De Gracieuse 1 April 1865 | Page 3

[1 April 1865. 3e Jaargang.] DE GRACIEUSE. 63

een smal reepje tulle geboord, waarna men er een ingerim-

peld kantje 3 duim breed omheen zet; dit moet 63 duim

lang zijn en zoodanig op de fichu worden genaaid dat het een

omhoog staand strookje vormt, het aanzetsel en ook de

schoudernaad wordt met een entre-deux bedekt. Om den

geheelen buitenrand van de fichu loopt, zoo als men dit op

de afbeelding ziet, insgelijks een kant en een tusschenzetsel

heen. Hiervoor heeft men voor elken kant een reep 163

duim lang noodig die op den schouder 8 duim breed moet

zijn en waarin men op die plaats 6 plooijen elk 2 duim breed

legt; van den schouder af tot van onderen blijft de kant

echter glad en wordt aldaar tot op eene breedte van 3 duim schuin bijgeknipt. De mouw wordt uit effen tulle naar Fig.

8 aaneengesneden, met inachtneming van de afwijkende lijn

voor het uitsnijden van het gedeelte onder den arm. Men

verbindt haar van R tot S, daarna wordt zij van onderen

naar de wijdte van de manchette welke men naar Fig. 9

uit gladde tulle moet knippen, ingerimpeld en er vervolgens

aangenaaid, waarbij de overeenstemmende letters op

elkaar moeten sluiten. Aan den rand van boven en

van onderen krijgt de manchette eene ingerimpelde

kant 3 duim breed. Op het aanzetsel van deze kant-

jes en ook langs de boven opliggende dwarszijde van

de manchette wordt een tusschenzetsel gelegd. Hierna

voorziet men de manchette met knoopjes en lussen

en zet de aldus vervaardigde mouw met R op R aan

het voorstuk in het armsgat.

Als onze lezeressen zelve de kant wenschen te ver-

vaardigen dan vinden zij hiervoor onder Afb. 15

een patroon dat tegelijk boven aan den rand het

smalle guipure tusschenzetsel met het taffen lintje

er onder te zien geeft. Het patroon wordt op een

reep witte tulle met wit garen en zwarte florawol

of zijde uitgevoerd, de schelpen aan den rand

van onderen worden gefestonneerd of met picots voor-

zien.

Neteldoeksche blouse met borduurwerk.

Afbeelding No. 16 en 17. Knippatroon, keerzijde van het

Supplement No. III, Fig. 11—13.

De blousen blijven voortdurend zoo zeer in de mode, dat

wij niet kunnen nalaten onzen jeugdige lezeressen nogmaals

een fraai model in dit genre, onder Afbeelding No. 16 aantebieden. Het origineel uit wit neteldoek

vervaardigd, geeft op de voorstukken en op de mouwen een rijk borduursel met zwarte zijde op

eene digtere stof er onder uitgevoerd, te zien. voor deze blouse kan men behalve voor de mouw,

de knippatronen van de blousefichu (Afbeelding No. 12 en 13) gebruiken waarbij dan echter zoo als

van zelf spreekt de voorgeteekende lijnen voor het aanzetsel van de fichu niet in aanmerking komen.

Het bor-

duurwerk op de voorstuk-ken wordt naar het pat-roon Fig.

11 van de keerzijde van

het Supplement en ook naar aanwijzing van de Afbeelding in oorspron-kelijke grootte No. 17 uitgevoerd. Zoo als men

daarop zien kan, komen de grootere en klei-

nere bloemen, de knopjes en de afzonder-

lijke blaadjes van het patroon in tegenstel-

ling met de klare stof van de blouse in eene veel lichtere

kleur voor, hetgeen men verkrijgt door er de een of an-

dere digte stof, fijn cassa of batist onder te leggen. De buitenste en binnenste omtrekken van deze bloemen, bla-

