afbeelding is voorgesteld. Voor het garnituur geeft de af-
beelding No. 24 een gedeelte in oorspronkelijke grootte te
zien, waarnaar men de afzonderlijke pattes en strikken zeer
gemakkelijk zal kunnen vervaardigen. De eersten bestaan uit een lapje tus-
schenzetsel dat van boven puntig is bij-geknipt; hieromheen wordt een smal reepje fijn batist een stroohalm breed,
opgestikt, en een een weinig ingerim-
pelde valencienne aangezet. Langs deze pattes, door strikken afgewisseld loopt
aan beide zijden een kanten tusschen-zetsel 1½ d. breed en vormt met den zoom in het midden het garnituur van het voorstuk. De kraag bestaat uit 13
kleinere pattes, waarvan de twee voorste die bij wijze van schubben over elkaar
heen liggen, twee langere pattes vor-
men; deze pattes zijn te zamen met
een lint er onder, aan een regt glad boordje van dubbele stof gezet. De van
onderen rond geknipte manchette wordt
door middel van een smal reepje dat
er wordt opgestikt aan de mouw ge-
zet men aan den binnenkant van de blouse op de hoogte van
het middel een reep linnen of een eind band 1½ d. breed, dat
tevens van achteren als schuif dient. De kraag wordt naar Fig.
16 aaneen, de stof dubbel genomen geknipt, waarbij men de
regte, lange zijde van het patroon langs den draad op de dub-
bel toegevouwen stof legt; nu wordt de kraag aan elk der beide dwarszijden aan elkaar genaaid, naar buiten omgekeerd, op de
regterzijde met vier rijen soutache versierd, en volgens de over-
eenstemmende letters aan het uitsnijdsel van den hals aan de
blouse gezet. De mouw verbindt men van G tot H en van J
tot K met een dubbelen naad (eerst op de regterzijde rijgen, dan het werk omkeeren en den naad stikken) rimpelt haar aan den
rand van boven van het midden uit tot kruis en punt zooveel
in tot dat men den omtrek voor het armsgat heeft, en van on-
deren naar de wijdte der manchette. Deze laatste wordt naar
Fig. 18 uit dubbele stof gesneden, in de rondte met vier rijen
soutache gegarneerd, van H tot L aan elkaar genaaid en met
H, J, punt en ster op dezelfde teekens van de mouw vallende
er opgenaaid, de langs den buitennaad omhoog loopende patte
van de manchette, waarmede de mouw schijnbaar gesloten wordt
garneert men met drie knoopen. De jockey naar Fig. 19 ge-
knipt en met vier rijen soutache versierd, wordt tegelijktijdig
met de mouw zoodanig in het armsgat gezet, dat de eerste met
C, punt en ster op dezelfde teekens van de voorstukken en den
rug, de laatste met K op K van het voorstuk sluit. De on-
derste punt van de jockey wordt met een knoop op de mouw
gehecht.
Blouse “Hortense.”
Afb. No. 19.
De hiernevens afgebeelde blouse is zeer oorspronkelijk opge-
maakt, en wel wat de strikken met lange einden betreft naar
den thans zoo zeer heerschenden smaak; deze zijn in strijd met
de gewoonte bij het garneren van bovengenoemde klee-
dingstukken, nu van achteren in den nek aangebragt en
vallen alzoo op den rug neer. Wij durven niet verzeke-
ren of deze nieuwe mode lang heerschappij zal blijven
voeren; misschien verdwijnt zij even spoedig als zij te
voorschijn kwam, maar hoe dit zij, al wat gracieus is
op haar gebeid, verdient door ons met belangstelling te
worden gadegeslagen, en daarom willen wij dit niet on-
opgemerkt voorbijgegaan. Bij het vervaardigen van deze
blouse kan men de knippatronen van de blouse “créole” gebruiken,
behalve voor de mouw, welke men naar die van de blouse op bladz.
