De Gracieuse 13 December 1865 | Page 3

mengsel van arabische gom met vermiljoen worden bestreken. Eerst knipt men van het ijzerdraad een eind 30 d. lang en buigt het zoodanig tot een ring te zamen, dat de einden 2 d. ver over

elkaar komen. De einden worden zeer stevig en dicht met dik garen

omwoeld. Voor elk der drie voeten knipt men een einde ijzerdraad

4 d. lang en twee soortgelijke 2½ d. lang. De twee laatste worden

aan het eene eind een weinig gebogen en het andere rechte eind met

dik garen aan het langere eind ijzerdraad vastgemaakt, zoodat dit

laatste er ongeveer ½ d. als steel bovenuit steekt. Deze steel wordt

vlak liggende omgebogen, waarna men er de voeten mede aan den

ring bevestigt en wel door er op regelmatige afstanden van 9 d.

garen omheen te wikkelen. De afb. No. 12 stelt den ring met de daaraan vastgemaakt voeten verkleind voor en geeft bij het ver-

vaardigen eene goede handleiding. De stam van koraal bestaat uit

twee hoofdgedeelten waaraan de kleine takjes, twee aan twee of elk

afzonderlijk elk 1½ of 2½ d. lang op dezelfde wijze als de voeten aan

den ring worden vastgemaakt. Het zal niet moeilijk zijn om de

takken met behulp der afbeelding te vormen; wij laten het aan

den persoonlijken smaak over om de twijgen met minder of meer

takjes te voorzien, en willen slechts aanmerken dat elke groote

tak de stam medegerekend, niet langer als 15 d. moet zijn en

hier en daar een weinig gebogen wordt. Nadat aan de beide

groote twijgen de kleine takjes zijn vastgemaakt, door er wol

omheen te winden, worden de onderste einden op dezelfde wijze

tot een stam 4½ d. lang vereenigd, maar aan het eind der twee

aldus verbonden groote takken moet een stuk 1 ½ d. lang los blij-

ven. Dit wordt (het dubbele eind ijzerdraad), naar beide zijden in

eene tegenovergestelde richting horizontaal omgebogen

en dan met garen en naderhand nogmaals aan den

ring, tusschen twee voeten in vastgemaakt. Men

buigt den stam hierna een weinig voorover, om het

evenwicht te bewaren. Eindelijk strijkt men met een

penseel het gekleurde mengsel over het geraamte.

Dit kleursel bestaat uit dik afgemengde arabische gom

met vermiljoen. Men moet er den stander overal goed

mede bedekken, het laten droogen, en dit eenige keeren herhalen.

De takken worden ten laatste met coppallak gevernist, waardoor zij een fraaien glans verkrijgen. Met eene schelp die de vereischte grootte heeft of met een porseleinen schaal is dit sierlijke werk

voltooid.

Wij vertrouwen dat deze fraai bewerkte stander door vele

van onze lezeressen vervaardigd zal worden, daar hij zeer ge-schikt is om er allerlei voorwerpen van goud, zilver, enz. – zoo als men dit op de afbeelding ziet voorgesteld – een plaats aan te schenken. Hoewel er eenige moeite aan verbonden is, zal deze

door een goede uitvoering zeer beloond worden.

Horlogestander.

Afb. No. 13 en 14. Knippatr., keerz. v. h. Supplem. No. XVII,

Fig. 54. Lapjes rood, wit, grijs fluweel, 60 duim goudkoord,

zwarte kralen, koord- of naaizijde in zwart, wit, geel, rood,

blauw; met zwart omwoeld ijzerdraad, een stukje carton,

een klein haakje.

Deze sierlijke horlogestander bestaat uit een harp, en is van ijzer-

draad, kralen en geappliqueerd fluweel zamengesteld. De Afb. No. 13 geeft de voorzijde van de harp met het application te zien, door de afb.

No. 14 wordt zij op zijde voorgesteld en tevens hoe het eenvoudige ge-raamte is ingericht om het te doen staan. Het laatste wordt uit ijzer-

draad vervaardigd en bestaat uit twee stijlen de een 8 de andere 10 d.

