Gehaakt tusschenzetsel.
Afbeelding No. 46.
Dit tusschenzetsel bestaat uit reliefachtige ro-
zetten en lankwerpige medaillons, die afzonder-
lijk worden vervaardigd. Het model is met haak-
garen No. 100 gewerkt. Voor elke rozet zet men
5 kett. op, sluit deze met 1 h. v. st. tot eene ron-
ding, haakt dan voor den 1. toer. 4 kett., 5 v.
st. in de ronding elk door 4 kett. gescheiden. ―
2. toer. In elken kett.boog 1 v. st., 1 h. st., 3
st., 1 h. st., 1 v. st. ― 3. toer. 6 kett., 4
maal 1 h. v. st. 6 kett., dan h. v. st. gedurig
in den 1. v. st. (in de beide bovenste lussen
van den steek gestoken) van een boog van
den vorigen toer; de kett. moeten achter
de bogen stokjes van den 2. toer liggen. ― 4. toer. In elken kett.boog 1 v. st., 1 h.
st., 5 st., 1 h. st., 1 v. st. ― 5. toer, als
de 3. toer, doch in plaats van 6 gedurig 7
kett. ― 6. toer. In elken kett.boog 1 v.
st., 1 h. st., 7 st., 1 h. st., 1 v. st. ― 7.
toer als de 3. toer, doch in plaats van 6
steeds 8 kett. ― 8. toer. In elken kett.-
boog 1 v. st., 1 h. st., 1 st., 9 dubb. st.
(met 2 maal omslaan); 1 st., 1 h. st., 1
v. st. ― Hiermede zijn de 4 kringen
bladeren voltooid; men werkt nu de
kett.bogen hieraan, in de rondte
daar men in aansluiting van den
8. toer het volgende haakt: 4 h.
v. st. op de 4 eerste steken van
het naastbijzijnde blad van den
vorigen toer, * 5 kett., 1 v.
st. in den derden daarop-
volgenden steek van het-
zelfde blad, 5 kett., 1 v.
st. in den tweeden daar-
opvolgenden steek, 5 kett., 1 v. st. in den derden volg. steek, 5 kett., 1 v. st. in den vierden steek van het volgende blad, van *
af nog een herhalen, dan 5 kett., 1 v. st. in den derden volgenden steek, 5 kett., 1 v. st.
in den tweeden volgen-
den steek. Men keert nu het werk om, haakt 3 h. v. st. op de 3 naast bijzijnde steken van het
laatste blad. 3 kett.,
2 st. door 5 kett. ge-
scheiden in den volgen-
den kett.boog, keert
het werk nogmaals om,
3 h. v. st. op de 3 naastbijzijnde steken van de laatste 5 kett., 7 kett., weder omkeeren, 1 h. v. st. in het laat-
ste st., 3 kett., 1 v. st. in den volgenden kett.boog, 5 kett., in elk van de 5 volgende kett.bogen 1 v. st., gedu-
rig 5 kett. er tusschen, het werk omkeeren, 3 h. v. st. op de 3 naastbijzijnde steken van den laatsten kett.-
boog, 3 kett., 1 st. in den volgenden kett.boog, 3 kett., 1 st. in den volg. v. st. Men bevestigt den draad,
verbindt hem met 1 h. v. st. aan den h. v. st., na welken men voor de eerste maal heeft omgekeerd, en werkt
als volgt: 5 kett., 1 v. st. in den 4. Steek van het naastbijzijnde blad, * 5 kett., 1 v. st. in den 4. volg. steek,
5 kett., 1 v. st. in den 3. volg. steek,
5 kett., 1 v. st. in den 2. steek, 5 kett., 1 v. st. in den 3. st. van * af nog eens herh., dan 5 kett., 1 h. v. st. in den 4. h. v. st. van het volg. blad; 3 h. v. st. op de 3 naastbijzijnde steken van het-
zelfde blad; men keert nu het werk om, haakt 3 kett., 2 st. door 5 kett. gescheiden in den middelsten steek van den volgenden kett.boog, keert
nu om, werkt 3 h. v. st. op
de 3 naastbijzijnde
steken van den
laatsten kett.boog,
7 kett., het werk omkeeren, 1 h. v. st. in het laatste st., 5 kett., 5 v. st. elk door 5 kett. gescheiden in de 5 volgende kett.-
bogen weder om- keeren, 3 v. st.
op de 3 volgende steken van den
laatsten kett.boog,
3 kett., 1 st. in
den volgenden kett.boog, hierna
word de draad
bevestigd.
