De Gracieuse 1 April 1865 | Page 9

Bijvoegsel van de Gracieuse.

Chignon-net met groote waspaarlen.

Afbeeling No. 41—44. Fijne gedraaide zijde of

gouddraad, paarlen van verschillende grootte.

De nog steeds in de gunst zijnde chignons, zijn

in grootte zoo aanmerkelijk toegenomen, dat de

netten die ze bedekken, meer tot sieraad verstrek-ken, dan om de haren glad te houden. Volgens afbeelding No. 41 ziet men zoowel de schikking

der paarlen, als ook de bevestiging van het net

op het hoofd. Het is van dubbele haarfijne zwarte

naaizijde en witte waspaarlen ver-

vaardigd, waarvan de verschillende

grootte, als ook de geknoopte rui-

ten onder afbeelding 42 wordt voor-

gesteld. In plaats van waspaarlen,

worden dikwijls geslepen glaskralen of kwikzilver paarlen genomen; de

geslepen als ook de waspaarlen mak-

en op een net van gouddraad een

zeer goed effect.

Hiervoor bezigt men eene fijne knoopnaald, die men door de ope-ningen van de kralen steken kan,

soms moet deze grond met eene zeer fijne

stopnaald gewerkt wor-

den, daar men de in

te werken paarlen bij

elken knoopsteek af-

zonderlijk aanrijgen en den draad gedurig 2

maal moet doorsteken. Het spreekt van zelf dat bij het werken met

eene stopnaald er dik-

wijls aangeknoopt moet worden, doch men zor-ge vooral dat de knoop onder de paarl verbor-

gen wordt.

Over een knooppen

die ruim 1½ Ned. duim draad omspant, zet men 20 mazen op, en knoopt over deze

pen 1 toer regt. Dan neemt men een dikkere pen die door een draad van ruim 2

Ned. duim omspannen wordt, knoopt 1 toer regt en werkt in den volgenden toer,

van de 2de maas af, bij elk van de volgende mazen 1 paarl van de mid-

delsoort grootte, dit geschiedt aldus: na de 2 eerst mazen geknoopt te

hebben, rijgt men 1 paarl aan, waarna men de knoop voor den volgenden steek werkt en daarna den draad weder door de paarl terug steekt. De vol-gende knoopen verrigt men op dezelfde wijze en werkt nu den laatsten weder zonder

paarl.

Er volgt hierop een toer zonder paarlen, dan 1 toer met kleine paarlen, waarbij men

weder op el-

ken knoop uitgezon-derd den eersten en den laat-sten een

paarl

werkt.

De beide volgende toeren zijn zonder paarlen, dan 1 toer waarin men 4 van de grootste paarlen knoopt, waartusschen 4 mazen zonder paarlen moeten liggen, vervolgens werkt men: 4 toeren zonder paarlen, 1 toer met 3 groote paarlen,

die tusschen de 4 paarlen moeten komen, nogmaals 4 toeren zonder paarlen, 1 toer met 2 groote paarlen, en eindelijk

nog 1 toer zonder paarlen. Men neemt daarna weder het

fijne pennetje,

en knoopt hier-over heen en weder 4 toe-

ren, dan nog

4 toeren rond-om het net. Door de bui-

tenste toer van het net haalt met een elas-tiek koordje van 36 à 38

duim lengte.

Met afbeel-ding No. 43 en 44 geven wij nog 2 eenvou-dige netpatro-nen in oor-

spronkelijke

grootte. Het eerste is van

gekleurde zijde

met atlaspaar-

len gewerkt,

waarvoor

men bij el-ke maas 1

paarl aan-rijgt. Het onder af-beelding 44 voorgestel-de patroon,

vormt door de afwisse-ling van twee soor-ten kralen,

staal en krijt of zwart en melkwit verzette

ruiten op een gekleurden fond. Dit laatste pa-

troon kan echter wegens de kleinte der kra-

len slechts met eene stopnaald worden ge-

werkt.