stukken in den vorm van een fichu gezet, waarvan de

tulle zoodanig is gevouwen dat zij in de lengte zoo wel als

in de breedte door het licht en donker van de verschillende

lagen, kleine vierkanten vormt waarin op het midden een

blaadje van zwarte kant is geappliqueerd, zoo als men

dit op No. 14 ziet voorgesteld. In plaats van een blaadje

kan men ook een ander figuur uit een overgeschoten lapje

kant nemen of er met florawol of zijde in point russe

eene ster, eene bij of iets dergelijks zooals wij dit op de

ruiten op het knippatroon hebben voorgeteekend, op bordu-

ren. Wanneer men de blouse fichu van zwarte tulle neemt,

dan krijgt men een zeer lief effect door onder de vierkanten,

gekleurde zijde te leggen of er zwarte geslepen kralen op

te naaijen. Om het uitsnijdsel van den hals, langs het aan-

zetsel van de plooijen en ook de manchetten is de blouse

fichu met een garnituur voorzien, dat uit een met zwart en

wit doorstopten en aan den buitenrand gefestonneerden of

met kleine picots omgeven reep tulle, bestaat. Het aanzet-

sel van deze tullen kant, wordt overal met een zwart

guipure entre-deux 1 duim breed, met een wit

taffen lintje er onder, bedekt.

Eer men de afzonderlijke stukken voor deze blouse-

fichu knipt moet men in de tulle voor den rug, voor

de voorstukken en de manchetten naar aanwijzing

op Fig. 10 in de lengte en dwarste plooijen leggen.

Daartoe legt men de stof langs de voorgeteekende

gladde lijnen met de lijn met kruis aangeduid op die

met punt welke zich daar naast bevindt, en naait de aldus

gevormde plooi vast. Op dezelfde wijze worden in

de dwarste de gepunte lijnen met elkaar verbonden

waardoor er bij afwisseling vierkanten met eene 9,

3 en enkelvoudige laag van de stof, ontstaan, waar-

van de eersten, dus de 9-voudige lagen, zoo als wij hierboven aanmerkten, gegarneerd worden. Hierop knipt men uit effen tulle voor de voorstukken naar

Fig. 6 twee deelen, naar Fig. 7 den rug aaneen

waarbij men de dunne lijn, langs de dubbel toe-

gevouwen stof legt, en uit de geplooide tulle eveneens naar

Fig. 6 en 7 de stukken in den vorm van de fichu die er

worden opgezet, tot aan de lijn die daarvoor is aangegeven.

De gedeelten van de fichu legt men op de gladde stof, hecht

die met een zoomnaadje langs de voorgeteekende lijnen met

een zoomsteekje er op vast en knipt daarna langs de naden

de stof onder de fichu weg. Als men heel zuinig wil te werk gaan, dan kan men ook wel alleen

de gladde stukken tulle langs de lijnt voor het belegsel aangegeven knippen, waardoor men den ver-

eischten vorm verkrijgt, maar in dit geval moet het aan elkaar zetten met de meest mogelijke

naauwkeurigheid geschieden.

Nu worden de verschillende gedeelten van de blouse volgens de overeenstemmende letter aan elkan-

der verbon-den, men voorziet de

voorkanten

van de voor-stukken elk

met een dubbelen loozen zoom ongeveer 3 duim breed, waarbij die aan het regter voorstuk na-genoeg op de helft van de breedte over de fichu

heen komen en met een entre-deux met

een taffen lintje er onder moet worden ge-garneerd. Van onderen worden de voor-

stukken tot aan ster, de rugstukken van het midden uit,

aan beide zijden tot aan punt, naar de wijdte van het

middel ingerimpeld en tusschen een glad boord 4 d. breed gezet. Het uitsnijdsel van den hals wordt gezoomd of met

No. 10. Haak met een kralen garnituur. Oorspronkelijke grootte.

No. 11. Tullen kleedje met kralen geborduurd. Vierde gedeelte. Oorspr. grootte.