Gekleede japon “Altesse.”
Afbeelding No. 24.
Kleedje van geelachtig bruin (écru) mohair. In elken naad van onderen aan den
rand van den rok is eene diepe plooi, die van een afzonderlijke lap van de stof ge-
maakt en tusschen den naad is ingevoegd; de dwarszijde van de plooi is bedekt
met een smal taffen tusschenzetseltje dat er met een smal taffen lintje van de-
zelfde kleur is opgezet. Van de plooijen af zijn al de naden langs de geheele
lengte van den rok met reepen stof in den vorm van pattes gegarneerd, die
met een rijk belegsel van zwart lint, met kant van dezelfde kleur, en vierkanten parelmoeren knoopen zijn versierd.
Hoog glad lijf, met kogelvormige parelmoeren knoopen ge-
sloten en van voren met revers en pattes op dezelfde wijze
als de rok gegarneerd. Men vindt hetzelfde garnituur terug
op de naauw sluitende mouw die van boven met
een geplooid kapje is voorzien.
Gehaakte rozet.
Afbeelding No. 25 en 26. Haak-
garen No. 150 en eene zeer
fijne haaknaald.
Door de verschillende wijzen van in
elkander zetten, als ook door van fij-
ner of grover garen te haken, kan deze
rozet voor verschillende voorwerpen ge-
bezigd worden, als: voor dekens, toi-
letkussens, enz. daar men de rozetten
zoowel in schuine als regte rijen aan
elkander kan zetten, in het laatste ge-
val worden de tusschenruimten hier-
door ontstaan met kantsteken gevuld; voorts zijn deze rozetten zeer geschikt voor kragen, of in
regte rijen met elkander verbonden voor tusschen-zetsel; tusschen nansoek of iets dergelijks ingezet,
zijn zij ook zeer goed voor cravatten aan te be-
velen.
Ter verduidelijking van de beschrijving geven wij onder
No. 26 nog eene vergroote afbeelding. De door het kruis
aangewezen plaats is het begin en middenpunt van de ro-
zet, van waar uit de 6 bladeren begonnen moeten worden.
Men begint met 26 kettingsteken en * sluit de 12 laatste tot eene rondte, terwijl men in den 13den, 14den en 15den 1 h. v. st. haakt, zoo als de
afbeelding No. 26 de uit kettingst. bestaande lus aan de linkerhand voorstelt. Men werkt nu in de ronding het volgende: 2 stokjes, 3 kettingst., 2 st., dan
6 kettingst. als opzetsel voor het op de afb. No. 26 reeds voltooide rozetblad,
waarvan de figuur duidelijk door eene ster is aangewezen en die de verbinding
tusschen de 2 rozetbladeren vormt. In den voorlaatsen van deze 6 kettingst. 1 v. st., 3 kettingst., 3 door 3 kettingst. gescheiden st.
om de 6 kettingst. van het verbindingstokje, dan 1 v. st. evenzoo
om het stokje, 1 kettingst., dan haakt men weder in de ron-
ding; 2 st., 3 kettingst., 2 st., 3 kettingst., 2 dub. st., 3 ket-
tingst., 2 dub. st., 3 ket-
tingst., driemaal 2 st., na
elke 2 st., 3 kettingst., dan weder 2 st., waarvan de
laatste aan den derden van de h. v. st., die aan de ronding
sluiten verbonden worden, waarmede de toer voltooid
is. 6 kettingst., 1 dub. st.,
in den op de afbeelding No.
26 met een kruis aangewe-
zen kettingst., dan 21 ket-
tingst., van * af herhalen;
elk figuur tusschen de rozet-
bladeren, wordt in het ver-
volg gedurig aan het voor-
gaande rozetblad, op de af-
beelding met een ster aan-gewezen, verbonden; terwijl men den 6den kettingst. door de met een punt aangewezen
opening haalt.
Met de 6 bladeren is de rozet voltooid en men werkt aan het einde van deze, in plaats van het dub. st., 1
h. v. st. in den 5den ket-
tingst., van het kruis afge-
teld. Men kan de rozetten aan elkander naaijen, of te
gelijker tijd op de bestemde
plaats aan elkander verbin-
den, dat veel steviger is,
daar het naaisel ligt los
gaat.
Naalden-boekje.
Afbeelding No. 27 en 28.
Een reep stramienpapier 22 d. lang, 11 d. breed; 22 d. rood taffen lint
11 d. breed; 230 d. rood taffen lint, 1 d. breed; roode koordzijde;
wit flanel, vischschubben.