Tafelkleed voor bouillonkoppen.

Afbeelding No. 45—47. Knippatroon, keerz.

van het Supplement No. VIII. Fig. 29.

Wit piqué, haakgaren No. 80, groene

kralen, en eene fijne haaknaald.

De afbeelding toont den vorm en de schik-

king aan, als ook het nuttige gebruik van dit

tafelkleed, waarbij tevens de gehaakte en ingezette rozetten een afzonderlijk kleedje voor elken kop aanbiedt. Naarmate van den tijd of de moeite die

men voor het vervaardi-gen van het kleed nemen wil, wordt het naar Fig. 29 zijnde de helft van

het patroon hetzij van fijn java-gaas of piqué ge-nomen of ook geheel ge-haakt. Voor het laatste

bezigt men een eenvoudig patroon, uit 1 kettingst.

en 1 vasten steek bestaan-

de. De vaste steken wor-

den gedurig om de ket-

tingst. van den vorigen toer gehaakt. Voor elk van de later in te zetten rozetten, blijft volgens aanwijzing van het pa-troon de ronding open, daar men bij elken toer op de hiervoor bestemde plaats den draad afknipt,

dan weder op nieuw begint en hem later bevestigt. Vervaardigt men het kleed

echter van de een of andere stof, zoo wordt deze eerst, nadat de rozetten er

met den festonneersteek op bevestigd zijn, onder de gehaakte rozetten uitgeknipt.

Daarna werkt men er met de groene kralen het kleine patroon volgens de gegeven afbeelding op. De rozetten worden met het haakgaren No. 80 van

het midden af op de volgende wijze gewerkt: men zet 10 kettingst. op sluit deze tot eene rondte, en haakt dan

den

1sten toer. * 1 ke-ttingst., 1 st. in de ron-ding. Van * af nog 15

maal herhalen.

2de toer. * 1 ket-tingst., 1 st. om de kettingst. van den vo-rigen toer. Van * af

den geheelen toer.

3de toer. Als de 2de

toer, doch in plaats van een,

2 ketting-

steken.

4de toer.

2 ketting-st., 2 st.

om de 2

kettingst. van den vorigen toer. Zoo den geheelen toer.

5de toer. Als de 4de toer, in plaats van 2 werkt men 3

kettingst.

6de toer. Den geheelen toer werkt men 3 kettingst., 3 st. om

de kettingst. van den vorigen toer.

7de toer. * 4 kettingst., 3 st., om de 3 kettingst. van den

vorigen toer. Van * af wordt herhaald.

8ste toer. Geheel stokjes. Men meer-dert nu en dan in dezen toer, door 2 stokjes in een steek van den vo-rigen toer te wer-ken, zoodat vol-gens ons origineel deze toer 136 ste-ken telt, waardoor het patroon voor de kant 10 maal herhaald wordt (zie afbeelding No. 46). Bij het ha-

ken van de rozet-ten moet men vooral zorgen dat zij goed vlak lig-gen, en eene zui-

vere rondte

verkrijgen.

Voor de

uit 5 toeren

bestaan-de kant, die zich rondom de stok-

jestoer

aansl-

uiten,

werkt

men

het

vol-

gende:

1ste toer.

* 9 v. st. in

No. 43. Fond voor een haarnetje. Oorspr. grootte.

No. 41. Coiffure. Chignon-netje met groote kralen.

Négligé-mutsje “Elliot”. Knippatr. keerz. v. h. Suppl. No. VII. Fig. 27 en 28.

No. 38. Achterzijde.

No. 37. Voorzijde.

No. 44. Fond voor een haarnetje. Oorspr. grootte.

No. 39. Négligé-mutsje met een geruiten bodem. Voorzijde. Knippatr. keerz.

v. h. Supplem. No. VI. Fig. 25 en 26.

No. 40. Négligé-mutsje met een geruiten bodem. Achterzijde.

No. 42. Gedeelte van het chignon-netje

met groote kralen.

Oorspronkelijke grootte.