Paletot “Lavallière.”
Afbeelding No. 8 en 9. Knippatroon, keerzijde
van het Supplement No. I, Fig. 1—5.
Niet alleen in het rijk der natuur, maar ook
op het gebeid der mode doet de zonnige lente
talken jare het nieuwe en het schoone weder te
voorschijn komen. als een dezer nieuwe voor-
jaars scheppingen, wijzen wij onze lezeressen op
den bevalligen paletot waarvan wij hiernevens
de afbeelding geven; de vorm is zeer gracieus
en het garnituur eenvoudig en smaakvol. Ons model is vervaardigd uit licht grijs fluweel, van
onderen een weinig boogsgewijze uitgesneden, met
smalle schuine reepen van de stof dier er zijn
opgestikt, met grelots en grootte knoopen van
passementwerk versierd, en aan beide zijden met
zakjes in den vorm van eene “aumonière” voor-
zien. Voor het voorjaarstoilet zouden wij aan-raden dezen paletot van tricot, plaid, flanel of eene soortgelijke nieuwmodische stof te nemen; voor een zomercostuum zou zwarte taf of eene dunnere lichte stof meer doelmatig zijn. Men heeft voor den paletot 250 duim stof 132 duim breed, noodig. Eerst moet met de omslagen die zich uit gebrek een plaatsruimte op de knippa-tronen bevinden, afzonderlijke over nemen, en
ze er daarna aanhechten, en dan knipt men naar
fig. 1—3 van elk twee gelijke stukken en den kraag de stof dubbel genomen aan-een, waarbij men de dunne lijn van het patroon langs den
draad op de stof legt.
Voor de mouw moet men naar fig. 5 twee deelen knippen, en wel het onderste gedeelte volgens de afwijkende dunne lijnen, die boven-dien op het knippa-
troon woordelijk zijn
aangeduid. Langs den voorkant van de beide voorstukken wordt aan de verkeerde zijde een reep van de bovenstof 5 d. breed gezet, die er wordt opgestikt. Daarna maakt men er zoo als
dit op fig. 1 is voorgeteekend knoopsgaten in
en zet er knoopen op. Vervolgens zet men er
de zakjes op die eerst naar fig. 1 geknipt wor-
den. De buitenrand wordt met het belegsel dat
er naderhand wordt opgezet, bedekt. Dan naait men de rugstukken langs het midden aaneen, en zet vervolgens de rug, zijpanden en de voor-stukken volgens de overeenstemmende letters, aan elkaar. De beide gedeelten van den kraag
(dubbel genomen) naait men langs den buitenrand op elkaar, stikt er naar fig. 4 nog een rij steken
op en zet den kraag op den paletot, waarbij de eerste met G en H op dezelfde letters aan het uit-
snijdsel van den hals moet sluiten. Langs de gestipte lijn op No. 4 die de vouw van den kraag
aanduidt wordt deze naar buiten omgeslagen. Nadat men de twee gedeelten van de mouw die bij elkaar behooren van J tot K, en van L tot M aaneen heeft genaaid,
stikt men er van onderen de revers op, die alvorens volgens de dunne lijn op fig. 5 geknipt en van K tot
kruis en van L tot het dubbele punt aan elkaar is ge-
naaid. Bij het inzetten van de mouw in het armsgat
moet M van de eerste op M van het voorstuk sluiten.
Nu heeft men het garnituur nog uit te voeren; dit
bestaat uit reepen stof 2½ d. breed, welke zoo als wij dit op fig. 1 heb-ben voorgeteekend van onderen voor het zakje rond worden gesneden, er volgens aanwij-zing op de afbeel-ding rondom het zakje wordtn opge-legd, van boven tot aan de mouw op-loopen en ook den naad van het in-zetten van de mouw bedekken.
Het garnituur
wordt er aan de bovenzijde opge-stikt. Aan den bo-venrand van de mouw en ook van onderen aan het zakje worden aan den onderkant van het belegsel nog af-zonderlijke grelots van passementwerk ongeveer 3 d. lang aangezet. De zakjes en ook de revers op de mouw zijn met groote hoog ge-welfde knoopen, op dezelfde wijze bewerkt, versierd. De buitenrand van den paletot wordt naar binnen toe omgeslagen; bo-venop naait men er eene rij stiksteken langs, waardoor de omslag alzoo be-
vestigd wordt.
62 DE GRACIEUSE. [1 April 1865. 3e Jaargang.]
Paletot “Lavallière.”
Knippatroon, keerzijde van het Supplement No. I, Fig. 1—5.
