Portfolio Stageverslag Amber Schrama | Page 26

LINOGRAFIE 26 AGA GESCHIEDENIS Tussen 1850 en 1875 werd in Engeland het linoleum ontwikkeld. Het is een natuurproduct dat niet veert en een grote indrukvastheid heeft. Het bestaat voornamelijk uit lijnzaadolie met daarbij kurk of houtmeel en een hars op een onderlaag van jute. Het woord komt van de Latijnse woorden linum (vlas) en oleum (olie). Aan het eind van de 19e eeuw werd in het nijverheidsonderwijs voor het eerst gebruik gemaakt van een linosnede. Een van de eerste, bekende linosnedes werd gemaakt door Erich Heckel in 1903. De kunstbeweging die hij met Ernst Ludwig Kirchner en Karl Schmidt-Rottluff in 1905 oprichtte, maakte ook veelal gebruik van deze techniek. Andere grote kunstenaars volgden al snel, onder wie Henri Matisse, Wassily Kandinsky, Maurice de Vlaminck en Gabriele Münter, maar ook M.C. Escher en Jan Mankes. De techniek werd tijdens en na de Eerste Wereldoorlog door expressionistische grafici gebruikt. De linosnede werd opnieuw geïntroduceerd in de jaren twintig, toen het vernieuwde kunstonderwijs werd ontwikkeld, om de zelfexpressie van jonge kinderen te bevorderen. Er werd na de Tweede Wereldoorlog steeds meer geëxperimenteerd met de linosnede. De schilder Wilhem Lachnit etse met linoleum en Pablo Picasso maakte van één plaat linoleum meerkleurenetsen door steeds materiaal weg te snijden en vervolgens de contouren in de laatste drukgang te drukken. Toentertijd introduceerde Picasso ook een nieuwe techniek ‘épreuves rincées’, ofwel gewassen proeven. Hierbij werd de papieren afdruk gewassen in water of inkt op waterbasis zodat een heel ander effect ontstond.