een strik van blauw en wit taffen lint bedekt. Bij het vervaardigen van dit
kleine voorwerp behoeft men de hierboven opgegeven stoffen en kleuren
juist niet te gebruiken, men kan die naar eigen goedvinden kiezen, en
ook naar de verkleinde afb. het werk op gaas uitvoeren, waarbij men
natuurlijk het opschrift met den kruissteek of met den petit point
moet borduren. In dat geval legt men om de buitenranden van den
band een zijden koord en voert hem met een lapje dunne zijde.
Speldenkussen.
Application met laken.
Afb. No. 21. Knippatr., keerz. v. h. Suppl. No. VII,
Fig. 32. Wit, groen, zwart en paars laken; groene
taf, wit perkaal, goudgeel zijden veterband; 180 d. groen taffen lint 2 d. breed; 80 d. zwarte kant 1½ d.
breed; zwarte, roode, paarse koordzijde; groene vlos-
zijde, gouden kralen, een weinig zijden franje 2 d. br.,
gouddraad, een klein rond knopje, zemelen.
Hiernevens bieden wij onzen lezeressen een speldenkussen
van een ongemeen fraaien vorm aan. Het model dat men on-
der No. 21 ziet voorgeteld, bestaat uit een rond kussen, met een
rand die in 6 schelpen uitgesneden, bovenop met wit laken, van on-
deren met groene taf bekleed is. De bovenste laag is in de rondte
uitgeput, heeft kleine stervormige bloempjes van zwart laken en
wordt door goudgeel zijden veterband in zes vakken gedeeld. Deze
geven bij afwisseling een geappliqueerd blad van donkergroen laken en
drie takken met den vischgraatsteek met groene vloszijde te zien. Het
kussen is van boven in het mid-
den met een papaver versierd uit
paars laken vervaardigd, waar-
van de stofdraden door eene zij-
den franje met gouddraad er tusschen en het zandhuisje door een
groen taffen knoop worden nagebootst. Rondom het kussen is
een ruche van groen taffen lint met een zwarte kant
er over heen, gezet. bij het vervaardigen van het
kussen knipt men eerst naar fig. 32, dat een
zesde gedeelte van het kussen geeft, twee
stukken aaneen van wit perkaal, door
van dit eene fig. langs de gepunte lij-
nen een geheel samentestellen; deze
twee stukken worden met een
overhandschen naad, behalve
tot op eene kleine opening
aan elkaar genaaid en zeer
stijf en gelijkmatig met
zemelen gevuld,
waaronder men
wat ijzervijlsel kan mengen, waarna de opening wordt dicht-
genaaid. Nu bekleedt men het kussen van onderen met
groene taf, en legt er om den buitenr. de dichtgeplooide
ruche en de daarover liggende zwarte kant, die bij
het aannaaien een weinig moet worden ingerimpeld
om. Daarna knipt men eveneens naar fig. 32
uit wit laken een stuk voor de bovenste beklee-
ding, punt dit in de rondte uit, en deelt
het langs de uit kleine streepjes bestaan-
de lijnen met een rijgdraad in zes vak-
ken; drie dezer vakjes worden met
een blad, naar aanwijzing op
fig. 32 uit donkergroen laken
geknipt voorzien, en er
met steelsteken (aderen)
van koordzijde eenigs-
zins lichter van
kleur op vast
gehecht; de
drie ove-
rige
vak-
ken wor-
den vol-
gens de afb.
