68 DE GRACIEUSE. [1 April 1865. 3e Jaargang.]
met eene kanten rozet gegarneerd. Bij het opmaken van het mutsje be-
gint men met den bodem en den rand, deze worden naar fig. 27 (helft
van den bodem) en naar fig. 28 uit kanten en geborduurde tusschenzet-
sels vervaardigd, waarbij men deze met de afgeknipte randen eerst met
een zoomnaadje aaneen naait en daarna uit deze aldus aan elkaar ge-
voegde reepen volgens de omtrekken van fig. 27 en 28 er den vereisch-
ten vorm aan geeft. Vervolgens zet men de verschillende gedeelten van
D tot ster en van E tot punt aan elkaar en ook volgens de overeen-stemmende letters aan den bodem, waarbij deze laatste een weinig wordt ingehaald. De buitenrand van het mutsje wordt met een breed schotsch
lint 4 d. breed geboord. De rozet van binnen aan den voorkant bestaat
uit een reep tulle, die op een glad rond lapje neteldoek 5 d. in door-
snede is geschikt; zij moet met het kantje, 1 d. breed, dat er aan de
eene zijde langs loopt, 3 d. breed zijn. om de kanten rozet heen zijn
nog verscheidene lussen en einden van hetzelfde lint dat men voor het
boren gebruikt heeft, aangebragt. Met twee strikken die van achteren aan de punt van het mutsje worden gezet, is het garnituur voltooid. De grootste dezer strikken is vervaardigd
uit een lap neteldoek 80 d. lang en 9 d. breed,
waar langs een smal kantje is aangezet, de klein-
ste uit schotsch lint die op de eerste volgens
afbeelding No. 38 wordt vast-
gehecht.
Négligé mutsje
met geruiten bodem.
Afbeelding No. 39 en 40. Knip-
patroon, keerzijde van het
Supplement No. VI, Fig.
25 en 26.
Dit mutsje in den vorm van een netje, dat een zeer lief ef-fect maakt, kan men op eene eenvoudige wijze vervaardigen.
Het model bestaat uit fijne witte
brusselsche tulle en is met zwart fluweel lint gegarneerd. Als men het mutsje liever niet wil laten wasschen dan kan men ook gekleurde tulle, krip en een zwart, of wel een garnituur van dezelfde kleur als de tulle, ne-
men. De fond is met doorschijnende en digte ruitjes versierd, die door zoomen uit de dubbele stof bestaande, welke er aan den verkeerden kant tegen zijn genaaid, gevormd worden. De lange einden smal lint die van onderen in den nek aangebragt, op den rug neervallen, geven aan het gracieuse garni-
tuur nog meer sierlijkheid. Bij het vervaardigen van het mutsje worden eerst in twee afzonderlijke gedeelten van de stof naar fig. 25 in elk 4 zoomen gelegd, waarna men aan deze stukken volgens de omtrekken van fig. 25 den vereischten vorm geeft. Vervolgens zet men er aan de binnenzijde een smal reepje van
de stof tegen voor de schuif die men op fig. 25 vindt voorgeteekend, en legt beide gedeelten van
de stof zoodanig op elkaar, dat A op A, B op B
en C op C sluit. Daar
de zoomen op deze wijze dwars over elkaar heen komen, ontstaan daardoor de ruiten die met een en-kel steekje op elkaar vast worden gehecht. Nadat in den buitenrand van den bodem verschillende kleine plooitjes zijn gelegd door volgens de aanwijzing op het knippatroon fig. 25, elk kruis op het daarnaast liggende punt te hechten zet men den bodem met A, het dubbele punt en ster aan dezelfde teekens aan de pas, die alvorens uit stijve tulle dubbel ge-nomen naar fig. 26 wordt geknipt. Van onderen
wordt de rand van het mutsje door in de schuif een elastiek bandje 10
d. lang te steken, ingehaald; de einden van het elastieke bandje worden
aan de beide dwarszijden van de pas vastgehecht. Voor het garnituur aan de voorzijde heeft men twee reepen van de stof elk 190 d. lang en 6 d. breed noodig; deze worden in de breedte half toegevouwen langs den eenen kant in de lengte met een smal fluweel lintje geboord, waarna men er voor het middelste gedeelte van den voorkant dubbele en voor de zijkanten enkele plooijen 1½ d. breed inlegt en daarna het geplooide strookje aan den buitenrand van de pas zet. Het aanzetsel van
dit garnituur wordt met een fluweel lint rijkelijk 2 d. breed bedekt, dat van boven van
het midden uit, waar het er met eene puntige vouw is op-gelegd, aan beide zijden tot aan het elastieke bandje af-loopt en daar in twee los-hangende einden elk 12 d. breed eindigt. Eindelijk ver-siert men het mutsje nog aan de regte zijde boven op het garnituur, aan de linkerzijde van binnen tusschen de plooijen in met lussen en ein-den van fluweel lint 3½ d. breed en van achteren in den nek aan beide zijden van het elastieke bandje met twee ein-den elk 60 d. lang. Hoewel wij aan fluweel de voorkeur ge-ven zoo zou men ook gekleurd
taffen lint kunnen nemen.
Onderchemisette met kraag en mouwen voor kinderen
van 6 tot 8 jaar.
Afbeelding No. 35. Knippatroon, keerzijde van het Supplement
No. IV en V, Fig. 14—24.
