ACT!NOW 4 | Page 20

Steeds hechtere dynamiek

Als burger participeren wij thuis en in de in de openbare ruimte. Daar dienen we ons veilig te voelen. Daarnaast begeven we ons op ons werk, binnen onze studie, in clubs voor sport en vermaak, in de politiek, in de kerk (of vergelijkbaar), enz. Dat zijn allemaal vormen van communities. Soms zijn communities gericht op georganiseerd samen zijn in fysiek of virtuele vorm. Het is aan het individu om te kiezen daar een rol in te willen nemen, of niet. Dit staat gelijk aan: kiezen tot deelnemen of niet. Communities kunnen heel groot zijn, maar ook klein. Sommige communities hebben een programmatisch karakter (politiek, de kerk), anderen kenmerken zich door vrijblijvendheid.

Er bestaan communities die gericht zijn op het realiseren van een inclusieve samenleving en daar heel concreet in willen worden. Binnen de community kunnen deelnemers groepen vormen. Binnen die groepen participeren burgers t.b.v. een concreter (dan in een community) gemeenschappelijk thema, of doel. Men wil iets bereiken: doelen, ambities. Initiatiefnemers werven medestanders en het is wederom aan het individu om te kiezen voor deelname of niet. Groepen zijn over het algemeen kleiner dan communities.  

Literatuur

Tuckman publiceerde in 1965 een artikel genaamd ‘Developmental Sequence in Small Groups’. Het idee hield in dat groepen ontstaan en functioneren door deelname van individuen die besluiten samen een doel te realiseren. Tuckman veronderstelde dat dit zou moeten verlopen in een vaste volgorde van groepsvormingsstadia: vormen, stormen, normeren, presteren. Later voegde hij nog toe het stadium van afscheid nemen. Groepen vormen zich uit individuen die zich steeds meer wederzijds afhankelijkheid richten op basis van vertrouwen om een gemeenschappelijk doel (ambitie, probleem wegwerken) te behalen.

Vergelijkbaar met Tuckman’s groepsvormingsstadia, is de indeling van Suzan Wheelan (2009). Zij onderscheidt Dependency and Inclusion, Counterdependency and Fight, Trust and Structure, Work. Bij Tuckman staan gedragingen centraal. Bij Wheelan staat het psychologisch functioneren centraal. Voor beiden geldt: Groepen zijn dynamische samenwerkrelaties; die ontstaan, veranderen in de loop van de tijd en houden op te bestaan. Beiden beschrijven tevens de rol van de initiatiefnemer van de groep en de vaak impliciete aanname dat dit de groepsleider wordt.

Opvallend bij deze beschouwingen is dat in een relatief laat stadium de samenwerkende groepsleden overgaan tot presteren en ‘work’. Blijkbaar moeten er aan veel voorwaarden worden voldaan om tot actie over te gaan: het realiseren van concrete doelen. Een voorwaarde is bijvoorbeeld het hebben van een niet te groot aantal meewerkenden (b.v. ouders). Je zou kunnen zeggen dat er een team van tot 12 personen (arbitrair gekozen) ontstaat vanuit een groep. Een groep kan veel te groot zijn om gerichte acties effectief uit te voeren. kleinschaligheid.

Inleiding

Ouders van kinderen die thuiszitten, of die ASS hebben, of die hoger begaafd zijn, of die hoger gevoelig zijn, of anderszins, ofwel: ouders die de belangen van hun kinderen willen behartigen omdat zij daarvoor verantwoordelijk zijn, daar gaat het in dit artikel over.

Deze ouders ervaren dat hun kind van onvoldoende tot niet goed bediend worden door organisaties die daartoe wel in het leven zijn geroepen: scholen en zorginstellingen. En deze ouders willen daar wat aan doen. In het artikel ‘individuele casuïstiek en collectieve kracht’ in dit nummer wordt inhoudelijk ingegaan op de noodzaak tot samenwerken van ouders indien zij gelijksoortige belangen willen dienen. Collectieve kracht tot het voeren van actie (in tegenstelling tot het laten lopen: geen actie), is dat nou het meest gebaat bij groepsvorming, teamvorming of bij community vorming? Zit hier dan verschil in? Hieronder een analyse.

Themakatern 1

20