OOG VOOR AFRIKA 3-2018 | Page 40

interessanter om naar te kijken. Naar hun patronen, hun schermutselingen, hun totale overgave aan een modderbad en waterballet. De indringend bruine ogen onder gigantische wimpers, de slurf die het kleinste sprietje gras kan oprapen. De zachte verende stap. Botswana De gezamenlijke herinnering die Peter en ik nog altijd graag ophalen, was die tijdens een safari in Botswana. We kampeerden met Drifters Overland tours in Savuti. Het was volle maan en wij besloten de tent aan de rand van het camp te zetten. Ik werd wakker van een geraas. Storm? Beschenen door het licht van de maan zagen we een grijs gevaarte naderen. Geruisloos. Ik schoot overeind. ‘Pak je camera,’ siste ik tegen Peter. Die keek terecht wel lekker uit. Dichter- en dichterbij kwam hij. Stopte voor de tent. Nog een stap. Ik weet nu hoe het voelt als het koude zweet je uitbreekt. Ik weet nog dat ik dacht: in al die safarigidsen staat niet wanneer je mag gaan gillen als je bijna doodgaat. Of je wel mag gillen. Ach, m’n moeder; haar dochter verpletterd onder een olifantenpoot. Ik durfde geen adem meer te halen. De poot ging omhoog… De olifant greep een tak boven onze tent, draaide zich toen rustig om en verdween in de nacht. ‘Did you see that?’ vroegen we de volgende ochtend aan gids Devlin. ‘Why didn’t you help us?’ Rustig vertelde hij dat er wel dertig olifanten door het camp liepen. Wat had hij moeten doen? Jaren later kwamen we weer in Savuti. De campplaats kost inmiddels evenveel als een forse hotelovernachting. We waren in een auto met tent op het dak van Bushlore. Peter had de tenten al uitgeklapt en was bezig met de voorbereiding van ons maal. Ik zat – hèhè, even een momentje voor mezelf – te lezen. Plotseling hoorde ik hem zeggen: ‘Mar, rechts van je, daar is je vriend.’ Op nog geen twee meter afstand liep een olifant zonder me een blik waardig te keuren voorbij, naar onze braaiplek. ‘Je camera,’ siste ik maar weer eens. Terwijl de olifant de boom op onze campplaats behandelde, sloop Peter er met camera naartoe. Om vervolgens verbijsterd terug te komen. Hij zag eruit als een gevlekte hyena. Jumbo had hem een volle laag zand vermengd met snot gegeven. Het signaal was duidelijk: jullie hebben wel betaald, maar die boom, die is voor mij. Magotho Camp in de Khwai Community is voor mij het paradijs. We stonden er in de bloedhete eerste week van december 2016. Niemand in de buurt, alleen wild. We reden hele dagen langs het riviertje, een van de laatste plekken waar nog water was. Grote kuddes olifanten kwamen er hun dorst lessen (evenals buffels en leeuwen, maar dat doet er nu even niet toe). Toen we terugkwamen in ons camp stond er een groep aan de overkant. ‘O, wat zou het mooi zijn als ze nu zouden oversteken en door ons camp lopen,’ zuchtte ik. De wens de lucht insturen is de wens vervuld zien. Daar kwamen ze. ‘Pak je camera,’ siste ik weer. U begrijpt, het is een gewoonte geworden. Zelf stond ik het meest dichtbij. In een bevroren houding, want zo dichtbij en vanaf de grond waren ze toch wel erg groot. Ik had mijn videocamera in de aanslag, dit werd een filmpje National Geographic waardig. Voorop liep de matriarch. Ze flapperde met haar oren, haar slurf onderzoekend mijn kant op. Haar ogen zeiden: ik laat je, maar blijf daar. Jonge olifantjes vonden die tweebener enger, en deden een verlegen schijnaanval. Dapper weerstond ik een toch knagend gevoel van paniek. Na vijf minuten waren ze weg. ‘Heb je het, heb je mij?’ schreeuwde ik tegen Peter. Hij had het, maar niet mij op de voorgrond. »