[1 December 1866. 4e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 207
mutsje met twee strikbanden elk 63 d. lang en 7 d. breed van het breede taffen lint,
die in de rondte met de kant, met kralen geparsemeerd, omgeven, en volgens de
afb. No. 20 met kleine strikken van paars fluweelen lint versierd zijn. Hoe men
het mutsje op het hoofd zet, wordt door afb. No. 19 aangetoond.
Cachemiren baret voor kinderen van 5―7 jaar.
Afb. No. 21. Knippatr. keerz. v. h. Supp. No. XIII, Fig. 53 en 54.
Deze sierlijke baret is van lichtblauw cachemir vervaardigd, met eene
dun gewatteerde zwart cachemiren voering voorzien en met witte zijde in schuine ruiten doorgestikt. De baret wordt van achteren in het midden versierd met een strik met lange einden van zwart taffen lint 7 d. breed. Om dit model na te maken knipt men uit bovenstof en voering als ook uit watten naar elk der fig. 53 en 54 een gedeelte langs de dunne lijn in het midden aaneen. De voering en bovenstof worden met de watten, in gaas geregen, doorgenaaid. De lange zijde van den onderrand wordt met een ingeregen koordje van zwarte taf geboord. De rand wordt vol-gens de overeenstemmende cijfers, eveneens met een ingeregen koordje, met den bodem verbonden en dan van achteren in het midden van punt tot 37 aan elkaar genaaid. Een reep carton 6 d. breed die aan den rand de noodige stevigheid moet geven, wordt aan de binnenzijde met een reep
taf van de vereischte breedte bedekt. Men verbergt den naad van achte-
ren in het midden van den rand door een strik op de bovenvermelde
wijze vervaardigd.
Jurkje voor kinderen van 1―2 jaar.
Afb. No. 22. Knippatr. keerz. v. h. Supplem. No. XI, Fig. 43―48.
Dit jurkje van blauw cachemir, is met schuine reepen van blauwe taf gegarneerd, die met een kruisnaad van witte zijde versierd zijn. Het garnituur wordt voltooid met blauw taffen knoopen met een kruis van witte zijde overspannen. Om dit model na te maken knipt men uit bo-
venstof en gaas voor voering, naar fig. 43 den romp langs het midden aaneen. Daar wij dit knippatroon ech-ter niet op de volle lengte hebben kunnen geven, zoo moet men de beide gedeelten zooveel als dit noodig is, langer knippen. Ons model is, den zoom aan den onderrand 3 d. breed medegerekend 52 d. lang. Men knipt naar fig. 44 het stuk van voren langs het midden aaneen, naar elk der fig. 45―48 twee gedeelten. Nadat
men den romp van achteren in het midden van ster tot aan den onderrand aan elkaar heeft genaaid, legt men
in de randen van de split van ster tot 23 een smal zoompje, en in den onderrand den breederen zoom, en
hecht er volgens aanwijzing op de afb. en zooals wij dit gedeeltelijk hebben voorgetee-kend het bovenvermelde garnituur op. In den bovenrand van het jurkje legt men door telkens kruis op punt te hechten eenvoudige plooien, daar echter waar zich de beide ree-pen garnituur aan de voorzijde bevinden eene stolpplooi, vervolgens wordt de rok vol-gens de overeenstemmende cijfers tusschen de dubbele stof van het stuk, met een voering van shirting voorzien gezet, en dit daarna volgens aanwijzing op de knippatronen en op de afb. gegarneerd. Men rimpelt het mouwtje met garnituur versierd, aan elk der dwars-zijden in en zet het volgens de overeenstemmende cijfers tusschen de dubbele stof van een lus of reep, uit bovenstof en voering vervaardigd en naar aanwijzing op het knippatroon gegarneerd. Hierna legt men door kruis op punt te hechten aan elke zijde van het kleedje
twee plooien, stikt ze tweemaal in de dwarste,
langs de lijnen op het knippatroon voor-
geteekend door, en voegt de mouw,
met een koordje in een reepje
blauwe taf geregen, zooda-
nig in het armsgat, dat
zij met 28 op het-
zelfde cijfer van
het voorstuk sluit. Rondom den hals en onder aan de mouwen wordt het
jurkje met een
witte kant 1½
d. breed ver-
sierd, waar-
door men
een smal fluweelen lintje heeft geregen. Men kan het jurkje ook naar goedvinden met een ceintuur van cachemir, met
taf gegarneerd om het middel doen
sluiten.
Cachemiren blouse
met een garnituur
van soutache.
Afb. No. 23 en 24. Knip-
patr. keerz. v. h. Suppl.
No. X, Fig. 39―42.
De blouse afb. No.
