56 DE GRACIEUSE. [12 Maart 1865. 3e Jaargang.]
en ook langs die van den kraag, van de mouwen en van het zakje
loopt een gestikte rand. Om het jakje te vervaardigen heeft men 150 d.
stof 130 d. breed noodig. Eerst worden de twee voorstukken naar
Fig. 19 elk afzonderlijk geknipt, waarbij het linker voorstuk in de
breedte slechts tot op de lijn die op Fig. 19 is voorgetee-
kend moet komen. verder naar Fig. 23 voor elke mouw twee stukken waarbij op het onderste gedeelte de afwijkende lijn het uitsnijdsel aangeeft. De rug en de kraag worden naar
Fig. 21 en 22 aaneen geknipt, waarbij men de lijn
die op het knippatroon als het midden is aangeduid, langs den draad op de dubbel toegevouwen stof legt.
Nu voorziet men zooals dit op Fig. 19 is aangege-
ven de voorstukken met knoopen en knoopsgaten,
voor de stevigheid moet men echter op die plaatsen
er een reep zwarte zijde ongeveer 6 d. breed tegen-
zetten. In de voorstukken worden insnijdingen ge-
maakt, zooals men die langs de lijn van punt tot
ster op het patroon vindt voorgeteekend voor het
naar binnen hangende zakje dat uit zwart lustre ver-
vaardigd en er vervolgens wordt aangenaaid; het aan-
zetsel wordt met eene patte die men naar Fig. 20
knipt bedekt. Deze laatste voert men met zijde,
naait haar van punt tot ster tegen den ondersten
rand van het insnijdsel, slaat de patte dan naar bo-
ven om, stikt die aan de dwarszijden op de jaquette
en garneert haar met knoopen. Nu naait men vol-
gens de gelijkluidende letters van de knippatronen de
rug en voorstukken aaneen en zet er het kleine om-
hoogstaande kraagje op, dat eerst eene zijden voe-
ring krijgt en van boven aan den rand wordt door-
gestikt. Als ook de mouw volgens de gelijkluidende letters aan elkaar is verbonden, dan zet men er van onderen aan de binnenzijde een reep zijde tegen en
voorziet haar bovenop tot aan den elleboog met knoo-
pen. Langs den naad van onderen loopt eveneens eene rij stik-
steken. Bij het inzetten van de mouw in het armsgat, moet
K van de eerste op K in het voorstuk sluiten. Eindelijk
zet men aan den binnenkant van de jaquette er een reep
zijde tegen, waardoor tegelijkertijd de rand als ’t ware ge-
boord wordt. Ook de verschillende naden wor-
den op deze wijze bedekt. Om den gehee-
len rand van de jaquette loopt een stik-
naad.
Rok “Crinoline.”
Afbeelding No. 37 en 38.
Knippatroon, voorzijde
van het Supplem.
No. I, Fig.
1—5.
Van het nieuwste crinolinefat-
soen bij gekleed toilet vindt men
onder de hiernevensgaande afbeelding het model, dat
genomen is naar den zoo-
genaamden rok revilion mobile, en zich door eene
eenvoudige zamenstelling ten
hoogste aanbeveelt. Behalve
eene zoo veel moge-
lijk getrouwe voor-
stelling van het fat-
soen van den geheelen
rok die trechtervor-
mig is en vooral naar achteren wijd uit-loopt, geeft No. 38
nog een enkelen om-trek van den rand van onderen te zien. De puntige zijde van het ovaal stelt de
ronding van achteren en het meer platte gedeelte de ronding aan den voorkant voor. De rok heeft
12 zeer smalle
stalen veren waar-
van de bovenste van
voren niet door-
loopen, zoodat dit gedeelte van de stof er niet mede voorzien is. Twee
banden die van binnen aan elke zijde aan een van de middelste veren
bevestigd zijn dienen om den meesten omvang van den rok naar achteren
te dringen, waartoe zij met dit oogmerk van achteren aan
elkaâr worden gestrikt. Door de knippatronen welke men op
het Supplement onder Fig. 1—5 vindt, bieden wij onze leze-
ressen de gelegenheid aan, om zelve deze crinoline te kunnen vervaardigen. De ruimte liet ons niet toe om de schuiven, die gevormd worden door er een eind band tegen te naaijen, en
waar men dan de veren doorsteekt op het patroon voor te teekenen; op elk gedeelte zijn er maar twee, de onderste en
de bovenste geheel, van de overige is slechts het eind aan-
gegeven. Bij het overnemen der patronen moet men daarom deze lijnen doortrekken, en daarbij naauwkeurig de tusschenruimte die wij opgeven in het oog houden. Om dit gemakkelijker te
kunnen onderscheiden zijn de schuiven op Fig. 1 met gestipte
en gladde lijnen (……—……—) op Fig. 2 met gestipte (…….),
op Fig. 3 met dunne gladde lijnen (— — —) voor geteekend.
