fantaseren wél over hoe hun reactie
zal zijn. In gedachten lachen zij ons in
ons gezicht uit. Of de muziek wat
zachter kan? Wat denkt u wel? En in
gedachten worden we bozer en bozer.
Die opgekropte woede voert, volgens buurtbemiddelaar Helma Faber,
uit Rotterdam, naar een andere, veelgemaakte fout: ‘Uiteindelijk ga je toch het
gesprek aan, in de
boosheid van het moment. Je belt woedend
aan bij de buren die nog
van niets weten en legt
hen je wil op: “Ik wil nú
dat die rotmuziek uitgaat!” Dan staat de zaak
meteen op scherp.’
Als je last hebt van je
buren, ga dan met ze
praten op een moment
dat er geen overlast is,
raadt Faber aan. ‘En
kies daarvoor het goede
moment. Je zult je een beetje moeten
inleven. Dus niet vlak voor etenstijd
of als de buur juist haastig in zijn auto
wil stappen.’
Ook nooit doen: briefjes ophangen.
‘Een anoniem briefje aan een portiekdeur,’ zegt Colette Demil. ‘“Niet rennen in het trapportaal.” Met veel uitroeptekens en soms zelfs een vloek.
Heus, dat lost niks op.’
Christi Siderius belde ten slotte aan
bij haar buurvrouw en had, herinnert
ze zich, een leuk en ontspannen gesprek. ‘Terwijl ik dacht dat ze niet
aanspreekbaar zou zijn. Ze snapte dat
ik last had van het lawaai. En ze vroeg
36
zelfs aan me waarom het mij wél lukte
om mijn kind op tijd in bed te krijgen.’
Helma Faber: ‘Als je als buren het
gevoel hebt dat je iets aan elkaar hebt,
gun je elkaar ook meer credits.’ De
kunst is in gesprek te raken en soms
moet dat via een omweg. Demil: ‘Als je
niet durft aan te bellen, probeer dan
een andere manier te
bedenken om met elkaar in contact te komen. Ik zie vooral onder
jongeren een kentering.
Die zijn de contactarmoede en de verzuring
beu. Als tegenreactie
organiseren ze straatfeesten en buurtbarbecues. Je eet een hapje
met elkaar en dan is het
eigenlijk heel eenvoudig
om over iets te beginnen wat je dwarszit.
Vaak zijn mensen zich
ook helemaal niet bewust van wat ze aanrichten. Ik zag dat
tijdens het onderzoek voor mijn boek.
Mensen schrokken en keken me met
grote ogen aan: Echt, doe ik dat?’
‘In de jaren
zeventig liepen
we op
hoogpolig tapijt,
nu op een
houten vloer.
En dat hoor je.’
Heel even werd het rustiger bij de
buurvrouw van Christi Siderius. Maar
stil was het geen moment. ‘Het waren
oude huizen,’ zegt Christi. ‘Je kon alles
van elkaar horen.’
Lawaai is subjectief, er bestaat niet
zoiets als exact in decibellen uit te
drukken hinder. ‘Waar de een wakker
van ligt, haalt de ander zijn schouders
voor op,’ zegt Jan Kramer, akoesticus
en al 35 jaar werkzaam voor de NederReader ’s Digest 03 /14