No. 5. Tusschenzetsel voor rokken. Oorspronkelijke grootte.
Haak met een garnituur van kralen.
Afbeelding No. 10. IJzerdraad (tusschensoort),
een stevig koperen haak, geel katoen en
gele zijde, licht bruine kralen.
Deze haak voldoet niet minder aan de eischen
van sierlijkheid en élégance als aan hetgeen men
ten opzigte van het praktische nut in het ge-
bruik zou kunnen verlangen. De haak wordt op dezelfde wijze als het geraamte van de globe vervaardigd, waarvan wij op bladz. 55 van het vorige nummer de beschrijving gaven. Wil men
liever zelve het geraamte van den haak zamen-stellen, in plaats van dit den koperslager op te dragen, dan kan met het zonder veel moeite doen, door verschillende einden ijzerdraad bij elkaar te nemen, er zeer gelijkmatig geel katoen
omheen te winden en dit daarna met een klein
tangetje naar den vereischten vorm te buigen.
Op No. 10, dat reeds met kralen is omwoeld,
vindt men echter voldoende het fatsoen voorge-
teekend. Ook de einden van het ijzerdraad wor-
den door er dik katoen omheen te winden be-
dekt, en op dezelfde wijze aan den uit dik ko-
perdraad vervaardigden haak, aan het geheel vastgemaakt. Het laatste wordt daarop nogmaals gelijkmatig met gele zijde omwoeld, daarna licht
bruine kralen aan een lang eind dun koord of
dik garen geregen,
en dan digt aaneen
en vlak naast elkaar
liggende om het ge-
raamte heen gewon-den. De einden van het garen moeten
stevig vastgenaaid of mede omwonden worden. De twee
rozetten in het mid-
den van den houder worden van dun
ijzerdraad, waarop
het vereischte aan-
tal kralen is aange-
regen, evenzoo vol-
gens de afbeelding vervaardigd en er daarna op
de aangeduide plaatsen op vastgehecht.
Tullen antimacassar met kralen
geborduurd.
Afbeelding No. 11. Fijne tulle die gewasschen
kan worden, wit katoen, kralen in twee
nuancen groen.
Door het vervaardigen van dit handwerk kan
men met weinig moeite een zeer goed effect te weeg brengen. Op fijne tulle met kralen gewerkt
is dit kleedje waarvan men op de afbeelding een vierde gedeelte ziet voorgesteld zeer doelmatig als antimacassar voor fauteuils of canapés, ook kan men hem over groote tafelkleeden heenleggen, terwijl het kleedje al naarmate van de grootte en den vorm tot andere doeleinden kan gebezigd
worden. Het borduursel, is er met den platten steek, met twee nuan-cen kralen van dezelfde kleur, (op ons model groen) op gewerkt. Ten
dien einde moet men eerst een lap stevige tulle, van de vereischte
lengte, glad op een vel dik papier vasthechten, waarop vooraf het
patroon is geteekend. Daarna werkt men er elk figuur met digte
schuinliggende steken op, waarvoor men voor elken steek van 4 tot
7 kralen, naarmate men er noodig heeft, aanrijgt, den draad in de-
zelfde rigting door een oogje van de tulle heen en dan weder door de
zoo even aangeregen kralen haalt, waarna de kralen voor den vol-
genden steek wor-den aangeregen. Op de afbeelding
kan men zien voor
welken steek men
de lichtere, en waar
men de donkere kra-len moet nemen.
Om den buitenrand van het kleedje loopt een smalle
zoom; voor het kra-
len garnituur waar-mede deze versierd is kan men even-
eens de afbeelding
tot leidraad ne-men. Het randje
met puntjes op ons
model aan den bui-
tensten omstrek van
den zoom kan men ook door in elkaar
geslingerde lussen
kralen, naar verkie-zing langer of kor-ter, doen vervan-
gen.
Blouse fichu.
Afb. No. 12—15. Knippatr. Keerz. v.
h. Suppl. No. II,
Fig. 6—10.
Deze bouse-fichu kan zoowel met een wit lijfje er onder op een gekleurden rok, als op een laag uitgesneden kleedje gedragen worden. Aan ons model dat
uit witte Brussel-
sche tulle bestaat, zijn aan de voor-
stukken en ook op den rug van voren en van achteren nog
No. 8. Voorzijde.
No. 9. Achterzijde.
No. 7. Naamcijfer.
Fransch borduurwerk.
No. 6. Naamcijfer.
Fransch borduurwerk.