De Gracieuse 1 January 1865 | Page 6

6 DE GRACIEUSE. [1 Januarij 1865. 3e Jaargang.]

Gehaakte kant.

Afbeelding No. 25.

Deze kant, die zoowel van grove als fijne katoen of wol kan gehaakt worden, is tevens zeer geschikt ter garnering voor tafel-kleeden en spreijen, zij wordt in de lengte hetzij aan een gehaak-ten fond, of aan een opzettoer gewerkt. Om de beschrijving van de kant zooveel mogelijk te ver-eenvoudigen, vermelden wij voor-af dat elke toer evenveel steken heeft; dat er bij de te haken kettingsteken een gelijk aantal steken moet worden overgesla-gen; en men bij het beginnen van elken toer vooral heeft op

te letten dat de steken regt over elkander komen. De afbeelding zal hiervoor tot rigtsnoer die-nen. Voor elken boog van de kant heeft men 56 steken noodig.

1ste toer. Afwisselend 1 stokje, 3 kettingsteken in den vierden steek. Dan weder van het be-

gin af.

2de toer. * 1 st. in den mid-delsten van de eerste 3 kettingst.; 3 kettingst., dan 5 door 3 ket-tingst. gescheiden st.; 3 ket-tingst., 9 st., 3 kettingst., we-

der 5 door 3 kettingst. geschei-den st.; 3 kettingst. Van * wordt

herhaald. Daar bij elken toer de herhaling van zelf spreekt zullen wij de aanwijzing hiervan achterwege laten.

3de toer. 2 kettingst., 5 door 3 kettingst. gescheiden st., 3 kettingst., 13 st., waarvan de 9 mid-

delste op de 9 st. van den vorigen toer moeten komen, 3 kettingst., 5 door 3 kettingst. gescheiden

st., 1 kettingst.

4de toer. 1 st., 3 kettingst., 1 st.; 3 kettingst., 9 st.; 3 kettingst., 7 st.; 3 kettingst., 7 st.; 3

kettingst., 9 st.; 3 kettingst., 1 st., 3 kettingst.

5de toer. 2 kettingst., 1 st.; 3 kettingst., 13 st.; 3 kettingst., 13 st.; 3 kettingst., 13 st.; 3 ket-

tingst.; 1 st., 1 kettingst.

6de toer. 1 st., 3 kettingst., 7 st., 3 kettingst., 7 st., 3 kettingst., 9 st., 3 kettingst., 7 st., 3

kettingst., 7 st., 3 kettingst.

7de toer. 2 kettingst., 1 st.; 3 kettingst., 13 st., 1 kettingst., 3

door 1 kettingst. gescheiden st., 7

kettingst., 3 door 1 kettingst. geschei-

den st., 1 kettingst., 13 st., 3 kettingst.,

1 st., 1 kettingst.

8ste toer. 5 st., 3 kettingst., 9 st.,

1 kettingst., 1 st., 7 kettingst., 3 door

1 kettingst. gescheiden st., 7 kettingst.,

1 st., 1 kettingst., 9 st., 3 kettingst.,

4 st.

9de toer. 7 st., 1 kettingst., driemaal

na elkander 3 door 1 kettingst. geschei-den st., vervolgens 7 kettingst., dan weder 3 door 1 kettingst. gescheiden st.,

1 kettingst., 6 st.

10de toer. 2 kettingst., 7 st., 5 ket-

tingst., dan tweemaal 3 door 1 kettingst. gescheiden st., dan 7 kettingst., vervolgens 3 door 1 kettingst. gescheiden st., 5

kettingst., 7 st., 1 kettingst.

Van den 11den tot den 15den toer

wordt teruggaande als van den 9den tot den 5den toer gewerkt.

16de toer. 1 v. st., 3 kettingst., 1 st., 3 kettingst., 9 st., dan verder als de 4de toer, van de

eerste 9 stokjes af.

17de toer. 3 v. st., 3 kettingst., 4 door 3 kettingst. gescheiden st., 3 kettingst., voorts als de

3de toer, van de 13 st. af, eindelijk 4 v. st.

18de toer. 5 v. st., 3 kettingst., 4 door 3 kettingst. gescheiden st., ver-

der als de 2de toer; dan 4 v. st.

19de toer. 7 v. st., 3 kettingst., 1 st., 3 kettingst., 8 dubbele st. door

3 kettingst. gescheiden; 3 kettingst., 1 st., 3 kettingst., 6 v. st.

20ste toer. 1 v. st., 2 kettingst. waarmede men 3 steken overslaat, 1 v.

st., 3 kettingst., 1 v. st., 3 kettingst., 1 st., 3 kettingst., 7 dubbele st.

door 3 kettingst. gescheiden; 3 kettingst., 1 st., 3 kettingst., 1 v. st., 3

kettingst., 1v. st., 2 kettingst., waarmede men 3 steken overslaat.

21ste toer. Men haakt in de openingen van de 2 kettingst. 2 v. st.; in

elk van de volgende openingen 1 v. st., 1 half st., 2 st., 1 half st., en 1

v. st.

