als huishouden na aan het harte, zoodat wij zeker zijn voor dit kleine
gereedschap voor huishoudelijk gebruik de goedkeuring te zullen ver-
werven, daar het tot dusverre niet dan van blik of iets dergelijks ver-
vaardigd, bekend is. Afb. No. 9 stelt een van garen gehaakte salade-
schudder voor (voor het droogschudden van de geplukte salade). Hoe-
pels, van touw gevlochten, geven hem de benoodigde stevigheid.
Om dezen te vervaardigen begint men in het midden van den
bodem en zet met het ongebleekte katoen 7 kett. op.
1ste toer. 1 st. in den 1sten opzetsteek, (zoodat zich heirdoor
eene lus van 6 kett. vormt, waarvan de 2 eerste voor 1 st. gere-
kend worden), 2 elk door 3 kett. gescheiden st. in den 1sten opzet-
steek, 3 kett., 1 h. v. st. in den 4den opzetsteek.
2de toer. 1 of 2 st. in elken steek van den vorigen toer. 3 kett.
vormen gedurig aan het begin van elken toer 1 st.
3de toer. 4 kett., in den 3den steek 1 st. Voor den geheelen bodem
werkt men afwisselend den 2den en 3den toer, totdat er door het gestadig
meerderen eene vlakke rondte verkregen is, die volgens ons model 24
d. in doorsnede heeft.
Tot afsluiting van den bodem werkt men 1 toer v. st., in elken steek
van den vorigen toer 1 steek. Om later het hoepeltje te kunnen doorhalen werkt men den
volgenden toer: afwisselend 3 kett., 3 dubb. st., met de 3 kett. slaat men 3 steken van
den vorigen toer over.
1ste toer van het net. Afwisselend 8 kett., 3 v. st., de 3 v. st. in de opening
van de 3 kett. van den vorigen toer.
Men werkt het geheele net door als deze laatste toer, totdat men de gewenschte hoogte
verkregen heeft. In den 20sten toer echter werkt men weder voor het doorhalen van den
hoepel denzelfden toer dien men voor den fond heeft gehaakt, naarmate de hoogte van
den schudder herhaalt men dezen toer weder op denzelfden afstand, om nog een derden
hoepel te kunnen aanbrengen.
Het net eindigt met een toer afwisselend, 1 v. st. in het midden van elken kett.boog
van den vorigen toer en 5 kett. Om er van boven een koord door te kunnen halen, haakt
men gedurig 3 dubb. st. en 3 kett., met de 3 kett. slaat men 3 steken van den vorigen
toer over, en begint daarna het volgende kantje.
1ste toer. * 3 st., 3 kett., 3 st., deze 6 st. in den middelsten van de eerstvolgende 3
kett. van den vorigen toer. Van * af den geheelen toer.
2de toer. Gedurig 1 v. st., 5 kett., de v. st. dan om den kett.boog, en dan weder in
het midden tusschen de 6 st.
3de toer. * 1 v. st. in den middelsten steek van den eersten kett.boog van den vorigen
toer, 5 kett. Van * af den geheelen toer.
De hoepels
vlecht men van 12 ein-
den touw naar de ver-
eischte lengte, die aan
de einden te zamen ge-
bonden en dan in twee
gelijke stren-
gen worden ver-
deeld. Hiermede maakt men eene
zoogenaamde rus-
sische vlecht, waar-van men gedurig van elke streng 2
einden neemt, deze kruist en elk naar de tegenovergestel-
de streng terug brengt.
Zijn de hoepels op deze wijze
voltooid, dan worden zij door
den voor hun bestemden toer ge-regen, terwijl men hiermede gedurig 3 st. opneemt en 3 st. overslaat. De einden van de
hoepels worden zorgvuldig te zamen genaaid. Voor het dicht schuiven van den saladeschudder, worden 2
koorden in tegenovergestelde richting door den toer onder het puntje geregen.
Tapisseriepatroon voor een lambrequin.
Afb. No. 10. Gaas No. 4. Wol en kralen waarvan de kleuren bij
de verklaring der teekens zijn opgegeven.
Ons model geeft bloemen en bladeren, zeer smaakvol op een
groenen grond gerangschikt te zien. De bladeren zijn met wol,
de bloemen met kralen gewerkt, de twee donkerste nuan-
cen kunnen bij eenige bloemen in eene chocoladekleur, bij
anderen in eene grijsachtige tint overgaan. De grondkleur
moet echter in overeenstemming zijn met de stoffeering
van de kamer. Het hiernevensgaande lambrequin kan voor vensterbankkussens, of voor een console of
schoorsteengarnituur gebruikt worden.
