Ik dood mijn tijd met wachten.
Ik streep de dagen af.
Ik wacht totdat het stil wordt
of op een donderslag.
Ik wacht tot ik mag stralen
op de pech van iemand anders,
tot zijn misère mij bevrijdt.
Ik wacht tot ik tot leven wordt gewekt.
door een virus of een breuk, een zweepslag of een val
Ik wacht met smart op een spoedgeval
Mijn rol is in het donker
Ik weet nooit óf ik nog op kom
en ik weet nooit wanneer.
Het applaus klinkt dof en zielloos
want ook ik beheers de hoofdrol,
maar het wachten is mijn vloek
Ik wacht tot iemand keelontsteking krijgt
tot iemand struikelt of familie overlijdt
Ik ben onzichtbaar, verscholen en verstopt
Ik wacht in stilte tot het noodlot mij verlost
Ik dood mijn tijd met wachten.
Ik wacht totdat het stil wordt
of op een donderslag.
Ik dood de tijd met wachten.
wachtend op de spotlights,
wachtend op mijn dag.
Ik wacht in stilte, tot het noodlot mij verlost.
Ik wacht op roem op mijn naam in de krant
Mijn wachten lijkt op de brandweer nog het meest
Ik wacht op brand.
Fragment uit: De Zittenblijver
Vervolg interview
Foto: Howard van Dodemont
WWW.PIONIERSMAGAZINE.NL