Twee haaksteken.

Afbeelding No. 26 en 27.

Thans bieden wij onze lezeressen weder twee nieuwe haaksteken aan, eene

variatie op de reeds bekende en zeer geliefde tunische haakste-ken, zij worden in heen en teruggaande toeren gewerkt, waar-van er twee gedurig een patroontoer uitmaken; zij zijn beide

zeer geschikt ter vervaardiging van pelerines, jaquettes, enz.

Hermelijn-haaksteek. (Afbeelding No. 26.) Men zet ta-

melijk los met kettingsteken op, en haakt als volgt:

1ste patroontoer. 1ste toer. Door den eersten steek van het opzetsel haalt men den draad, en houdt dezen als een steek op de naald; slaat den draad om de naald, haalt nogmaals den draad door denzelfden steek van het opzetsel en slaat dan den draad weder om de naald, zoodat zich nu 2 steken en 2 omslagen van den draad op de naald bevinden. Men herhaalt dit be-schrevene in alle opzetsteken van den toer. Bij den 2den toer worden de op de naald zijnde steken van den 1sten toer van de linker naar de regterzijde teruggaande afgehaakt, echter worden de vier steken (namelijk 2 steken en 2 omslagen) als

een steek afgehaakt.

2de patroontoer. 1ste toer. Even als bij den 1sten toer van den 1sten patroontoer werkt men de vier steken, die men ech-ter in de opening tusschen 2 bosjes ste-

ken haakt, waarvan er een op onze af-beelding door een kruis is aangewezen. Het afwerken van dezen toer, is gelijk

aan dien van den 2den toer van den 1sten patroontoer, even als de tweede patroon-toer worden alle overige toeren gewerkt. Ook worden in dezen toer de Hermelijn nabootsende zwarte moezen vervaardigd, daar men afwisselend, na 2 witte steken,

8ste toer. 5 st., 3 kettingst., 9 st., 1 kettingst., 1 st., 7 kettingst., 3 door 1 kettingst. gescheiden st., 7 kettingst., 1 st., 1 kettingst., 9 st., 3 kettingst., 4 st.

9de toer. 7 st., 1 kettingst., driemaal na elkander 3 door 1 kettingst. gescheiden st., vervolgens 7 kettingst., dan weder 3 door 1 kettingst. gescheiden st., 1 kettingst., 6 st.

10de toer. 2 kettingst., 7 st., 5 kettingst., dan tweemaal 3 door 1 kettingst. gescheiden st., dan 7 kettingst., vervolgens 3 door 1 kettingst. gescheiden st., 5 kettingst., 7 st., 1 kettingst.

Van den 11den tot den 15den toer wordt teruggaande als van den 9den tot den 5den toer gewerkt.

16de toer. 1 v. st., 3 kettingst., 1 st., 3 kettingst., 9 st., dan verder als de 4de toer, van de eerste 9 stokjes af.

17de toer. 3 v. st., 3 kettingst., 4 door 3 kettingst. gescheiden st., 3 kettingst., voorts als de 3de toer, van de 13 st. af, eindelijk 4 v. st.

18de toer. 5 v. st., 3 kettingst., 4 door 3 kettingst. gescheiden st., verder als de 2de toer; dan 4 v. st.

19de toer. 7 v. st., 3 kettingst., 1 st., 3 kettingst., 8 dubbele st. door 3 kettingst. gescheiden; 3 kettingst., 1 st., 3 kettingst., 6 v. st.

20ste toer. 1 v. st., 2 kettingst. waarmede men 3 steken overslaat, 1 v. st., 3 kettingst., 1 v. st., 3 kettingst., 1 st., 3 kettingst., 1 v. st., 3 kettingst., 1 v. st., 2 kettingst., waarmede men 3 steken overslaat.

21ste toer. Men haakt in de openingen van de 2 kettingst. 2 v. st.; in elk van de volgende openingen 1 v. st., 1 half st., 2 st., 1 half st., en 1 v. st.

1 zwarten steek werkt. Zoo-

als de afbeelding aantoont her-halen zich deze zwarte moezen echter verspringende in den derden toer.

Gestreepte haaksteek (Afbeelding No. 27.) Om dezen steek te vervaardigen haakt men in den 1sten toer van

den 1sten patroontoer in elken steek van het opzetsel 1 steek en houdt dezen op de naald. In den 2den toer haakt men

van de linker naar de regter-zijde teruggaande 3 steken doch elk afzonderlijk af, * dan 1 kettingsteek; haakt de 3 vol-gende steken te zamen af, nu weder 1 kettingsteek, en haakt vervolgens weder 3 steken elk afzonderlijk af. Van * af wordt de geheele toer herhaald. De 2de en al de overige patroon-toeren worden aldus gewerkt:

1ste toer. Men neemt weder hetzelfde getal steken op als bij den 1sten patroontoer, daar men den draad door de 3 loodregt liggende steken, en even zoo door de 3 volgende openingen van den vorigen toer haalt. De afbeelding stelt van boven niet alleen den reeds half afgewerkten toer voor, maar geeft ook tevens de 3

loodregt liggende steken door een punt en de 3 openingen door een kruis aan.

