Prisma ontwikkelde zich vanaf de start tot een proactieve,
visiegedreven instelling. De organisatie zocht de vernieuwing
op. Ook intern. Want als je mensen wilt laten kiezen moet je
weten wat ze willen. Dus werd er nog eens goed gekeken,
ook in overleg met het CCE, naar wie er eigenlijk allemaal
binnen de muren was. Wat is hun perspectief? Wat zijn hun
mogelijkheden? Zo werden alle cliënten nog eens goed in kaart
gebracht. Prisma werd een instelling met een goed verhaal
over zijn cliënten. Ze wisten precies wie ze in huis hadden.
Maar Prisma was ook een instelling met grote financiële
problemen, zo bleek al snel na de fusie. De toestand was
meer dan zorgelijk. De organisatie liep langs het financiële
randje. Op een bepaald moment stond tegenover een omzet
van vijftig miljoen gulden een weerstandsvermogen van nog
geen 300.000 duizend gulden. Anno 2015 zou dat genoeg
reden zijn voor het aanvragen van een faillissement en het
onmiddellijk vervangen van de Raad van Bestuur, maar anno
1997 kon de zaak nog bezworen worden door een regelmatige
gang van bestuurders Henk Boot en Peter Nouwens naar de
bank, waar Prisma onder curatele was komen te staan.
Eén van de oorzaken was dat Prisma, de cliëntenpopulatie
in ogenschouw genomen, structureel te weinig geld kreeg.
Er waren te veel mensen met een zware zorgbehoefte en een
financiering die daar niet bij aansloot. Door het nauwgezet in
beeld te brengen was dat ook aantoonbaar. De CCE was het
ermee eens, het zorgkantoor erkende het probleem, alleen
kwam het geld niet los van het ministerie. Dat weigerde over
de brug te komen. Uiteindelijk spande Prisma zelfs juridische
procedures aan om een eerlijke financiële vergoeding af te
dwingen, tot aan de Raad van State toe. De overheid had
namelijk wel een beperkte hoeveelheid financiële middelen
beschikbaar gesteld voor zogenaamde ‘meerkosten’ voor
complexe en moeilijke cliënten, maar die werden alleen
Er waren te veel mensen
met een zware zorgbehoefte
en een financiering die daar
niet bij aansloot.
Veertig jaar vooruit
‘Het voelde uiteindelijk heel raar’, zo blikt Peter
Nouwens terug op deze avonden. ‘Volwaardig burgerschap
kan natuurlijk niet een toestand zijn waarin mensen min of
meer gedwon en worden om te kiezen voor iets waarvan wij
g
zeggen dat het beter is. Mensen moeten zelf kunnen kiezen.
Dat bete ende dat we veel beter moeten weten wat ze
k
willen. Dus hield dat in dat we veel meer individuele trajecten
moesten gaan vormgeven, persoonlijke zorgplannen maken,
wensen en ideeën inventariseren en van daaruit zorg
o
rganiseren. Dat sloot heel goed aan bij onze visie op de
samenleving en volwaardig burgerschap. Eigenlijk kwamen
die daardoor bij elkaar; het gaat er niet alleen om mensen
een voorziening te geven in de samenleving, zij moeten ook
hun leven zelf kunnen invullen. We moeten dus niet over
mensen praten, maar met mensen – wat willen ze zelf, wat
voor behoeften hebben ze? Anders gezegd, we gaan niet nog
een keer zo’n gedwongen verhuizing organiseren. Niemand
hoeft weg op Assisië, maar als je weg wilt dan faciliteren we
dat. We gaan dus keuzemogelijkheden van mensen
toevoegen. Volwaardig burgerschap betekent dat je moet
kunnen kiezen. Dat werd de filosofie van Prisma.’
41