Daarenboven geven wij om het geheel beter te overzien op het Supplement nog eene afbeelding van de tot op een 16 deel verkleinde deelen van de groote knippatronen. Bij het knippen
van de voorbaan legt men de lijn van het patroon die als het
midden wordt aangegeven langs den draad op de dubbel toege-
vouwen stof. De twee zijbanen moet men naar Fig. 2, de twee achterbanen naar Fig. 3 knippen en de lijn met C, D getee-
kend, langs den draad op de stof leggen. In het midden van
de voorband wordt van boven van den rand tot aan ster eene
split geknipt, men legt er aan de linkerzijde een smal zoompje in, en zet aan het regter gedeelte een zoom 2
d. breed aan, die de split bedekt. Nu worden de zijbanen
aan de voorbaan gestikt elk van A tot B, de achter aan de
zijbanen van C tot D, de beide achterbanen aan elkaâr van
G tot onder aan den rand. Met het band dat voor de onderste schuif dient wordt tegelijkertijd de omslag in den vorm van
een zoom vastgenaaid. Fig. 5 geeft de helft van het ach-terste gedeelte van den band, dat uit de stof dubbel ge-nomen geknipt, en met G op G, F op F op den rok wordt
gezet.
Wandel jaquette “printanière.”
Afbeelding No. 34 en 35. Knippatroon, voorzijde van het
Supplement No. II, Fig. 6—10.
De hiernevens afgebeelde jaquette, die eenvoudig en ge-
makkelijk en bijzonder goed bij het voorjaarscostuum voegt, is uit dameslaken vervaardigd. Men kan echter ook flu-
weel of het zoogenaamde “mouton” eene zachte wollen stof dat tegenwoordig zeer gezocht is er voor
nemen. Kiest men echter flanel dan moet de ja-
quette met een wollen of zijden voering worden
voorzien. Volgens de afbeelding heeft het jakje
van voren revers en zakjes, en wordt met groote
ronde knoopen en koordlussen digtgemaakt. Ook
de mouwen en de panden zijn met soortgelijke knoo-
pen versierd. Uit de gekozen stof knipt men naar
Fig. 6, 7, 8 en 9 naar elk twee gelijke stukken,
het laatste (Fig. 9) de stof dubbel genomen, ver-
der voor elke mouw naar Fig. 10 eveneens twee
stukken, waarbij men echter op de afwijkende lijn
voor het uitsnijden van de onderste helft hebbe
te letten. Daarna worden de twee gedeelten van
den rug van J tot L aan elkaar gezet; van
kruis tot K moet de schoot van het linker ge-
deelte van den rug over het regte heen komen
en er van boven aan den dwarsrand op worden
vastgestikt. De schoot van het regter ruggedeelte
hecht men boven in de dwarste van K tot kruis
onder het linker schootpand vast. Als men in
de voorstukken de borstvouwen van punt tot ster
heeft ingenaaid, en de eersten langs den voor-
kant aan de binnenzijde met een reep van de
bovenstof 8 duim breed voorzien, dan zet men
er volgens de aangewezen teekens de zakjes op, die er
behalve van boven aan den dwarskant op worden vast-
gestikt. Hierna worden de voor- en rugstukken volgens
de overeenstemmende letters op de knippatronen verbon-den en de voorstukken aan den rand van onderen van O
tot P op de rugstukken gestikt. De naad
die van O tot N loopt moet de vouw
van binnen, die van P tot M de op
Fig. 6 met eene gestipte lijn aangeduide
vouw van den schoot van buiten uitma-
ken. De boveneinden van de plooi wor-
den met punt op punt langs de dunne
gladde lijn eveneens vastgestikt. De twee helften van elk gedeelte der stof van den kraag naait men van achteren in het midden aan-een, hecht die rondom op elkaar vast en legt er ongeveer 1 d.