Onder de vele kleine voorwerpen en naaigereedschappen in het werk-
tafeltje van onze lezeressen, vragen wij ook voor dit naaldenboekje
eene plaats, en dat te meer wijl het hoewel sierlijk en oor-
spronkelijk van vorm toch zeer gemakkelijk en op eene
eenvoudige wijze te vervaardigen is. Het geeft aan beide zij-
den eene met vischschubben bekleede achtkantige ster te
zien, waarom langs den buitenrand een smal ruche loopt.
De beide sterren worden uit een stuk stramienpa-
pier 11 d. breed en even zoo lang geknipt,
waarop men een cirkelronden kring van 10½ d.
in doorsnede trekt, dezen in 8 gelijk-
matige punten 1½ d. diep verdeelt en
de punten uitknipt. De afbeelding No.
27 in oorspronkelijke grootte, kan hiervoor als model dienen. De beide sterren worden nu in digte rijen met
baarsschubben bekleed die van te voren in warm zout water gereinigd, en met
een zachten doek droog zijn afgewre-
ven; boven aan de ronding prikt men
er gaatje in en naait ze dan zooda-
nig met roode zijde op, dat de getande
kant van de schubben den buitenrand
vormt. Zie de Afbeelding No. 28. Op
deze wijze worden eerst al de punten tot aan de
holte van de insnijding met schubben bedekt,
dan naait men de schubben in kringvormige rijen vast
en laat in het midden van den fond van stramien eene ruimte ongeveer 1½ d. in doorsnede voor
eene kleine rozet open. Deze laatste wordt uit een eind rood
taffen lint 8 d. lang en 6 d. breed vervaardigd, dat aan de
dwarszijden aan elkaar wordt genaaid, en dan langs een der
lange zijden ingerimpeld. De beide sterren worden met een
eind rood taffen lint 11 d. breed gevoerd, aan de binnen-
zijde naait men evenwel rondom de ster eene ruche uit een eind lint 1
d. breed vervaardigd, vast, welke er aan den buitenkant ½ d. overheen
komt. Voor het bewaren der naalden hecht men ook aan de binnenzijde
twee in den vorm van eene ster geknipte lapje fijn wit flanel vast, waar-
van het eene de taffen voering tot aan de ruche bedekt, terwijl de andere
de bovenste, een rand kleiner is. Hierna
verbindt men de twee sterren de buiten-
zijden van het naaldenboekje door mid-
del van twee lussen van smal rood lint 1
d. lang met elkaar, en maakt aan de holte
van de punt aan de tegenovergestelde zijde
van elke ster een eind smal lint 18 duim
lang vast, om het naaldenboekje te kun-
nen vaststrikken.
Rand ter garnering van ja-
ponnen, rokken enz.
Afbeelding No. 29.
Het hiernevens afgebeelde, zeer fraaije
patroon is, om het zeer eenvoudige der
bewerking, bijzonder geschikt ter garnering
van japonnen, rokken, kinderkleeren, hee-
renmutsen, tafelkleeden enz. en kan op
verschillende stoffen en met verschillende
kleuren met den ketting- en vischgraat-
steek met dun rond koord, en in grieksche
figuren of ook wel met lint of soutache
uitgevoerd worden. Wij laten eene nadere
beschrijving van het patroon volgen zonder
aan den persoonlijken smaak met betrekking
op de keus der kleuren perken te willen stellen.
De grondstof waaruit ons model is vervaar-
digd bestaat uit donkerbruin wollenreps waar-
op de grieksche figuren en ook de slinger-
vormige omtrekken in verschillende kleuren
zeer goed uitkomen. De eersten zijn met
drie nuancen van bruine koordzijde gewerkt,
de middelste rij van de grieksche figuren
is met de tweede kleur met den ketting-
No. 24. Gekleede japon “Altesse.”
[1 April 1865. 3e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 65
No. 19. Wijze van bewerking van de ruit voor guipure knoopwerk. Vergroot.
No. 18. Ruit in guipure knoopwerk.
Oorspronkelijke grootte.
No. 23. Wijze van bewerking van de ruit
voor guipure knoopwerk. Vergroot.
No. 22. Wijze van bewerking van de ruit
voor guipure knoopwerk. Vergroot.
No. 20. Wijze van bewerking
van de ruit voor guipure
knoopwerk. Vergroot.
No. 21. Wijze van bewerking van de
ruit voor guipure knoopwerk.
Vergroot.