No. 21 met
vischgraatste-
ken van groene vloszijde
versierd. Verder legt men
er, de rijgdraden volgende
het goudgele zijden veterband
1½ d. breed op; dit wordt aan
beide kanten met zwarte zijde met
festonneersteken op de grondstof ge-
hecht; om dit festonneersel loopt een rij
steelsteken van hoogroode zijde, terwijl
het veterband in het midden nog meet eenige
steken van zwarte zijde wordt bevestigd. Het
aldus versierde laken wordt nu op het kussen vast-
gehecht en wel zoo dat het overal aan de insnijdingen
van de boven stevig wordt aangetrokken en er goed
glad opligt. Hierdoor komt het zijden veterbandje een
weinig in de diepte, daarentegen vertoonen de vakken die er
door zijn afgedeeld zich wat hooger, eenigermate gewelfd. Bui-
tendien moet de buitenste rand van de bekleeding volgens de afb.
met kleine bloempjes van zwart laken in den vorm van sterretjes
worden versierd, die er elk in het midden met drie gouden kralen op
worden vastgenaaid; bij het vasthechten der bloemen aan de insnijding
van elken boog en in het midden moet men tegelijkertijd den wit laken fond
nogmaals op het kussen bevestigen. Eindelijk legt men boven op het kussen de
bloem, waarvoor men 4 bladeren in den vorm van een hart elk 4 d. breed en 3 d.
hoog, boogvormig uit paars laken knipt, de buitenrand met een weinig lichtere
zijde breed festonneert en naar de afbeelding No. 21 op het kussen schikt, waar-
na men het aanzetten der bladeren met een zijden franje 2 d. breed met goud-
draad er tusschen en met een met zwarte zijde besponnen groen taffen knoop
bedekt.
Dit bij uitstek fraaie kussen is zeer geschikt om als een klein eigenhan-
dig vervaardigd geschenk te dienen, het maakt een schoon effect en kan
in betrekkelijk korten tijd worden afgewerkt.
door 6 bladaderen gevormd zijn. Men keert nu het werk om en omhaakt met
den 2den toer in verband met elkander, de aderen van de bladeren met v.
st. waarbij men aan de eene zijde van deze de onderste lussen van het op-
zetsel, aan de andere zijde de achterste lussen van de 5 v. st. opneemt,
en aan de punt van elke ader in de overgeslagen kett. van het opzetsel 3
v. st. haakt. De binnenrand van de rij bladeren wordt insgelijks door
1 toer v. st. omgeven en met dezen tot een krans verbonden.
Deze krans bladeren wordt met 1 toer v. st. van brillantwol
omhaakt. Men steekt hierbij in de voorste lussen van de
steken van den vorigen toer, en teekent door 1 v. st. de
insnijding tusschen de twee bladeren af, waarvoor men
den geheelen steek omvat. Afb. No. 17 stelt twee blade-
ren van den 5den kring in oorspronkelijke grootte voor,
naar welke tevens de grofte voor de hiervoor te bezigen
grondstof kan worden genomen. De 2de kring bladeren telt er 10; de 3de 14 bladeren. Beide worden met de
tweede kleur ponceau geheel op dezelfde wijze als de eer-
ste kring uitgevoerd. evenzoo met de derde nuance de 4de
en 5de kring, de eerste met 17, de tweede met 19 bladeren.
De 6de tot den 9den kring, waarvoor men voor elke 2 kringen
de beide donkerste nuancen bezigt, bestaan insgelijks uit 19 bladeren;
doch voor elk blad hiervan zet men 9 kett. op, waar men 5 v. st. op
terug haakt, zoodat tusschen elke ader 3 kett. onbewerkt blijven. In den 2den toer van den 6den en 7den kring worden de aderen van de
bladeren met h. st. in den 8sten en 9den kring met stokjes om-
haakt. Bovendien werkt men 1 v. st. in den middelsten van de 3 kett.
tusschen de bladeren. Aan den laatsten kring bladeren sluit zich aan
den binnensten toer v. st. nog 1 toer
dubb. st. aan, die door 1 kett. en 1
st. tusschenruimte gescheiden zijn.
