De Gracieuse 12 March 1865 | Page 6

54 DE GRACIEUSE. [12Maart 1865. 3e Jaargang.]

men; men keert weder om en werkt 5 maal afwisselend 5 ket-

tingst., 1 v. st. De laatste v. st. van de hierdoor gevormde

kettingst. bogen moet in het uit de 2 kettingst. bestaande

kleine oog aan het einde van de stokjesrij komen; 8 ket-

tingst., 1 v. st. in den middelsten van de volgende 3 v. st.

van den vorigen toer. Van * af wordt herhaald. Hiermede is

de kant voltooid.

Schortje “Clotilde.”

Afbeelding No. 13.

De volant van onde-ren aan den rand van het schortje is 15 d. breed, in het geheel 130 d. lang, van onde-ren tweemaal, van bo-ven eens met een smal

passementje bezet, met plooijen elk 3 d. breed en 6½ d. van elkaar

verwijderd voorzien, en

zoodanig op het schortje vastgenaaid dat hij den

rand van onderen afsluit. Zoo als de afbeelding dit aantoont, worden de plooijen nog door een passementje

dat er boogsgewijze twee rijen hoog omheen loopt, vast-

gehouden, terwijl op elke plooi nog eene gekrulde franje

2½ d. breed hangt; op het schortje zelf worden daarna

in eene tegenover gestelde rigting eveneens twee rijen

passement schelpsgewijze opgenaaid. Voor het zakje dat

zich 15 d. van den boven- en even ver van den zij-

kant af bevindt, naait men een lapje van de stof 13 d.

lang en 13 d. breed op het schortje en versiert het

met een volant 10 d. breed en 26 d. lang, die even

als het garnituur van onderen, maar natuurlijk naar

evenredigheid met kleinere plooitjes, is voorzien. Deze

volant wordt aan beide der dwarszijden op het schortje

vastgestikt en krijgt naar de aanwijzing op de afbeel-

ding behalve het passementje nog twee knoopen. Men

plooit het schortje van boven en vervaardigt het pun-

tige ceintuur op dezelfde wijze als wij dit bij het schortje

“Cora” aangeven.

Schortje “Clara.”

Afbeelding No. 14. Knippatroon voor het belegsel keerzijde van

het Supplement No. X, Fig. 36—38.

Dit schortje hetwelk zich door een rijk garnituur van soutache en een zakje “à la chatelaine,” dat zich op de regte zijde be-

vindt, onderscheidt, is 72 d. lang en 80 d. breed. Boven den ongeveer 8 d. breeden zoom aan den beneden rand voert men de

soutache versiering uit naar het patroon dat wij onder fig. 38

op het Supplement geven, en met behulp der afbeelding van

het midden uit, naar beide zijden moet worden voortgezet. Hier-

voor heeft men zijden soutache en geslepen kralen noodig. Voor

het zakje moet men naar fig. 37 twee gelijke stukken knippen, en bovenop er het borduurwerk op uitvoeren. Aan den rand van bo-ven wordt het zakje gegarneerd

met eene gekrulde zijden franje

2 d. breed, aan beide zijden met een grooten eikelvormigen knoop en van boven aan den rand met een taffen ruche 2 d. breed. Uit twee dubbele reepen der stof elk

18 d. lang en 1½ d. breed maakt men de banden waarmede het zakje aan de ceintuur hangt. Deze ban-den worden vervolgens de aanwijzing op de afbeelding met soutache en kralen gegarneerd en de eersten met een grooten ronden, met zijde en met kralen overtrokken knoop op de bovenste hoeken van het zakje vastgemaakt. Het schortje

wordt van boven, naar het mid-

den toe 3 d. uitgesneden, men

legt er 4 of 5 plooijen in, en

boort het met een schuinen reep taf. Men moet het zakje 16 d.

van den rand aan de regter zijde

af met een steekje op het schortje

wordt gelegd — voor het laatste dat zich even als bij de

andere schortjes 11 d. van den boven- en ook van den zijrand af bevindt maakt men in de dwarste eene insnijding — geven

wij met fig. 40 een knippatroon. Men vervaardigt het even

als den rand van onderen uit schuine reepen. Fig. 39 geeft

de helft van de puntige ceintuur, welke men aaneen knippen

of ook wel een naad in het midden kan geven. De ceintuur

wordt met stijve tulle voorzien, gevoerd en rondom geboord,

vervolgens zet men het schortje dat van boven naar het mid-

den toer 2 d. wordt uitgesneden, geplooid tusschen de voering en de bovenstof van de ceintuur, en voorziet de laatste met koord en knoopen om het schortje vast te maken.

Verschillende

patronen,

om tulle door te stoppen.

Afbeeldingen 16—25.