23 en 24 is uit blauw
cachemir, het gar-
nituur uit zwart zijden soutache samengesteld. Bij het vervaardigen van deze blouse
knipt men uit de gekozen stof naar fig. 39 de voorstukken en rekent aan den voor-
rand op een omslag 5 d. breed, verder naar fig. 40 den rug langs het midden aan-
een, daarna de mouwen naar fig. 41 en 42. Als in den voorkant van elk der voor-
stukken de zoom is gelegd, dan worden zij op den schouder van 14 tot 15 met
een dubbelen naad aan den rug gezet. Het garnituur wordt er daarna met behulp
der afb. en naar de gedeeltelijke aanwijzing op de knippatronen opgelegd, dan
eerst voert men den zijnaad uit. Nu legt men in den onderrand van de blouse
een zoompje ½ d. breed, waarbij tevens het ondereind van het soutache wordt
vastgehecht. Aan het uitsnijdsel van den hals wordt de blouse tusschen de
dubbele stof van een boordje 1½ d. breed gezet dat alvorens op de bovenste
laag met een rij slingers van soutache versierd is. De naad wordt eveneens
met soutache bedekt. Aan den voorrand voorziet men de blouse volgens de
afb. met knoopen en knoopsgaten. Als men de bovenste helft van de mouw met garnituur heeft ver-
sierd, en deze aan de onderste,
van 16 en 17 en van 18 tot 19
heeft genaaid, dan wordt aan de binnenzijde van de mouw tegen den onderrand een reep taf 5 d. breed gezet. nadat men in de on-
derste helft door kruis op punt te hechten eene plooi heeft gelegd, wordt de mouw met een ingere-
gen koordje er tusschen in het armsgat gevoegd. Hierbij moeten de overeenstemmende cijfers van de mouw en van het voorstuk op
elkaar sluiten.
Crinoline met eene
tournure.
Afb. No. 25. Knippatr. keerzijde
van het Supplem. No. IX,
Fig. 32―38.
Ons model is vervaardigd van crinolinestof, (een weefsel van paardenhaar met katoen) en be-staat uit een rok met geeren, die van boven nauw om het lijf sluit terwijl de wijdte van onderen on-geveer 236 d. bedraagt. Aan den
Kaper voor meer bejaarde dames.
Afbeelding No. 15. Knippatr. voorzijde v. h. Supplem. No. VIII, Fig. 31.
Het model van deze kaper voor meer bejaarde dames bestemd, is vervaardigd
van paarse taf, met eene dun gewatteerde lustrine voering voorzien en met
zwarte gebloemde tulle bedekt. Het garnituur aan den buitenrand bestaat
uit een revers van zwart fluweelen, die in het midden op den bodem ligt en
even als eene echarpe aan beide zijden van voren tot onder aan den kraag
voortloopt. Deze revers is langs den buitenrand met zwarte kant en kra-len versierd, eindigt van achteren in het midden met twee kwasten van kralen en wordt onder de kin door eene camée bij elkaar gehouden. De onderrand van den kraag is met fluweelen lint en kant versierd, de ver-bindingsnaad van den kraag en den bodem wordt met eene rij kralen bedekt, het garnituur van binnen bestaat uit een vlecht van drie reepen zwart fluweel, met afzonderlijke opgenaaide kralen versierd, en waar-van het aanzetten aan de linkerzijde door eene touffe van zwart fluweelen bladeren bedekt wordt. Bij het namaken van de kaper moet men nauw-keurig de afb. raadplegen. Van de revers die op den bodem ligt hebben wij de helft van het knippatroon gegeven, voor den bodem en den kraag kan men het knippatroon van de kaper “Napolitaine,” zie afb. No. 29
op bladz. 199 in het vorige nummer gebruiken.
Coiffure “Voilette.”
Afbeelding No. 16.
De bestanddeelen van deze coiffure zijn: twee bandeaux van zwarte
taf, gegarneerd met een rand en kleine knopjes van stroo, een breede zwarte kant en een tak gele rozen. Voor den bandeau die op het hoofd ligt, knipt men uit dubbele zwarte stijve tulle een reep 46 d. lang, in het midden 4 d. breed, hij moet door er aldaar eene plooi in te leggen, een weinig puntig gevormd zijn, terwijl hij naar de einden tot op 2 d. schuin wordt bij geknipt. Deze pas wordt bekleed met een schuinen reep zwarte
taf in de lengte en in de breedte dubbel genomen, en met kleine strooknoopjes geparsemeerd, en wel zoodanig dat de taf, door den bandeau volgens de afbeeldingen met smalle randen stroo te omwinden, op de rechterzijde
regelmatige doffen vertoont. Aan de einden van dezen bandeau wordt een tweede, eveneens samengesteld, 24
d. lang en 2 d. breed gehecht en deze wederom door een volant van zwarte kant 90 d. lang en 8 d. breed afge-
sloten, terwijl de kant door er een reep van gebloemde tulle aan te zetten nog 14 d. breeder wordt. Een takje
gele rozen aan de rechter zijde van de coiffure gehecht, draagt niet weinig bij om de sierlijkheid te verhoogen.
Mutsje van groen fluweelen lint en kant.
Afb. No. 17 en 18. Knippatr. voorz. v. h. Supplem. N. V, Fig. 25 en 26.