De teruggaande toer wordt even als de 2de toer van den 1sten patroontoer afgehaakt.

Lampenkleedje in den vorm van een wijngaardblad.

Afb. No. 28. Knippatroon keerzijde van het Supplement No. XIX, fig. 55. Zware groene taf,

stijve zwarte tulle, zwarte en groene koordzijde, zwarte kralen, een lapje grijs krip enz.

Dit lampenkleedje dat zeer lief en gracieus is opgemaakt, voegt inzonderheid bij eene moderateur-lamp op een onderstel dat van binnen hol is en op drie voeten rust, en bestaat uit drie wijngaard-

bladeren van groene taf, welke op elkaar liggen-de, te zamen een groot blad vormen. Het kleedje

is in het midden versierd met eene kapel van grijs krip, de buitenste omtrek gefestonneerd en op regelmatige afstanden, met kleine vliegen bedekt, die er met kant en met zwarte zijde op zijn geborduurd. De drie bla-deren waaruit het kleedje be-staat worden eerst elk afzonder-lijk geknipt naar fig. 55, de buitenrand met tamelijk lichte groene zijde gefestonneerd, en de aderen, volgens de lijnen op het patroon aangegeven met den kettingsteek met groene zijde er op gewerkt. Op het patroon

No. 55 hebben wij evenzoo de plaats voor de vliegen aangeduid, deze worden er met den platten steek met zwarte, en de oogen met knoopjes van roode zijde op

geborduurd. De vleugels kan men uit een lapje zwarte kant knippen. Nadat de drie afzonderlijke bladeren zoo als wij dit op onze afbeelding te zien geven, op elkaar zijn gevoegd, hecht men er in

het midden de kapel op. Bij de bewerking van de laatste kan men de afbeelding van dit insect

die wij No. 53 van ditzelfde nummer geven, raadplegen, het spreekt echter van zelf dat het diertje

naar evenredigheid veel kleiner moet zijn.

Haakpatroon.

Dit patroon wordt gewoonlijk aan randen gewerkt, men zet hiervoor 16

kettingsteken op.

1ste toer. Sla den draad om de naald, sla daarna 1 steek over, en haak 1

steek in den volgenden steek, dien men op de naald houdt. Zoo de geheele toer.

2de toer. Even als dien van den gewonen tunischen haaksteek.

3de toer. 1 steek in den eersten steek van den vorigen toer, * daarna in

den loodregten en den daaropvolgenden schuin liggenden steek, als den draad

om de naald, en herhaal van * af de geheele toer. Aan het einde van den

toer, slaat men den draad om de naald, haakt 1 steek in den laatsten loordreg-

ten steek, en daarna in den kant of zijsteek.

Deze twee laatste toeren worden voortdurend herhaald.

Gehaakt garnituur voor een pudding of pasteivorm.

Afbeelding No. 29 en 30. 4 lood zwart koord, 2 klossen zwart

ijzerdraad, 4 kleuren roode wol, van elke kleur 2 lood; 2 kleuren

lichtroode filoselle van elke kleur twee strengjes; 1 lood groene

wol in twee kleuren, 1 streng lichtgroene filoselle, een lapje

groen perkaal, eene tamelijk dikke haaknaald. Een reep

carton of dun bordpapier.

Vele dames zijn er steeds op bedacht om het uit-wendige van een pudding of pasteivorm een sierlijk aanzien te geven, het zal haar daarom zeker aange-naam zijn als wij hiernevens de beschrijving geven van een garnituur dat hiervoor uitnemend geschikt is. Men vindt deze versiering van den vorm, verkleind afge-

beeld onder No. 29; zij bestaat uit 5 over elkan-der liggende rijen van nagemaakte rozeblaadjes, zij worden elk afzonderlijk gehaakt, loopen traps-gewijze af en gaan evenzeer wat de kleur be-

treft van de donkere tot de lichtere nuancen over. Het aantal hangt natuurlijk af van den omvang dien de vorm heeft.

Men begint met de bovenste rij bladeren ― ons model telt er 15 ― met de donkerste roode wol gehaakt. Men zet met eene haaknaald overeenkomende met de dikte der wol 14 steken op en haakt over een niet al te dik

zwart koordje, heen en terug 5 toeren, hierbij moet men om den vorm en de grootte van het blad te verkrijgen, tel-kens meerderen. Men reedplege de af-

beelding welke wij volgens No. 30 in or-igineele grootte geven. Bij den laatsten toer neemt men in plaats van het zwarte

koord, waarover de vorige toeren gehaakt zijn, een eindje met zwarte zijde omwoeld

No. 25. Gehaakte kant.

No. 26. Hermelijn haaksteek.

No. 27. Gestreepte haaksteek.

No. 28. Lampenkleedje in den vorm van een wijngaardblad. Helft van de origineele grootte.

(Knippatroon; keerzijde van het Supplement. No. XIX. Fig. 55)