De Gracieuse 1 August 1866 | Page 5

wordt uitgevoerd. de band wordt met vaste steken gewerkt, de laatste buitenste

toer slechts door picots vervaardigd. Men begint in het midden van den kouseband

met een opzetsel van 98 steken met roode wol en haakt dan hierop en over elastiek

koord ― het laatste moet bij het werken gedurig een weinig strak worden aange-

haald, zoodat de steken later zeer dicht op elkander komen ― in rondloopende toe-

ren. Het patroon kan men naar welgevallen naar een van beide der afbeeldingen

onder No. 32 en 33 gegeven uitvoeren. Elk patroon wordt door de beide eerste toe-

ren voltooid, het knoopsgat maakt men in den 1sten toer, zoodra men bij den eer-

sten steek van het roode opzetsel gekomen is, evenwel het patroon in aanmerking

nemende haakt men over het koord 21 v. st. legt deze tot eene lus, werkt dan aan

de andere zijde van het opzetsel voort tot dat de toer voltooid is. Wij willen echter

nog doen opmerken, dat men telkens aan het begin en in het midden van elken toer, dus aan de beide einden van den kouseband, om aldaar de afgeronde einden

te verkrijgen, eenige steken moet meerderen. Na voltooiing van den 2den toer haakt

men 2 toeren met grijs garen, voorts een toer geheel met roode zephir wol; eindelijk werkt men den laatsten toer met grijs garen, afwisselend 1 v. st., 1 picot (dat is 3 kett., 1 v. st. in den 1sten van de 3 kett.), met den picot telkens

1 steek van den vorigen toer overslaan-de, men herhaalt dit, tot dat de toer en met dezen de kouseband voltooid is.

Door een knoop en een knoopsg. wordt de laatste vastgemaakt. Geheel van zijde

vervaardigd, is hij niet alleen elegan-

ter, maar ook rekbaarder.

Brille- of scha-

rekoker.

Afb. No. 34. Knippatr., keerz. v. h. Supplem. No. XIII, Fig.

29. Zwart fluweel, een lapje zwarte taf, stelen kralen,

een stal. kett. 22 d. lang, een stal. ceintuurhaak, carton.

Ten einde ieder oogenblik den bril of de

schaar dadelijk bij de hand te hebben,

bevelen wij onzen lezeressen aan,

deze voorwerpen in zulk een koker

te bewaren, als wij met afb. No.

34 te zien geven. Het etui ― van

zwart fluweel met stalen kralen

omgeven ― is van boven met

een stalen ketting en een haak

voorzien om het aan de cein-

tuur te kunnen vastmaken.

Bij het vervaardigen

van den koker knipt

men uit carton naar

fig. 29 twee ge-

deelten elk aan-

een, het eene

echter slechts

tot aan de

gladde lijn

op het knip-

patroon aangegeven. Het gedeelte in de geheele grootte geknipt, (de onderste

helft van den koker), wordt op de beide zijden, het kleinste gedeelte, (de

bovenste helft) daarentegen slechts op de eene, de buitenzijde met fluweel

bekleed, de binnenkant krijgt een zwart taffen voering. De gedeelten stof

die bijeen behooren, worden over carton met overhandsche steken verbon-

den. Eerst versiert men den uitgeholden dwarsrand aan de bovenste helft

met stalen kralen, waarbij men voor elken steek 4 kralen op zijde aanrijgt

en ze schuinliggende vasthecht. Daarna naait men de beide helften volgens

de afb. aan elkaar, legt om den geheelen buitenrand van het étui stalen

kralen, en hecht er eindelijk den ketting en den haak aan. In plaats van fluweel kan men naar verkiezing reps,

laken, fijn leder, satijn, moiré of iets dergelijks nemen en dit met borduurwerk ― met point russe den

ketting ― of platten steek versieren.

Rand ter versiering van linnengoed of rokken.

Application van neteldoek. Afb. No. 35. Fijn neteldoek, wit ka-

toenen veterband, fijn ijzergaren.

De bewerking van dezen rand zal onze lezeressen aan-

genaam en nuttig bezig houden, waarbij het werk

tevens minder moeilijk is, als fransch borduurwerk

en een nog fraaier effect maakt. De grondstof

bestaat uit neteldoek, hierop zijn de bladeren

van het patroon van fijn, smal geplooid netel-

doek geappliqueerd, en met wit veterband

met een kruisnaad van fijn ijzergaren versierd,

omgeven; met hetzelfde veterband zijn de

stelen en ranken gevormd. Bij het vervaar-

digen van den rand teekent men eerst het

patroon op de stof over en legt dan in

een lap neteldoek plooien ½ d. breed

en tevens ½ d. van elkaar verwij-

derd. Dit geplooide gedeelte

hecht men langs de voor-

geteekende omtrekken

van de bladeren op

de grondstof, en knipt deze aan den buitenkant zorgvul-dig weg. Bij de grootste bladeren, elk door een ader in twee helften ge-

deeld, wordt elke helft afzonderlijk

Verschillende garnituren voor mouwen van kleedjes.

Afb. No. 25―30. Knippatr., keerz. v. h. Supplem. No. VI―IX, Fig. 19―22.

Met de genoemde afb. geven wij onzen lezeressen verschillende garnituren voor

mouwen te zien, die echter ook naar goedvinden op vergroote schaal aan den on-

derrand van een rok of van een paletot gebruikt kunnen worden. ― Afb. No. 25.