lang, terwijl zich aan het vereenigingspunt twee naar buiten gebogen

voeten (zie de afbeelding) bevinden. Voor het vastmaken der afzon-

derlijke gedeelten moet men elk eind ongeveer 3 d. langer namen. De

arabesken die de gebogen lijn van de harp uitmaken worden elk (zie de afb. No. 13) uit een dubbel eind ijzerdraad 21 d. lang gevormd. Hierbij moet men echter op de kleine, omhoog loopende bladeren

denken, daar de arabesken er gedeeltelijk mede bedekt zijn. De

arabesken en de aan elkaar verbonden einden ijzerdraad van

het geraamte waarop de harp rust, worden eerst zeer ste-

vig met zwarte wol omwoeld, daarna windt men er

zwarte kralen die eerst op zijde zijn geregen, dicht

en gelijkmatig omheen, aan de einden van de

twee stijlen van het geraamte, die later

aan de achterzijde van de harp

worden vastgehecht, maakt men

door het ijzerdraad om te bui-

gen twee lussen, en om

deze windt men de kra-

len niet. Ten einde

er het application

op te kunnen

aanbrengen

knipt men naar Fig. 54 het on-derste gedeelte van de harp dat den voet na-bootst langs de dunne lijn op het

knippatroon

aaneen, verder naar de Afb. No. 13 het bovenste gedeelte dat met een haakje wordt

voorzien van

dubbel carton,

Er blijft ons nu nog over de kant volgens afb. No. 10 te beschrijven,

die, even als afb. No. 7 ter versiering van den volant gebezigd kan wor-den. Men zet voor de kant de vereischte lengte op en werkt in heen en

teruggaande toeren:

1ste toer. Vaste steken. – 2de toer. 1 v. st. in den 1sten steek van

den vorigen toer, * 1 kett., 2 steken overslaan, dus in den derden steek 5 elk door 1 kett. gescheiden kl. st. (met 3 maal doorhalen), 1 kett.

waarmede men 2 steken overslaat, 1 v. st. in den 3den steek. Van * af herhalen. – 3de toer. 1 v. st. in de 2de opening van den 1sten st. boog

van den vorigen toer, * 1 kett., 1 v. st. in de volgende opening van den-

zelfden boog, 3 kett., 1 v. st. in de 2de opening van den volgenden st. boog. Van * af herhalen. – 4de toer. 1 v. st. in den afzonderlijken

kett. tusschen de 2 eerste v. st. van den vorigen toer, * 3 kett., men slaat den draad 2 maal om, werkt 1 kl. st. in den 1sten van de 3 vol-genden kett. van den vorigen toer, zoodat er 1 omslagdraad op de

naald blijft, slaat nogmaals om, haakt 1 kl. st. in den tweeden daar-

opvolgenden kett. en voltooid door nog 1 maal doorhalen het 1ste st.,

3 kett., 1 kl. st. in het midden van de stokjesfiguur, zoodat zich hier-door een kruis uit 4 kl. st. bestaande vormt, 3 kett., 1 v. st. in den

volgenden afzonderlijken steek van den vor. toer. Van * af herhalen.

Stander voor bijouteriën.

Afb. No. 11 en 12. Dik, met wit katoen omwoeld ijzerdraad, arabi-

sche gom, vermiljoen, vernis, eene vlakke ronde schelp 9 d.

in doorsnede.

Op de hiernevensgaande gravure zien onze lezeressen de

voortbrengselen der zee en de rijkdommen die de mijnen op-

leveren, op eene geestige wijze bij elkaar gevoegd. Die edele

metalen welke zoo heerlijk schitteren, zijn niet geschikt om

door de hand der vrouw bewerkt te worden, maar wij

willen aan onze lezeressen het geheim openbaren, om

het geen de zee bevat, – het koraal- tooverachtig juist

na te bootsen, en met eigen hand een sierlijk ar-

tikel voor de toilettafel en voor allerlei kleine

bijouteriën, die in den tegenwoordigen tijd bij

het toilet onmisbaar zijn, te vervaardigen.

De bestanddeelen van dezen stander, (de

schaal bestaat uit eene vlakke gewelfde

schelp) zijn even eenvoudig als de

bewerking. Men heeft hiervoor

het hierboven opgegeven ijzer-

draad noodig, waaruit de ver-

schillende gedeelten van

den stander: de ring,

de voet en de takken

afzonderlijk samen-

gesteld en met een

[13 December 1865. 4e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 3

No. 15 en 16. Balkleedjes. Knippatroon van de taille, voorzijde van

het Supplement, No. VII, Fig. 21―25.

No. 11. Stander voor bijouteriën.

Verkleind.

No. 15. Haaksteek “rayure.”

No. 12. Gedeelte van het ge-

raamte van den bijouterie-

stander. Verkleind.

No. 13. Horlogestander. Voorkant. Oorspronkelijke grootte. Knippatr.

keerz. v. h. Supplement No. XVII, Fig. 54.

No. 14. Den horlogestander op

zijde gezien. Verkleind.