64 beschreven vervaardigen moet. Men neemt voor de blouse neteldoek
of nansoek, en legt in den rug en in de voorstukken op regelma-
tigen afstand stolpplooijen 1 d. breed. Op de afb. No. 19 waarop
de achterzijde van ons model is voorgesteld, ziet men de schikking
van het garnituur aangegeven, dat uit een belegsel van geborduurde
neteldoeksche- en kanten entre-deux en strikken van lichtgroen
lint bestaat. Dit garnituur waarmede de zoom van het voorstuk en
ook naar aanwijzing van de afbeelding de rug is gegarneerd, en
in den vorm van bretelles naar de voorstukken loopt, ein-
digt daar omstreeks 10 d. boven de taille; het wordt ver-
vaardigd uit einden van de twee bovengenoemde entre-deux
3½ d. lang, welke elk regelmatig afwisselend, door zeer
smalle opgestikte schuine reepjes neteldoek aan elkaar wor-
den verbonden, terwijl het aan beide zijden door een reepje
van dezelfde stof wordt afgesloten, waarbij men er tegelijkertijd
een een weinig ingerimpelde kant aanzet. De kraag wordt uit
een op dezelfde wijze zamengestelden reep vervaardigd; hij is van achteren in het midden gescheiden en aldaar met een
strik van lichtgroen lint 3 d. breed, versierd. Een soortge-
lijk eind lint wordt mede onder den kraag gelegd, en aan
de voorzijde tot een strik gevormd. De strik op het midden van den rug bestaat uit lichtgroen lint 6½ d. breed en is met
einden elk 40 d. lang, voorzien. De wijde mouw wordt van
boven en van onderen ingrimpeld; de manchette onder aan
de mouw krijgt hetzelfde garnituur als de blouse, tusschen
het geplooide neteldoek in vertoonen zich namelijk drie reep-jes van het garnituur, terwijl er eveneens om den rand van
onderen een soortgelijk belegsel heenloopt.
Blouse “Pamina.”
Afbeelding No. 20 en 24.
Het model van deze blouse, waarvoor men neteldoek of
tulle kan nemen met smalle plooitjes voorzien, onderscheidt
zich door het élégante garnituur dat uit pattes van entre-
deux en kant en uit strikken van roze lint bestaat. Voor
het fatsoen van deze blouse kan men de knippatronen van
de blouse “créole” nemen met eene kleine verandering wat den kraag en de mouwen betreft, zooals dit duidelijk op de
naaid. Het garnituur van de eerste bestaat uit een tusschenzetsel,
in de dwarste met reepjes neteldoek afgewisseld, waar omheen van
onderen om den rand eene valencienne loopt; boven het tusschen-zetsel legt men een eind lint en hier overheen 7 pattes van dezelfde
grootte als die om het uitsnijdsel van den hals; deze zijn er zoo-
danig aangezet dat zij op de manchette terug vallen. Het garnituur
wordt door een strik met einden van roze lint voltooid.
Blouse “Odette.”
Afbeelding No. 21 en 22.
Deze blouse zal, als wij ons niet bedriegen, evenzeer de belang-stelling van onze abonnées wekken en haar bij de zorg voor het zomertoilet uiterst welkom zijn. Ons model is vervaardigd van fijn wit neteldoek en met smalle plooitjes ½ d. breed voorzien. Deze
zijn, zes naast elkaar, op den rug door eene gladde tusschenruimte
van 3½ d. en van voren door een geborduurden entre-deux ge-scheiden, waaraan zich een geborduurd strookje aansluit. Het gar-
nituur in het midden waarvan No. 22 een gedeelte in oorspronke-lijke grootte geeft, bestaat uit een geborduurden entre-deux waaromheen zich aan beide zijden lussen en geborduurde strooken
bevinden. Door deze lussen is een gekleurd lint gehaald, dat aldus
ook van den boven- en onderkant van de mouw en om het uitsnijd-
sel van den hals voorkomt.
Aan dit laatste gedeelte zijn de lussen evenwel wat kleiner als
op de afbeelding in oorspronkelijke grootte, en even als een om-
hoogstaand kraagje aan een regt boordje gezet. Voor het garnituur in den vorm van eene epaulette voor den bovenkant van de mouw,
zijn de lussen eveneens door een geborduurd tusschenzetsel verbon-den, en ook van onderen aan den rand van de manchette, die zoo
wijd moet zijn, dat men er met gemakt de hand door kan steken.