Dit mutsje is samengesteld uit zwarte tulle, zwarte kant in verschillende breedte en
groen fluweelen lint, gedeeltelijk met gitten gespen 2 d. lang versierd. Bij het vervaardi-
gen knipt men eerst voor de voorste en voor de achterste pas uit stijve tulle naar elk der
fig. 25 en 26 twee gedeelten, legt om den buitenrand een eind soutien, en zet ze daarna volgens de overeenstemmende cijfers aan elkaar. Twee lussen van fluweelen lint met stijf
gaas gevoerd, elk 30 d. lang en 2 d. breed, waaraan een zwarte kant 4 d. breed is gezet
vormen den bodem van het mutsje en
worden op de plaats daarvoor op het
knippatr. aangeduid, aan de voorste
en achterste pas gehecht. De
laatste wordt van onderen
aan de lange zijde afge-
sloten met een kant
8½ d. breed, die
aan de rechte
zijde aan een
ingerimpel-den reep tulle 4 d. breed en naar de ein-den schuin bijgeknipt,
wordt gezet. de bovenste lange zijde van dezelfde pas wordt gegarneerd met eene een weinig ingerimpelde kant 4 d. breed
en naar boven ge-
richt, terwijl het
aanzetten wordt
bedekt door een
fluweelen lint met
vijf gespen ver-
sierd. op de
voorste pas zet
men eerst eene,
dan 11 d. bo-
ven de hoeken
nog eene
tweede inge-
rimpelde kant 4 d. breed en wel zóó dat beide 3 d. voorbij de pas komen. Het aanzetten van de beide kanten wordt wederom met een fluweelen lint bedekt, en het garneersel voltooid door afzonderlijke lussen van hetzelfde lint tus-schen de plooien van de kant, verder door een dubbelen strik met een gesp van voren in het midden van het mutsje, eindelijk door twee echarpes elk 48 d. lang 16 d. breed en in de rondte met een kantje 3 d. breed en zeer smal
fluweelen lint versierd.
Mutsje voor meer bejaarde dames.
Afb. No. 19 en 20. Knippatroon voorz. v. h. Supplem. No. VI, Fig. 27.
Om dit model na te maken heeft men paars fluweelen en zwart taffen lint
noodig elk 2½ d. breed, verder zwart taffen lint 6½ d. breed, zwart kanten entre-deux 2 d. breed en zwarte kant 2½ d. breed. Men knipt den bodem van het mutsje uit zwarte stijve tulle naar fig. 37 langs de dunne lijn in het midden aaneen, legt in de rondte om den buitenrand een eind soutien, boort hem met paars fluweelen lint, en garneert het voorste gedeelte van den bodem met zwarte kant, die ingerimpeld is en waarop kralen zijn genaaid. Daarna zet men aan de beide lange zijden van een eind kanten entre-deux 80 d.
lang, zwarte kant, parsemeert het met zwarte kralen en legt het fluweelen boordsel langs het midden op het entre-deux waarbij men om den hoek te vormen er eenige plooien in-legt. Daarna schikt men twee einden fluweelen lint elk 30 d. lang kruiselings op den bodem, steekt ze onder de kant door, die het entre-deux aan de binnenste lange zijde afsluit, zoodat ze nu op het entre-deux liggen,
No. 22. Jurkje voor kinderen van 1―2 jaar. Knippatr.
keerz. v. h. Supplem. No. XI, Fig. 43―48.
No. 23. Cachemiren blouse met een garnituur van soutache.
Voorzijde. Knippatr. keerz. v. h. Suppl. No. X, Fig. 39―42.
No. 25. Crinoline met eene tournure. Knippatr. keerzijde
van het Supplem. No. IX, Fig. 32―38.
No. 21. Cachemiren baret voor meisjes van 5―7 jaar. Knippatr., keerz.
van h. Supplem. No. XIII, Fig. 53 en 54.
No. 24. Cachemiren blouse met een garnituur van soutache.
Achterzijde.
waartoe men op die plaats de kant en het en-
tre-deux een weinig van elkaar losmaakt. De schuin bijgeknipte einden komen ongeveer 6 d. onder den onderrand van den bodem uit. Het kruis van het paarse lint wordt met twee einden van het smalle taffen lint elk 44 d. lang en telkens om elkaar heen gewonden door-
vlochten. Zie afb. No. 20. Elk dezer linten wordt aan het einde aan de voorste hoeken van den fond vastgehecht, dan aldaar als ook aan
de onderste einden eenmaal omgedraaid en aan den onder-
rand van den bodem vastgenaaid. Als men dit heeft ver-
richt, dan wordt de stijve tulle tot aan het fluweelen boord-
sel weggeknipt, men hecht van voren en van achteren op het midden van het mutsje eenige lussen van het paars flu-
weelen lint volgens de afb. No. 19 en 20, garneert deze met kleine gespen van de noodige breedte en voltooit het
No. 26. Gebreide handschoen voor dames.