Zakje voor sponsen, borstels enz.
Afbeelding No. 34.
Deze zak is vervaardigd van wasdoek en bijzon-der geschikt tot berging van verschillende bad-
artikelen. Hij is 23 d. lang en 30 d. breed, van onderen zijn de hoeken een weinig afgeronden en aan beide zijden in de lengte zoodanig doorgenaaid,
dat er drie afdeelingen, 17, 8 en 5 d. breed door
ontstaan. De zak is in de rondte met taffen lint
geboord, waardoor in den bovenrand een schuif
gevormd wordt; de overige naden worden met
hetzelfde taffen lint bedekt.
Verschillende doorloopende
patronen, ter versiering
van lingeriën enz.
Afbeelding No. 35―42.
Deze doorloopende patronen worden in overeenstemming met de grondstof, met katoen of met zijde uitgevoerd. Men werkt afb. No. 35―37, 39, 40
en 41 met den point russe en den stiksteek; alleen de volle partijen bijv. de punten worden met den platten en
moesjessteek geborduurd. De patro-
nen, afb. No. 38 en 41 worden met
den schuinen steel-, platten en
moesjessteek gewerkt, bij afb. No.
41 komt bovendien de kantsteek
voor; deze beide laatste patro-
nen zijn bijzonder geschikt
voor dasjes.
Tuinhandschoen.
Afb. No. 43 en 44. Knip-
patr., keerz. v. h. Sup-
plem. No. XVIII,
Fig. 51―53.
Het model van de-
zen tuinhandschoen bestaat uit grijs linnen; aan den boven- en on-
derrand is de hand-
schoen met rood taffen lint gegarneerd, dat er volgens afb. No. 44 even als een rolletje is opgelegd. Bij het ver-
vaardigen van dit mo-
del knipt men voor el-
ken handschoen naar elk der fig. 51 en 52 een gedeelte, naar fig. 53 twee gedeelten van
linnen. De duim wordt
aan den bovenrand gezoomd, van 25 tot 26 met een achtersteeknaad aan elkaar genaaid en dan zóó dat 26 op
26 en 27 op 27 valt in den handschoen gezet, nadat men er eerst eene insnijding in heeft gemaakt. Het inzet-
ten van den duim geschiedt, door de afgeknipte randen naar binnen om te vouwen, en hem dan op het ge-
deelte van de hand met vischgraatsteken te bevestigen. De bovenrand wordt gezoomd, en deze van 23 tot 24
aan elkaar genaaid; de afgeknipte randen van de split op fig. 51 aangegeven, worden naar de rechterzijde omgestikt en de hoek met een gefestonneerd lusje voorzien. De dubbele stof van de manchette wordt, behalve
aan den bovenrand, in de rondte aan elkaar genaaid, daarna zet men den onderrand van den handschoen volgens de overeenstemmende teekens tusschen de dubbele stof van de man-
chette, voorziet deze om haar te kunnen dicht maken met knoopen en knoopslussen en gar-
neert eindelijk den handschoen van boven op de vlakte van de hand met drie rijen visch-
graatsteken, verder aan den boven- en onder-
rand met een taffen lintje, dat er naar afb.
No. 44 op wordt genaaid.
Gehaakt tus-
schenzetsel.
Afbeelding No. 45.
Dit tusschenzetsel wordt in de lengte op een opzetsel van ver-
eischte lengte gehaakt. De duidelijkheid van de afb. ontstaat ons van eene nadere beschrij-
ving, alleen vermelden wij slechts, dat men gedurig even zooveel steken overslaat, als men kettingst. haakt,
zoodat het getal ste-
ken steeds het-
zelfde blijft.
[11 Juni 1867. 5e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 113
No. 30. Costuum “Héloïse.”
No. 28. Costuum “à dents.”
Knippatr., keerz. van het Supplem. No. XII, Fig. 43 en 44.
No. 29. Costuum “Ballanda.”
No. 33. Costuum “Fiammina.”
No. 32. Costuum “Violetta.”
Knippatr., keerz. van het Supplem. No. X, Fig. 36―39.
No. 31. Costuum “Africaine.”
Knippatr., keerz. van het Supplem. No. IX, Fig. 30―35.