Deze eenvoudige chemisette kan zoowel onder een hoog lijf, onder een
russisch kieltje als ook onder een open jaquetje gedragen worden, als dit ten minste van onderen niet al te veel is afgerond. Men vervaardigt de
chemisette uit fijn linnen, uit cassa of uit batist. Bij het knippen van
het voorstuk moet men fig. 14 met de dunne lijn die het midden aan-
geeft, langs den draad op de dubbel toegevouwen stof leggen, waarbij
men tevens op eene breede plooi in het midden, op smallere plooitjes
aan beide zijden en op een zoom aan de zijkanten rekenen, en dus het
stuk zoo veel langer en breeder moet knippen. In de voorstukken en in
den rug kan men van onderen een breeden zoom leggen, of
er ook wel een loozen zoom of een breed belegsel tegen zet-
ten. Voor de gedeelten van den rug knipt men naar fig. 15
twee stukken en rekent hierbij ook op een zoom voor de knoopen en knoopsgaten, die wij op het patroon hebben voorgeteekend, en tevens op een
zoom aan de zijkanten. Nadat men in de voor- en rugstukken de plooijen en de zoomen heeft gelegd, en de rugstukken met knoopen en knoopsgaten zijn voorzien, verbindt men fig. 14 met fig. 15 volgens de over-eenstemmende letters van boven op den schouder met een stik-naad, zoomt de zijkanten en legt er voor de stevigheid bij het inzetten van de mouw aan de binnenzijde een belegsel van een reep der stof 1 d. breed langs. Het uitsnijdsel van den hals wordt tusschen een hals-boordje genaaid, dat naar fig. 16 aaneen en dubbel is geknipt
en van achteren mede een knoop en knoopsgat krijgt. Voor den kraag die van voren en van achteren gespleten is moet men naar fig. 17 vier afzonderlijke
stukken knippen, twee daarvan aan de buiten-randen met een voorsteekje op elkaar naaijen en dan naar buiten toe omkeeren, daarna in de rondte met eene rij puntjes uit band vervaardigd, of
met een kantje garneren en dan deze twee ge-deelten van den kraag aan de bovenzijde tusschen het halsboordje zetten. De kraag wordt van ach-
teren ook met een knoop en een knoopsgat voorzien. De mouw knipt men naar fig. 18 langs de dunne gladde lijn die het
midden aangeeft aaneen. Zij wordt van X tot ster verbonden
en de split die van ster tot van onderen aan den rand open
blijft gezoomd. De mouw wordt van onderen ingerimpeld en
tusschen het boordje dat naar fig. 20 en dubbel is geknipt, gezet, dat mede een knoop en knoops-
gat krijgt. Onder fig. 21 vindt men de manchette. Deze wordt mede dubbel genomen, ook met een
gepunt randje of met een kantje gegarneerd, en met kruis op kruis en punt op punt tusschen het boordje gezet. Van boven moet men de mouw van het midden uit, aan beide zijden tot aan het dubbele punt met een rolzoompje inrimpelen tot men de wijdte van het boordje No. 19 heeft, terwijl het overblijvende gedeelte ge-zoomd wordt, en naait dan de mouw aan het regte boordje (No. 19), waarbij
X op X en U op U moet vallen. Vervolgens wordt de mouw U op U, ster op
ster en punt op punt met
de chemisette verbonden. Door den zoom van onderen
aan het voorstuk die tevens als schuif dient zoo als wij dit op de af-beelding aangeven wordt een band gestoken, die men ook van onderen door de rugstukken heen haalt, waardoor de chemisette aldus wordt digt
gemaakt.
Ten einde voor het garneren van den kraag en de mouwen eene rui-mere keus te hebben, geven wij onze abonnées onder No. V, fig.
22—24 keerz. van het Supplement, nog eenige knip- en borduurpa-
tronen voor kinder-onderkleêren. Deze worden uit batist, cassa of fijn linnen vervaardigd. Fig. 22 en 23 geeft het knip- en borduurpatroon
voor een kraagje en eene gladde manchette, het borduurwerk wordt er met den point russe met zwarte zijde op uitgevoerd. Onder No. 24
vindt men eene gladde manchette waarom heen eenvoudig eene rij stik-
steken loopt.
Fauteuil “délassance.”
Afbeelding No. 36.
Deze fauteuil, bekend onder den naam délassance, heeft een zeer bevalligen vorm en biedt eene aangename en gemakkelijke rustplaats aan
om een uurtje in het dolce far niente door te brengen. Het overtrek van den
stoel bestaat uit wollenreps of cachemir met groote bloemen er in geweven,
het garnituur uit een rand passement
en rozetten, uit breede wollen franje
en kwasten.
Négligé mutsje “Elliot.”
Afb. No. 37 en 38. Knippatroon,
keerzijde van het Supplement No. VII,
fig. 27 en 28.
De onvermoeide godin “de mode” heeft den vorm en het garnituur van
dit zeer oorspronkelijke négligé-mutsje, dat geheel uit ge-
borduurde en kanten tusschenzetsels bestaat en met schotsch lint is opgemaakt aan den schotschen baret ontleend. De
bodem die in eene kant eindigt, wordt aan een omhoogstaanden rand, die tot pas dient, gezet, deze loopt naar achteren puntig toe en is
aldaar met een breeden neteldoekschen strik, van voren in het midden
No. 38. Gebreid jaquetje voor jongeboren
kinderen.
No. 36. Fauteuil “délassance.”
No. 32. Toilet-necessaire, twee derde der oorspr. grootte. Knippatroon
keerzijde van het Supplement No. IX, Fig. 30—35.
No. 34. Gedeelte van den fond en van
de kant van het gebreide jaquetje.
Oorspronkelijke grootte.
No. 35. Chemisette met kraag en mouwen voor
kinderen van 6—8 jaar. Knipatr. keerz. v. h.
Suppl. No. IV en V, Fig. 14—24.