Door deze lussen is zooals de afbeelding No. 22 het aantoont een gekleurd lint gehaald, (aan ons model blaauw) waarvan tevens aan de manchetten en van voren aan het uitsnijdsel van den hals een
strik gevormd, en met welke op die plaats te gelijkertijd het digt-
maken van de blouse bedekt wordt.
Garnituur voor blousen, rokken, pantalons enz.
Afbeelding No. 23.
Dit lieve en toch zeer eenvoudige garnituur, dat zeer geschikt
is tot het garneeren van blousen, rokken, pantalons enz. bestaat
hoofdzakelijk uit een reep batist, neteldoek of nansoek in de dwarste
met smalle plooitjes voorzien. Op dezen aldus geplooiden reep wor-
den nu langwerpige vierkanten van wit linnen gelegd en er met
een smal randje van zwart gedrukt katoen of chitz op vastgestikt.
Wij zagen dit garnituur aan eene blouse van fijn wit batist, en
wel langs beide zijden van den zoom aan den voorkant van het
voorstuk, waaromheen insgelijks een reepje zwart katoen liep, ech-
ter niet zoo groot als het model dat onze afbeelding voorstelt,
terwijl voor het kraagje de reep en de figuren nog wat kleiner
moeten genomen worden. Als men dit garnituur voor eene blouse
wil gebruiken dan zou derhalve de grootte op het patroon voorge-
steld alleen maar voor de manchette, die aan eene gladde mouw
wordt gezet, kunnen genomen worden. De manchette bestaat tot
op de helft uit dubbel linnen. Zij krijgt van boven een smallen
zoom, en wordt van onderen met het garnituur voorzien.
Bij het opnaaijen der linnen figuren kan men op het boordseltje dat er om heen loopt zeer veel variatie aanbrengen. Witte moesjes op een zwart veterbandje zouden bijv. een zeer goed effect maken,
door den buitenrand der figuren met een kruisnaad of vischgraatste-
ken met zwarte zijde op den geplooiden reep vast te hechten, zou-
den de eersten ook niet onvoordeelig uitkomen.
Neteldoeksch dasje met kant gegarneerd.
Afb. No. 25. Knipp. keerz. v. h. Suppl. No. XIII, Fig. 48 en 49.
Dit dasje, met een zeer gracieus gevormden strik, bestaat voor-
eerst uit een reep neteldoek 40 d. lang en 12 d. breed, die aan
beide zijden wordt gezoomd, waarna men er in de lente drie plooi-
jen inlegt zoodat hij den vorm van een halsboordje
verkrijgt. Voor de strikken en de einden knipt men
naar Fig. 48 twee gedeelten aaneen voor de strikken,
en naar Fig. 49 twee gedeelten voor de einden. De reepen voor de strikken worden aan de lange zijden
gezoomd, en met eene valencienne 1 d. breed gegar-
neerd; nu vouwt men de strikken langs de dunne
lijn op Fig. 48 die tevens het midden aangeeft om, legt
de beide dwarskanten op elkaar en vormt twee plooijen door kruis 3 op punt 3 en kruis 4 op punt 4 te hechten.
Deze aldus vervaardigde afzonderlijke lussen worden tot
een strik vereenigd door er een nagebootsten knoop uit een lapje geplooid neteldoek bestaande, om heen te
leggen. Op elken reep neteldoek voor de einden be-
[13 Junij 1865. 3e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 109
No. 18. Blouse “Créole.” Knippatr. voorz. v. h.
Supplem. No. III, Fig.. 14―19.
No. 19. Blouse “Hortense.” Knippatroon behalve voor de
mouw, naar de blouse “Créole.”
No. 20. Blouse
“Pamina.”
Knippatr. naar
de blouse
“Créole.”
No. 21. Blouse
“Odette.” Knippatr.
naar de blouse
“Créole.”