Heeft men volgens deze aanwijzing
alle kringen bladeren vervaardigd, zoo schikt men ze op een rond
hoog opgevuld kussen, dat 30 d. in doorsnede heeft en met zwart
perkaal overtrokken is. Men begint hierbij aan den onder-
rand van het kussen, daar men eerst de dubb. st. van
den 9den kring bladeren aan den buitenkant van het
perkalen overtrek zoodanig vastnaait, dat zij als
een rand om het kussen sluiten en door den daarop
volgenden kring van boven bedekt worden. Ver-
volgens worden de overige kringen bladeren
in rechte rijen, zoowel naar de grootte als
naar de kleur, zoodanig opgenaaid, dat
elke kring het aanzetten van den
ondersten bedekt. Het aanzetten
van den laatsten, lichtsten
kring bladeren verbergt
men onder een van
zwarte brillantwol met v. st. overhaakten knoop met wat-
ten gevuld, die 3 d. in doorsnede moet hebben en van onderen
met 2 toeren kett. bogen van zwarte wol omgeven is.
Lampekleedje.
Afbeelding No. 18 en 19.
Niet alleen de kunstenaar maar ook wij vrou-
wen nemen gaarna bij hetgeen wij voortbren-
gen de natuur tot voorbeeld. Zoo bestaat
b. v. dit lampekleedje dat wij voor onze
abonnées hebben laten afteekenen uit
een krans van eikebladeren van ge-
kleurd laken met kralen be-
strooid en uit een eenvoudi-
gen fond van pluche. De
kleur van dit laatste is
aan ons model donker
paars, dat op een
rond stuk carton
26 d. in door-
snede is ge-
spannen,
terwijl er
aan den
onderkant
een lap gekleur-
de voering tegen
is geplakt. De eike-
bladeren zijn vervaar-
digd van rood en grijs la-
ken, de eersten met stalen,
de laatsten met gouden en
zwarte kralen versierd; als men
echter verschillende nuancen van
groen en rood, en kristallen kralen
nam, de bladeren met dauwdroppen be-
zaaide en voor den fond aschgrijs pluche
koos, dan zou dit mede een zeer fraai effect
te weeg brengen. Men vervaardigt de bladeren
naar het model in oorspr. Grootte Afb. No. 19,
teekent de omtrekken en de lijn voor de aderen op
dun wit carton over, en plakt dit op een lapje laken
dat de vereischte grootte heeft, waarbij natuurlijk de tee-
kening bovenop moet liggen; langs deze omtrekken wor-
den de bladeren uitgeknipt en daarna de kralen er op genaaid;
de ader wordt door een rij aangeregen kralen gevormd en er met
kleine dwarssteekjes alleen over den aanrijgdraad heen, op beves-
tigd. Als men een genoegzaam aantal van deze bladeren heeft vervaar-
digd, ons model telt er 20, dan buigt men elk blad een weinig om en
schikt ze dan – aan de punt en aan het ondereind worden ze met een steekje
vastgehecht, - naar de verkleinde afb. in tweevoudige rijen om den fond,
waarbij men er telkens 2 van dezelfde nuance bij elkaar neemt; men kan dit naar
goedvinden afwisselen mits de nuancen met elkander harmonieeren. Desverkiezen-
de kan de fond met een eenvoudig application of met kralen figuurtjes ver-
sierd worden.
Kouseband.
Afbeelding No. 20.
Ons model bestaat uit wit moiré lint, dat langs de buitenr. met kleine festonnetjes
van blauw zijde is versierd. Met dezelfde kleur van zijde zijn de letters er op
uitgevoerd, waaromheen eene rij vischgraatsteken loopt. Aan het eene einde
wordt de schuif voor het elastiek en het dicht maken van den kouseband door
[1 Augustus 1865. 3e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 141
No. 24. Patroon in
application voor
No. 21. Speldenkussen. Verkleind. Knippatr. keerz v. h. Suppl. No. VII, Fig. 32.
No. 23. Jaquette voor knaapjes van 4―6 jaar. Achterzijde.
No. 22. Jaquette voor knaapjes van 4―6 jaar. Voorzijde. Knippatr. keerz. v. h. Suppl. No. IV.
Fig. 23―28.
een rugkussen.
Vierde gedeelte.