Er is een tijd geweest

dat doorgestopte tulle met regelmatig afgepaste figuren zeer in de mode was; het werk maakt een fraai effect, het schiet goed op en daarom treedt het nu ook weder

op den voorgrond. Met de naauwkeurig uitgevoerde

afbeelding geven wij aan onze lezeressen eenige soort-gelijke patronen die op fijnere of grovere tulle met katoen of stopgaren kunnen worden weergegeven; men zou ook in plaats van tulle die gewasschen kan worden

blonde, of zijden tulle, en daarbij vlos-, koordzijde of filoselle kunnen nemen, en hiervan tusschenzetsels en

randen, tot in het oneindige gevariëerd, gebruiken voor

bruidsluijers, fijne onderkleêren, kleine gordijnen, ta-felkleeden, canapékleedjes, antimácassars, shawls en soortgelijke voorwerpen. De afbeeldingen maken eene

beschrijving omtrent de wijze van bewerking —daar-enboven toch reeds bekend — overbodig; wij willen

echter doen opmerken, dat men elk patroon even als

een tapisserie-patroon moet aftellen, en den draad vol-gens de rij door de afzonderlijke gaatjes van de tulle

moet halen, zonder deze daarbij in te trekken. Zoo als men dit

op de afbeelding kan zien, moet er steeds een draad van de

tulle onder, een boven de naald liggen; evenwel doen wij ten

opzigte van fig. 23 opmerken dat bij het bewerken van elke

nieuwe rij van het patroon de draad daar waar hij den draad

van de vorige rij kruist, er steeds bovenop moet liggen, en men

daar alleen door de tulle behoeft te steken. Als men dit niet in

acht nam, dan zou het perspectief dat er nu in heerscht, verlo-

ren gaan. Bij het bewerken van het patroon No. 22, dat op

fijne tulle uitgevoerd een bijzonder goed effect maakt, moeten de

vetergaten er met een priem ingemaakt en met fijn katoen ge-cordonneerd worden.

Twee tusschenzetsels.

Fransch borduurwerk.

Afbeelding No. 26 en 27.

De eenvoudige wijze van bewer-

king van deze patronen in Fransch borduurwerk is op de afbeelding duidelijk te zien. Om er eenige

variatie in te brengen kunnen ech-

ter de kleine bloemen op het pa-troon No. 26 geheel of elke twee

blaadjes welke zich tegenover el-

kaar bevinden met stiksteken wor-

den weergegeven. De kleine moesjes op afb. No. 27 kan men ook als

vetergaatjes werken.

Op bladz. 60 van dit nummer van de Gracieuse, raden wij het gebruik van copieer-papier aan. Dit zou vooral bij het vervaardigen van de hierboven genoemde randjes uitne-mend goed te pas kunnen komen; men kan daarmede op eene zeer gemakkelijke wijze het patroon op de stof zelve weêrgeven, dat ons

altijd zeer verkieslijk voorkomt.

No. 25.

No. 16—25. Verschillende patronen om tulle door te stoppen.

No. 20.

vasthechten. Fig. 36. geeft de helft van de puntige ceintuur.

Men knipt haar uit de stof van het schortje, en voert haar

met stijf gaas en eene lap dunne zijde. De ceintuur wordt in

de rondte geboord en men zet haar zoodanig op het schortje

dat zij er op de helft van de breedte overheen komt. Het

wordt met een dik dubbel zijden koord en met een knoop

digtgemaakt.

Schortje “Cora.”

Afbeelding No. 15. Knippatroon voor de ceintuur en voor

het garnituur van het zakje. Keerzijde van het Suppl.

No. XI, Fig. 39 en 40.

Dit rijke garnituur wordt uit twee schuine reepen van de

stof van het schortje 2 d. breed vervaardigd, welke met af-

zonderlijk opgenaaide, geslepen zwarte kralen op een dubbe-

len schuinen reep van dunne marceline worden gehecht en

wel zoo dat de laatste een

glad boordje vormt en er aan beide zijden ½ d. onder uit komt. Aan ons model dat 80

d. breed is, zijn de zakjes

van de eene punt tot de an-dere 11 d. breed. Elk der pattes die in de holte van de punt zijn aangebragt, worden er ook met kralen en een glad ranje opgenaaid. Zij zijn 11

d. lang, van boven slechts 2

d., van onderen van den eenen zijhoek tot aan den anderen

5 d. breed en aldaar met een knoop en met eene gekrulde zijden franje 2 ½ d. breed ver-

sierd. Deze laatste kan ook door eene kant vervangen worden. Het garnituur dat op het schortje voor het naar binnen hangende zakje

No. 22.

No. 19.

No. 17.

No. 18.

No. 21.

No. 23.

No. 24.

No. 16.