De Gracieuse 1 April 1865 | Page 4

lijke en vergroote afbeeldingen van No. 19—23 voor. Men

voert naar No. 19 den point de toile uit die de opengewerkte

strepen van het patroon uitmaken, waarbij men tegelijker tijd

aan beide zijden eenige der figuren in den vorm van kant kan voegen, terwijl

men door den eenen of anderen knoop-steek te nemen weder aan het punt

komt, vanwaar de point de toile

moet worden voortgezet. Door de be-

schrijving welke wij vroeger van het

guipure knoopwerk gaven, zal men ge-

noeg op de hoogte zijn om dit zonder

nadere toelichting te kunnen uitvoeren.

Voor het beginnen van den point de

toile nemen wij de op Fig. 19 met

eene a geteekende plaats aan, van daar

uit kan men gemakkelijk den loop der

draden volgen. Verder moet men zeer naauwkeurig acht slaan

op de plaatsen die bovendien nog door letters worden aangeduid,

daar van deze punten uit, de draden naar den vorm van het

patroon eene andere rigting nemen zooals bijv. van b naar c

en d en verder naar e. Is men tot aan de plaats met f ge-

teekend gekomen, dan windt men den draad om den steek tot

aan g; h, i, k, staat gelijk aan b, c, d; l beteekent weder

het doorhalen van den draad om den knoopsteek even als bij e.

Nadat men zoo ver gewerkt heeft als op de afbeelding de loop

der draden is voorgesteld is de helft van de ruit voltooid,

waarna men van punt af, de tweede helft van de gaatjes even

als vroeger van a begint doortestoppen. Afbeelding No. 19

geeft te gelijker tijd de figuur die in het midden van de ruit

moet worden uitgevoerd te zien, waartoe men den draad aan

het knoopje in het midden vasthecht, naar vier rigtingen heen

eene figuur als een pijl in point de reprise uitvoert, en

om het knoopje heen een klein wieltje maakt. Nu blijven er in

deze ruit nog vier, elk uit vier geknoopte vierkanten bestaande

vakken, open. In elk dezer vakjes werkt men nu eene zooge-

naamde spin en eene rozet, zoo als wij die vroeger ook reeds

beschreven hebben. eindelijk hebben wij nu nog over de bewer-

king van de ster te spreken, waarvan het begin en de traps-

gewijze voortzetting onder de afbeeldingen 20 en 21, is voor-

gesteld. Hiervoor heeft men 4 geknoopte ruiten noodig die in

den vorm van een kruis, regt tegen elkaar over liggen, waar-

in men 2 puntjes met festonneersteken moet maken. Het vak

dat in het midden open blijft is op beide de afbeeldingen met

deren en knoppen worden daarna met zwarte zijde met tamelijk wijd van elkaar liggende steken gefestonneerd, waarbij men natuurlijk de beide gedeelten van de stof

moet vatten. Het batist of cassa wordt aan de verkeerde

zijde langs de omtrekken weggesneden. De aderen en de

stelen worden met steelsteken, de bladeren waaronder

zich geen digte stof bevindt evenwel met den point

russe en de kleine takjes met den vischgraatsteek uit-

gevoerd. Op gelijke wijze moet men den zoom van vo-

ren naar het patroon No. 12 dat men zeer gemakkelijk

kan voortteekenen, borduren, terwijl men er in de lengte

aan beide zijden eene valencienne 1½ duim breed, aanzet. De mouw kan men naar het patroon voor de mouw dat

wij in het vorige nummer onder No. 1 en 2 “Jaquette Cordylla” te zien gaven, knippen (zie keerzijde van het

Supplement van het vorige nummer No. VII Fig. 32),

voor de manchette in den vorm van een revers worden twee gladde stukken neteldoek geknipt, waarvoor men de grootte neemt nar het borduurpatroon Fig. 13 en het fatsoen zooals No. 16 dit duidelijk te zien geeft;

daarop moet men even als op de voorstukken het patroon

Fig. 13 uitvoeren, en haar dan aan de mouw zetten.

Zoo als wij dit op de afbeelding No. 16 voorstellen

wordt het uitsnijdsel van den hals, de naden op den

schouder en de revers op de mouw met twee een weinig

ingerimpelde valenciennes elk 1½ duim breed gegarneerd

en wel zoo dat de effen randen van de kant tegen elkaar

aanliggen.

Ruit in guipure knoopwerk.

Afbeeldingen No. 18—23.

Het patroon voor guipure knoopwerk dat onze abon-nées onder No. 18 zien voorgesteld is zoo bijzonder

fraai, dat het haar zoo wij ons niet bedriegen aange-

naam zal zijn, als wij eene uitvoerige beschrijving van

dit handwerk geven. Ons model in oorspronkelijke grootte

geeft een fond met verschillende vakjes te zien; deze

kunnen met afzonderlijke grootere of kleinere ruiten of

op een aaneengeknoopten grond worden uitgevoerd. Voor

opengewerkte vakjes in dassen, écharpes, kragen en man-

chetten zou men verschillende afzonderlijke figuren uit

dit patroon kunnen overnemen, een der sterren met het

in point de toile gevatte vierkant, of met een mid-

denvak dat met kantsteken gewerkt is, en regelmatig

met de sterren wordt afgewisseld. Zulk een afzonderlijk

vakje wordt met digte, kleine festonneersteken langs den

point de toile op de stof vastgehecht, en de laatste

er onder uitgesneden.

