt zij door het afminderen aan het einde van elken toer weder spits toeloopende, en hier-
door de andere dwarszijde gevormd. De strook wordt volgens afbeelding No. 42 eerst gefestonneerd, nadat het guipure er is ingewerkt; buiten het festonneersel wordt het knoopwerk weg-
gesneden. De guipure figuren in elke ruit, als ook in de kant,
zullen naar afbeelding No. 42 en met behulp van
de afzonderlijke afbeeldingen gemakkelijk vervaar-digd kunnen worden; de soorten van steken bij
dit guipure gebezigd, geven wij gedeeltelijk in
eene figuur voltooid, deels in de bewerking. Zoo
toonen afbeelding No. 43 en 44 de uitvoering van de
wieltjes aan, zooals ze in verschillende ruiten van het kleed, b. v.
in die, welke den bovensten hoek van afbeelding No. 42 vormen, worden gebezigd. Men maakt eerst, uit het midden beginnende, volgens afbeelding No. 43 een schuin kruis, voert den draad eenige malen om het middelpunt in de rondte, vormt dan op een stroo-
halm breedte hiervan een cirkel met den draad, voert bij het omwoelen
van laatstgenoemden tegelijk de fes-
tonneersteken uit en eindelijk vol-
gens afbeelding No. 44 een tweeden kring, waarna de draad onder het dichte mid-
delpunt wordt bevestigd. Af-
beelding No. 45 stelt eene van de stervormige figuren in den bovensten hoek van afbeelding No. 42 voor, afb. No. 46 de uitvoering hiervan. Als men
den draad bij a heeft beves-
tigd, dan voert men om de beide naastbijzijnde stokjes, die een rechten hoek vormen, een soort van festonneersteken uit, en wel telkens twee om het loodrechte, een om het wa-
terpas liggende stokje, totdat men bij b gekomen is; van
hier af wordt de draad naar
c gevoerd, dan vult men op gelijke wijze de andere helft van dezelfde geknoopte ruit met festonneersteken. Hierdoor zijn 2 punten van de ster ge-
vormd, twee zooda-
nige punten werkt men ook in elke geknoopte ruit door een kruis aangewe-
zen, in het midden van de figuur wordt
Afb. No. 29 geeft een gedeelte van
den gepunten buitenrand van de parasol afb. No. 21 te zien. De grondstof is
blauwe taf. De punten zijn met wit boord-sel en met smalle witte guipure afge-
sloten, boven het boordsel loopen 4
regelmatige rijen van afzonderlijk op-
genaaide krijtwitte kralen.
Afb. No. 30 is het bovenste ge-
deelte van een borduurpatroon, waarmede lk vak van de parasol afb. No. 28 is versierd. het is reliefachtig van bogen kralen ver-
vaardigd zooals afb. No. 30 het voorstelt; hiertoe rijgt men voor elken steek zulk een aantal kra-
len aan, dat zij als de steek is doorgehaald een boog vormen. Om van den eenen steek tot den an-
deren te komen, moet men de naald op geringen afstand aan den-zelfden kant weder naar de rechter zijde doorsteken. Aan ons model heeft elke boog 8 krijtwitte kra-
len, elke 4 door een zwarte kraal gescheiden. Men kan afb. No. 30 zeer goed voor een eenvoudigen
geslingerden rand voortzetten.
De rand door afb. No. 31 voorgesteld, wordt op dezelfde wijze
en met dezelfde bestanddeelen als het figuur zoo even beschreven uitgevoerd en volgens afb. No. 31 met slingers kralen afgesloten.
De lussen zijn eveneens uit krijtwitte kralen en groote, zwarte,
geslepen kralen samengesteld.
De fond afb. No. 32 is met kleine geslepen zwarte kralen en
met witte koordzijde met den point russe gewerkt; elke steek
sluit met een knoopje af.
Afb. No. 33 geeft een rand te zien met een tralieachtig pa-
troon; het is aan ons model op een fond van zwarte taf met zwarte
chenille en oranje koordzijde in den point russe gewerkt.
De fond afb. No. 34 bestaat uit verzet liggende moezen, elke
moes uit een zwarte kraal met kleine aangeregen krijtwitte kra-
len even als een ring omgeven.
De roos, afb. No. 35, behoort bij de parasol afb. No. 22.
De roos is met moesjes van witte koordzijde en met zwarte ge-
slepen kralen gewerkt; de takken met soortgelijke kralen en
met den point russe met witte zijde, de hoofdsteel echter
met lankwerpige zwarte kralen.
Het garnituur afb. No. 36 wordt door zeer smal
en breed fluweelen lint gevormd, het smalle in lus-
sen, met het breede is het aanzetten van de lussen bedekt. De versiering boven de lussen wordt met fijne zwarte chenille met den point russe uitge-
voerd; aan de spits van elken steek van den point russe wordt
een zwarte kraal bevestigd.
Twee voiles van zijden tulle, kralen en een
borduursel van chenille.
Afb. No. 37―40. Knippatr., keerz. van het Supplem. No. XVII,
Fig. 47 en No. XVIII, Fig. 48.
Beide deze voiles bestaan uit wit zijden
tulle en zijn aan den bovenrand met een
tusschenzetsel van blonde 1 d. breed voorzien, dat dient om er een lint en een metalen veer
doorheen te steken.
De voile afb. No. 37 wordt
naar het patroon fig. 47 geknipt. De onder- en elk der zijranden zijn volgens afb. No. 38, dat
een gedeelte in oorspronkelijke grootte geeft, met twee rijen witte kant versierd. De laatste is met kleine opgenaaide witte gitten voorzien. Bij gebrek aan een kant met een ingeweven grieksch pa-
troon, kan men er de kralen
met grieksche lijnen opnaaien. Aan den onderrand van de voile zijn grelots van kristallen kralen en lange witte gitten gehecht. De fond van de voile is doorloopend met opgenaaide moesjes van witte chenille versierd. afb. No. 38 geeft de wijze van uitvoering
duidelijk te zien.
Voor den vorm van de voile afb. No. 39 kan men het knippatr. fig. 48 nemen. De fond is doorloopend met op-genaaide kristallen kra-
[14 Mei 1867. 5e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 97
No. 21. Parasol van blauwe taf.
Knippatr., voorz. v. h. Supplem. No. VII, Fig. 22.
No. 22. Parasol van zwarte taf.
No. 22. Parasol van lilas taf.
Knip- en borduurpatr., voorz. v. h. Suppl. No. IX, Fig. 24.
No. 24. Parasol van blauwe taf met een borduursel van
kralen. Knip- en borduurpatroon:
voorz. van het Supplem. No. VI, Fig. 24.
No. 25. Parasol van witte en blauwe taf.
Knippatr., voorz. van het Supplem. No. IV, Fig. 19.
No. 26. Parasol “Marquise” van grijze taf.
No. 27. Parasol van zwarte en paarse taf.
Knippatr., voorz. van het Supplem. No. V, Fig. 20.
No. 28. Parasol van grijze taf.
Knippatr., voorz. van het Supplem. No. VIII, Fig. 29.