van den rand verwijderd een rij stiksteken langs. Daarna wordt
de kraag om het uitsnijdsel van
den hals gezet, waarbij de ge-lijkluidende letters op elkaar moe-
ten sluiten. Nadat de ge-deelten van de mouw ook volgens de overeenstem-mende letters aan elkaar zijn verbonden, waarbij het onderste gedeelte langs de op Fig. 10 daarvoor aan-geduide lijn, onder het bovenste moet komen, wordt de rand van de mouw van onderen aan de binnenzij-de met een belegsel van de bovenstof, dat op de regte zijde wordt vastgestikt, voor-zien. Daarna worden de knoopen en knoopsgaten er in gemaakt, en zet men
de mouw in het arms-gat. Hierbij wordt W
van de mouw tegen
W van het voorstuk gelegd, en het bovenste
gedeelte van de
mouw
tot men de wijdte van
het armsgat heeft een weinig ingehaald. Eindelijk voorziet men de jaquette zoo als de afbeelding dit aantoont met knoopen en lussen
van koord en bedekt al de naden aan de verkeerde zijde met een taffen
lintje ongeveer 1 d. breed, van dezelfde kleur als de stof. Een soortgelijk lint moet ook aan de verkeerde zijde de rafels van
al de kanten van het jakje bedekken, op de regte zijde wordt
dit lintje er op vastgestikt.
“Van voren wordt de japon met groote gitten knoopen digt gemaakt,” met deze woorden eindigt dikwijls de beschrijving welke wij in de Gracieuse van het een of ander kleedje geven; en onze lezeressen maken werkelijk haren japon vast met groote gitten knoopen en dragen gitten broches, haarpijlen, armbanden enz.; men kan geen modeberigt lezen, zonder er twee-, drie- vier-
maal het woord “git” in aantetreffen; het komt bij soort-gelijke gelegenheden even dikwijls over de lippen als goud,
zilver, brons of staal.
Ook reeds in de klassieke oudheid was het git als tooi-
sel bekend. Men vindt gitten versierselen in Romeinsche
en Britsche grafsteden, en verscheidene vrouwen welke bij het uitbreken van den Vesuvius, nu 1800 jaren gelegen, jammerlijk omkwamen, droegen even als onze schoonen in
den tegenwoordige tijd kettingen en oorknoppen van git.
Damesjaquette “à biais.”
Afb. No. 36. Knippatroon, keerzijde van h. Supple-
ment No. V, Fig. 19—23.
Dit jakje onderscheidt zich door een gedistingeerden en eenvoudigen, maar daarbij tevens bevalligen en luchtigen
vorm. Ons model is vervaardigd uit hoog rood fluweel,
en van voren met eene schuinloopende rij met langwerpige
gitten knoopen versierd die tevens dienen om de jaquette
digt te maken; aldus opgemaakt kan men het zoowel in
huis als volgens de thans heerschende mode op straat
dragen. De mouwen en de zakjes zijn eveneens met gitten knoopen versierd. Rondom de buitenkanten van de jaquette
No. 34. Wandeljaquette “printanière.” Voorzijde. Knippatr. voorz.
van het Supplement No. II, Fig. 6—10.
No. 36. Wandeljaquette “à biais.” Knippatr. keerz. v. h. Supplem. No. V, Fig. 19—23.
No. 33. Nachthemd voor dames. Knippatr., keerzijde van het Sup-
plement No. VII, Fig. 28—31.
No. 35. Wandeljaquette “printanière.” Achterzijde.