Knoopen met kralen versierd, voor
verschillende kleedingstukken.
Afb. No. 11―13.
Aan kleedjes, mantels, paletots enz. zien wij de
meest verschillende soorten van knoopen waaruit het
garnituur geheel of gedeeltelijk bestaat, ja wij zouden bijna durven beweren dat dit versiersel voor elk
nieuwmodisch kleedingstuk onmisbaar is. Iets nieuws
in dit genre zal onzen abonnées zeker welkom en dub-
bel aangenaam zijn, omdat de bewerking van de knoo-
pen die wij onder No. 11-13 te zien geven op het gebied der vrouwelijke handwerken te huis behoort, en de uitvoering evenmin als het verkrijgen der stoffen
waaruit zij bestaan eenige zwarigheid zal opleveren.
De vormen van deze knoopen zijn uit hout gedraaid
en gedeeltelijk met zwarte kralen in verschillende
grootten, gedeeltelijk met glazen en stalen kralen ver-
sierd, zooals de afbeeldingen dit aantoonen.
Afb. No. 11. Kogelvormige knoop onge-
veer 3 d. in doorsnede, in de rondte met rijen van verschil-
lende kralen versierd. Nadat men een dikken zijden draad
van onderen aan de opening van den houten vorm heeft vast-
gemaakt rijgt men er eerst 5 ronde zwarte kralen van toenemen-
de grootte, dan 1 groote geslepen zwarte kraal, 1 groote stalen
kraal, nogmaals 1 geslepen en 5 ronde zwarte kralen aan, brengt deze
rij tot aan de opening van boven, en steekt de naald van boven naar onderen
door den houten vorm heen. Op deze wijze gaat men voort, legt zoo rondom
den houten vorm 13 dergelijke rijen kralen en tusschen elke rij nog eene rij
kleine kralen, die natuurlijk aan zeer dunne zijde moeten geregen worden.
Daarna maakt men van onderen aan den knoop eene groote stalen kraal vast,
140 DE GRACIEUSE. [1 Augustus 1865. 3e Jaargang.]
die door drie kleine stalen kralen wordt tegen gehouden. Met een koordlus
van boven in het midden 2 d. lang, waaraan een stalen kraal is geregen
wordt de knoop aan het kleedingstuk vastgehecht.
Afb. No. 12. Kogelvormige knoop ongeveer 2½ d. in doorsnede.
Ten einde de kralen er beter op te kunnen bevestigen moet men eerst om de-
zen houten vorm zwart garen spannen, waarna er rijen met verschillen-
de soorten van kralen, die door elkaar zijn geslingerd omheen worden
gewonden. Nu eens is er een toer van eene rij stalen en eene rij ronde
zwarte kralen door elkaar gewonden, dan weder een toer met glazen
kralen, (zie de afb.) omheen gelegd. Van onderen in het midden
van den knoop bevindt zich een geslepen zwarte kraal, van boven
een lus met stalen kralen.
Afb. No. 13. Knoop in den vorm van een dobbel-
steen met taf overtrokken. Behalve aan den bovenkant alwaar de knoop wordt aangenaaid, is hij aan alle kanten met een lange
geslepen glazen kraal versierd, terwijl deze weder in de rondte met aan-geregen kralen is omgeven. Aan den bovenkant waar de afgeknipte
randen van de taf netjes moeten worden omgeslagen en bedekt, zet men vol-
gens de afb. eene lus of naait den knoop aan deze zijde aan het klee-
dingstuk.
Patroon in application voor ronde kussens,
kleedjes, lampekleedjes, enz.
Afb. No. 14.