Mouw van grijs poil de chèvre. Het garnituur van dezelfde stof, bestaat uit twee schuine reepen elk 2½ d. br., aan de beide lange zijden met een koordje in een

reepje paarse taf geregen geboord, die rondom de mouw loopen. Uit dezelfde ree-

pen zijn de strikken, elk uit drie lussen naar boven gekeerd vervaardigd, het aan-

zetten wordt bedekt met een vlakken ronden knoop met paarse taf overtrokken

waar zich een kwast van paarse koordzijde, die los neerhangt, aansluit. ― Afb.

No. 26. Het garnituur van deze mouw van foulard écru wordt gevormd door

schuine reepen bruin foulard. De reepen zijn elk 3 d. br., de stof dubbel genomen en van onderen aan de lange zijde toegevouwen, aan de bovenzijde met een reepje zwarte taf, zonder inlegkoord

geboord, met zwart soutache ge-garneerd, en aan de bovenste

lange zijde op het bovengedeelte van de mouw in punten, op het

onderste gedeelte daarentegen in

een rechte lijn gelegd. Fig. 19 geeft een gedeelte van de mouw

met de lijnen voor het garni-

tuur. ― Afb. No. 27. Het

garnituur van deze mouw is

rondom den buitenrand in

een grieksch patroon uit-gesneden, met een reep

paarse taf ongeveer ½ d. br. geboord, en eindigt in eene patte die er los overheen ligt. Het garnituur

wordt voltooid door een grooten, vlakken, wit

hoornen knoop en een rolletje taf, dat er

in den vorm van een knoopsgat op is

gelegd. Fig. 20 geeft de helft van

het gedeelte voor het garnituur.

De grondstof van de mouw be-

staat uit lilas en grijs zomer-

popeline. ― Afb. No. 28. Deze

mouw van gestreept bruin

poil de chèvre is met schui-

ne reepen 1 d. br. ge-

garneerd uit dubbele

stof, namelijk aan

de onderste lange

zijde toegevou-wen en die aan

de andere zijde

los op de mouw

liggende wor-

den vastge-naaid. Het

aanzetten

wordt met

bruin en wit gedraaid zijden koord bedekt. De reepen die van den onderrand van

de mouw af, recht oploopen verschillen in lengte van 6―13 d. Het uiteinde

wordt door den ondersten der beide dwarsloopende reepen bedekt. Met vier ko-

gelvormige gitten knoopen wordt het garnituur volgens de afbeelding voltooid.

Afb. No. 29. Een geplooid gedeelte dat aan den elleboogsnaad van de mouw

een punt vormt die er los over ligt, in de rondte met een schuin reepje lilas taf

geboord en volgens de afb. met twee wit parelmoeren knoopen gegarneerd is,

vormt de versiering aan deze mouw van wit mohair. Fig. 21 geeft het knippa-

troon van het geplooide gedeelte. Naar aanwijzing op dit patroon legt men in den lap daarnaar geknipt door

elk kruis op het punt te hechten, drie naar boven gerichte plooien, boort het gedeelte met een ingeregen

koordje, voert de punt met een lapje taf, en zet dan het garni-

tuur volgens de afb. op de mouw. ― Afb. No. 30. Het gar-

nituur van de stof van de mouw bestaat uit drie

schuine reepen elk 3 d. br., die aan de

beide lange zijden met lilas taf geboord

en aan elke rechte dwarszijde met

een bosje franje van lilas koordzijde

zijn voorzien. De schuin bijgeknipte

dwarslijnen worden met een wigvormig

gesneden stuk bedekt dat met taf geboord,

en met geslepen stalen knoopen versierd is.

Fig. 22 geeft het knippatr. van dit gedeelte

van het garnituur. De mouw van ons model be-

staat uit lilas en wit gevlamd zomerpopeline.

Gehaakte kouseband.

Afb. No. 31―33. Grijs garen tusschensoort grofte,

roode zephir wol, wit elastiek koord, een knoop.

Om den kouseband, dien afb.

No. 31 voorstelt,

de vereischt wordende rek-baarheid te ge-ven, haakt

men hem over dun elastiek koord. Grijs garen vormt

den fond, ter-

wijl het pa-

troon met roo-

de zephir wol

[1 Augustus 1866. 4e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 143

No. 22. Vierkant uitgesneden fichu. Achterzijde.

No. 20. Heeren huisjas van grijs linnen.

Knippatr., keerz. van het Supplem. No. II, Fig. 4―8.

No. 25―27. Verschillende garnituren voor mouwen van kleedjes.

Knippatr. bij afb. No. 26 en 27, keerz. van het Supplem. No. VI en

VII, Fig. 19 en 20.

No. 23. Schort voor huishoudelijke bezigheden.

Knippatr., keerz. van het Supplem. No. XIV, Fig. 30 en 31.

No. 21. Vierkant uitgesneden fichu. Voorzijde.

Knippatr. keerz. van het Supplem. No. V. Fig. 17 en 18.

No. 25.

No. 24. Nauw toeloopende rok.

Knippatr., keerz. van het Supplem. No. I, Fig. 1―5.

No. 28―30. Verschillende garnituren voor mouwen van kleedjes.

Knippatr. bij afb. No. 29 en 30. Keerz. van het Supplem. No. VII en

IX, Fig. 21 en 22.

No. 26.

No. 27.

No. 28.

No. 29.

No. 30.