Aangaande het knoopen van den fond en het door-

stoppen van het patroon hebben wij reeds meermalen in

de Gracieuse eene uitvoerige beschrijving gegeven. De

ruit is met een randje, dat in de eerste rij gaatjes, in

point d’esprit wordt gewerkt, omgeven. De verdere

bewerking van het patroon stellen wij door de afzonder-

een punt aangeduid, zoodat men gemakkelijk kan na-

gaan, waar men moet beginnen. Men maakt den draad

aan het knoopje a vast en hecht naar duidelijke aanwij-

zing van de afbeelding No. 20 de festonneersteken om

twee geknoopte draden die een regten hoek vormen en

wel bij afwisseling telkens twee steken om den loodreg-

ten en eenens teek om den anderen draad die het naast

aan het midden grenst, zoodat de laatste, door de dra-

den zeer digt aan een te schuiven tot op de helft, de

eerste geheel gevuld wordt. Van het tot op de helft ge-

vulde staafje aldus van de plaats op afbeelding No. 21

met b geteekend af, maakt men den draad naar aan-

wijzing op de laatstgenoemde afbeelding aan het knoopje

c vast, en maakt van daar uit in tegenovergestelde rig-

ting de twee puntjes; om deze te voltooijen moet de

laatste steek evenzoo op de plaats met b geteekend ge-

werkt worden, men steekt daarna tusschen de twee

puntjes, in de nog open gebleven geknoopte ruit, steekt de

naald weder in de opening met c aangeduid en werkt

van c uit de ster verder af waarbij men nog twee punt-

jes in de met kruisen geteekende vierkanten maakt. Over

de aldus voltooide ster werkt men de kruisfiguur, onder

afbeelding No. 22 voorgesteld door na het voltooijen

van het laatste puntje den draad schuin over de daar-

naastliggende ledige ruit heen, om het daartegenoverlig-

gende knoopje te steken (aan het knoopje op afbeelding

No. 22 met a geteekende) dan verder van a tot b, van

b tot aan het midden aan c waarbij men den draad

steeds om den reeds gespannen draad heen slaat, zoo-

als afbeelding No. 22 dit mede aantoont; van het mid-

den van c haalt men den draad weder om het knoopje d

en van d weder naar c; van c uit omwindt men den

draad weder die naar a loopt tot op de plaats door een

punt aangegeven, werkt nu om de vier staafjes van de

middelste ruit gefestonneerde lussen zoo als afbeelding

No. 23 dit voorstelt, en voltooit naar aanwijzing van

hetzelfde nummer de kruisfiguur, door den draad door

de lussen te halen en daarna op de hiervoor bestemde

plaats vast te maken.

De garnituren voor japonnen en paletots worden steeds rijker maar tevens in den eigenlijken zin van het woord

ook zwaarder daar het vele passementwerk met grootere

en kleinere kralen hierbij eene beduidende rol speelt. Van

deze laatste zijn zwarte en stalen kralen tot dit doel aange-

wend, het meest in de mode. Er worden tevens veel broches,

kammen, braceletten, mede van staal vervaardigd gedra-

gen, waardoor het nagebootste goud, of verguld weder meer

op den achtergrond geraakt. Sommige dames blijven ech-

ter steeds eene voorliefde voor de meer vrolijke kleur van

het goud aan den dag leggen, het staal heeft iets ernstigs

en komt uit dit oogpunt beschouwd, minder als sieraad te

pas. Kanten, garnituren mogen mede bij een gedistingeerd

toilet niet ontbreken. Men kan anders in betrekkelijk kor-

ten tijd het patroon dat wij hieronder aan onze abonnées aan-

bieden uitvoeren en daarmede echte kant vervangen.

64 DE GRACIEUSE. [1 April 1865. 3e Jaargang.]

No. 12. Blouse-fichu. Voorzijde. Knippatr. keerz.

v. h. Supplem. No. II. Fig. 6—10.

No. 17. Gedeelte v. h. borduurpatroon voor de neteldoeksche blouse. Oorspronkelijke grootte.

No. 14. Gedeelte van het geplooide garnituur met kanten

application voor de blouse-fichu. Oorspr. grootte.

No. 16. Neteldoeksche blouse met borduurwerk. Borduurpatr. keerz.

v. h. Suppl. No. III. Fig. 11—13.

No. 13. Blouse-fichu. Achterzijde.

No. 15. Gedeelte van de kant met een entre-deux voor de blouse-fichu. Oorspr. grootte.