Naarmate het borduurwerk met application meer in den algemeenen smaak valt, naar
die mate wordt het ook tot meer verschillende doeleinden aangewend. Onze lezeressen
zullen zeker van de vele patronen die wij haar in dit genre gaven bij meer den eene gele-
genheid patrij hebben weten te trekken. Onlangs zagen wij in een der voornaamste ma-
gazijnen van tapisseriewerken een kleedje en vonden het zoo gedistingeerd dat wij het
lieten afteekenen, en hiervan een derde gedeelte onder de Afb. No. 14 in Gracieuse
te zien geven. Ons model bestaat uit een fond van zwart laken, waarvan het midden met
een slingervormigen kring van een lilasgrijs zijden kralengalon is versierd. Rondom deze
ronding loopt een gouden veterbandje dat er op regelmatige afstanden met steken met
zwarte zijde op is vastgehecht. De arabesken zijn er met lichtgrijs laken op geappli-
queerd, in het midden met een kralengalon van dezelfde kleur als binnen in de ronding
versierd en aan beide zijden met festonneersteken van zwarte zijde vastgehecht, waarom
heen langs den buitenrand nog een dun goudkoordje loopt. Hoewel wij de wijze van be-
werking bij het appliqueeren van laken figuren reeds herhaalde malen hebben beschre-
ven, zoo willen wij nogmaals herinneren dat men het patroon nadat men er een geheel
van heeft ge-maakt op tame-lijk dik wit papier over-brengt en dit met arabische gom op de stof die men voor het appliquee-ren bestemd heeft plakt. Nu wordt het patr.
Nauwkeurig
langs de om-trekken uitge-knipt en met den kant van het papier op den fond ge-plakt. Het na-teekenen en het uitsnijden der arabesken moet zeer netjes en
zorgvuldig
worden verricht, dit is een hoofdvereischte om de schoonheid van het werk te verhoogen.
Coiffure “bandeau à la grecque.”
Afb. No. 15.
De coiffure “à la grecque” door de mode als iets nieuws ingevoerd, is eigen-
lijk niet anders als eene herhaling van de kapsels die men in oude tijden zag.
Op bladz. 52 en 113 hebben wij hierover reeds gesproken; om deze karak-
terestieke kapsels te voltooiden, die hoe eenvoudig ook toch goed vol-
doen, bieden wij onze lezeressen het model van den hiernevens
afgebeelden bandeau aan. Hij bestaat uit drie bogen van lilasflu-
weel waarop waspaarlen zijn genaaid. De bogen moeten glad
op het hoofd liggen en zich tusschen het haar dat in vlech-
ten, gegolfde scheidingen of krullen is gekapt bevinden of het
ophouden. De bogen worden vervaardigd uit een reep flu-
weel die schuin geknipt en 4 d. breed is met een eind met
zwart omwoeld ijzerdraad er tusschen. De reepen moe-
ten zoodanig aan elkaar worden genaaid dat de naad
zich van onderen bevindt en elke boog eene breedte van 1½ d. heeft. De voorste boog is 50, de middelste
35 en de laatste 33 d. lang. De twee laatste worden na-
dat op allen de kralen zijn genaaid aan den langsten
boog vastgemaakt zooals de afb. dit aantoont. De ban-
deau wordt met een smal taffen lintje onder den chi-
gnon vastgemaakt. Het spreekt van zelf dat men de
kleur naar verkiezing nemen en in plaats van waspaar-
len groote kristallen-, stalen- of zwarte kralen, of ook
wel lovertjes of knoopjes van stroo gebruiken kan.
Rond gehaakt voetkussen.
Afb. No. 16 en 17. Tiendraads zephirwol, zwart en 5 nuancen ponceau, zwarte brillantwol en eene daarbij
behoorende haaknaald.
Reeds menigwerf namen wij bij hetgeen onze handen
voortbrachten de gedaante en de kleuren van bloemen tot
voorbeeld; ook ditmaal moet een vurige dahlia als model voor
het voor ons liggende voetkussen dienen, dat van bovengenoem-
de wol in haakwerk is uitgevoerd, en zooals afb. No. 16 voorstelt,
uit afzonderlijke kringen bladeren bestaat. Met een krans van 6 bla-
deren begint men het middelpunt van het kussen. De bladeren nemen
overeenkomstig den vorm van het kussen in getal en grootte toe, zoodat
van den 5den tot den 9den kring elk 19 bladeren telt. Men begint het werk
met den kleinsten kring bladeren, daar men met de lichte wol * 6 kett. op-
zet, daarna slaat men den laatsten opzetsteek over en haakt in
de 5 volgende steken in elk 1 v. st. en herhaalt van *
af nog 5 maal, zoodat hier-
No. 16. Rond gehaakt voetkussen.
No. 15. Coiffure “Bandeau
à la grecque.”
No. 20. Kouseband. Verkleind.
No. 18. Lampekleedje. Verkleind.
No. 17. Gedeelte v. h. garnituur voor het ronde voetkussen. Oorspr. grootte.
No. 19. Geborduurd eikeblad voor het garnituur van het lampekleedje.
Oorspronkelijke grootte.