Reader's Digest / Het Beste maart 2014 | Page 38

fantaseren wél over hoe hun reactie zal zijn. In gedachten lachen zij ons in ons gezicht uit. Of de muziek wat zachter kan? Wat denkt u wel? En in gedachten worden we bozer en bozer. Die opgekropte woede voert, volgens buurtbemiddelaar Helma Faber, uit Rotterdam, naar een andere, veelgemaakte fout: ‘Uiteindelijk ga je toch het gesprek aan, in de boosheid van het moment. Je belt woedend aan bij de buren die nog van niets weten en legt hen je wil op: “Ik wil nú dat die rotmuziek uitgaat!” Dan staat de zaak meteen op scherp.’ Als je last hebt van je buren, ga dan met ze praten op een moment dat er geen overlast is, raadt Faber aan. ‘En kies daarvoor het goede moment. Je zult je een beetje moeten inleven. Dus niet vlak voor etenstijd of als de buur juist haastig in zijn auto wil stappen.’ Ook nooit doen: briefjes ophangen. ‘Een anoniem briefje aan een portiekdeur,’ zegt Colette Demil. ‘“Niet rennen in het trapportaal.” Met veel uitroeptekens en soms zelfs een vloek. Heus, dat lost niks op.’ Christi Siderius belde ten slotte aan bij haar buurvrouw en had, herinnert ze zich, een leuk en ontspannen gesprek. ‘Terwijl ik dacht dat ze niet aanspreekbaar zou zijn. Ze snapte dat ik last had van het lawaai. En ze vroeg 36 zelfs aan me waarom het mij wél lukte om mijn kind op tijd in bed te krijgen.’ Helma Faber: ‘Als je als buren het gevoel hebt dat je iets aan elkaar hebt, gun je elkaar ook meer credits.’ De kunst is in gesprek te raken en soms moet dat via een omweg. Demil: ‘Als je niet durft aan te bellen, probeer dan een andere manier te bedenken om met elkaar in contact te komen. Ik zie vooral onder jongeren een kentering. Die zijn de contactarmoede en de verzuring beu. Als tegenreactie organiseren ze straatfeesten en buurtbarbecues. Je eet een hapje met elkaar en dan is het eigenlijk heel eenvoudig om over iets te beginnen wat je dwarszit. Vaak zijn mensen zich ook helemaal niet bewust van wat ze aanrichten. Ik zag dat tijdens het onderzoek voor mijn boek. Mensen schrokken en keken me met grote ogen aan: Echt, doe ik dat?’ ‘In de jaren zeventig liepen we op hoogpolig tapijt, nu op een houten vloer. En dat hoor je.’ Heel even werd het rustiger bij de buurvrouw van Christi Siderius. Maar stil was het geen moment. ‘Het waren oude huizen,’ zegt Christi. ‘Je kon alles van elkaar horen.’ Lawaai is subjectief, er bestaat niet zoiets als exact in decibellen uit te drukken hinder. ‘Waar de een wakker van ligt, haalt de ander zijn schouders voor op,’ zegt Jan Kramer, akoesticus en al 35 jaar werkzaam voor de NederReader ’s Digest 03 /14