12. SYNECTICS
Inleiding
Synectics wordt vooral gebruikt om zeer gesloten en taaie problemen uit de solutie-belemmerende
denkbeddingen te helpen lichten .
Men stelt zich met een minimale opstelling tevreden, namelijk reeds van zodra er een nieuwe en
belovende invalshoek werd gegenereerd. Wordt tevens een oplossing denkbaar, zoveel te beter ->
technici zullen de concrete vormrealisaties op basis van het probleem + de nieuwe, belovende
invalshoek + de eventuele visie op oplossing proberen te realiseren.
Deelnemers oefenen zich voorat grondig in het gebruik van metatoren en van alle soorten
analogieën. Iedereen studeert ook vooraf het verloopschema grondig in.
Fase 1
1.
2.
3.
4.
Aanbrengen van het probleem
Analyse en uitleg door expert. Waarom is probleem zo gesloten?
Vragen - antwoorden, spontane reacties door deelnemers en antwoord hierop door expert.
1edereen formuleert het probleem zoals hij het zou willen aanpakken.
Fase 2
De aandacht van de deelnemers wordt trapsgewijs uit de concrete probleemcontext verwijderd. Toch
blijft er steeds een subconsciente binding, omdat men steeds bezig blijft met metaforen en andere
analogieën die oorspronkelijk met de probleemformulering verband houden.
VAN BELANG IS: BEELDENDE, EMOTIONEEL-SUGGESTIEVE EN MATAFORISCHE TAAL.
1. WENSFORMULERING van het probleem met aanwenden van metaforen. (humaniseer
technische, "techniseer” menselijke problemen)
vb: ik zoek middel om bosbranden te bestrijden. wens = hoe kan ik bosbrand doen zelfmoord
plegen?
2. ANALGON IN DE NATUUR zoeken waarin iets uit de wensformulering wordt aangewend.
Bij voorkeur analgon met bevreemdend karakter.
3. BOEKTITEL-ANALGON zoeken: paradoxaal lijkende combinatie van een adjectief en een
(abstract) substantief, waarin U een analogie onderkent met een der gegenereerde beelden of
situaties.
vb: blussende brand, dappere angst, welwillende tegenkanting
4. ANALGON IN DE NATUUR zoeken waarin de gestelde paradox als het ware opgelost wordt.
5. OPWAARDERING: verrijk gevonden voorbeeld met metaforen en verduidelijkingen.
FASE 3
1. Forceer, vertrekkend van het analgon, een belovende nieuwe invalshoek op het probleem.
Forceer koppelingen vanuit al wat ge over het analgon weet naar het cruciale punt in het
probleem toe.
2. Herhaal eventueel de demarche vanaf fase 2, punt I, of:
a. Kies lukrake termen en visualiseer ze goed.
b. Maak open associatie-kettingen, steeds verdergaand vanaf de laatste associatie.
Weerhoud enkel goed te visualiseren termen. Vergaar zo +- 100 termen.
c. Kies twee termen die geen uitstaans hebben met het probleem en ook onderling
associatief ver uit elkaar liggen.
d. Maak geforceerde analogieën tussen de gekozen termen: noteer al wat ze gemeen
hebben. “Gekke" en vergezochte metaforen mogen.
e. Leg nieuwe relaties tussen de elementen van het probleem en elk der twee gekozen
termen of tussen het probleem en de reeds gevonden analogieën.