OOG VOOR AFRIKA 3-2018 | Page 10

Krijger Oloboni Gids en chief Sankale laat zien hoe je kamferbladen kunt gebruiken gewone bezigheden waar niet per se een prestatie achter zit en om die met volle aandacht te doen. Dat is voor hem de essentie en niet het stellen van grote doelen. Zijn levensvisie doet mij denken aan de Griekse filosoof Epicurus die een rustig en gelukkig leven als hoogste doel zag, het doorbrengen van tijd met goede vrienden. Sober. Zonder poeha. Aan het eind van de dag komen we aan bij een grot, waar de Masai- krijgers al eerder hebben gebivakkeerd. Wie wil, kan vannacht in de grot slapen. De andere optie is een tentje. We kiezen voor het avontuur en dus voor de grot. Daar vertelt Sankale over de glorietijd van de Masai als krijgers. Over hoe ze ultieme vrijheid genoten. Hoe ze hun hoofd insmeerden met rood pigment van een plant om hun haar sneller te laten groeien en indruk te maken op Masai meisjes. Over de oudere, die hen de geheimen van de natuur bijbracht. Over hoe ze een leeuw omcirkelden en met hun speer doodden. Niet om het vlees, maar om zich met zijn manen en staart te tooien voor de Eunoto eindceremonie waarna ze als volwassen man verder door het leven gaan. Nog steeds bouwen vrouwen voor deze ceremonie een tijdelijk dorp. En nog steeds drinkt iedereen tijdens het zeven dagen lange feest bloed uit kalebassen, vermengd met melk, en honingbier tot ze niet meer kunnen. Mannen en vrouwen, fraai uitgedost, dansen en zingen rondom vuren; ossen worden geslacht en nóg meer bloed wordt gedronken. Tenslotte wordt het lange haar van de krijgers afgeschoren. Vanaf dat moment zijn ze volwassen. Die nacht slapen we onder het zwart geblakerde afdak van de open grot in de geur van rook en kamfer. Het is droog en warm. Een paar uur later hoor ik Sankale opstaan. ‘Voor een natuurgebed, om de natuur te bedanken voor onder meer de zuurstof, het water en het voedsel,’ zo legt hij me de volgende morgen uit. In de ochtendschemer steekt krijger Oloboni in zijn rood geruite shuka fel af tegen het donkergroen van de bush. Zijn zacht rinkelende halssieraden heeft hij zojuist over zijn blote bast gehangen. Met een bundeltje kamferbladeren als pannenlap pakt hij een hete pan met thee van het vuur. De thee is getrokken van de schors van sandelhout. ‘Sandelhout scherpt ons reukvermogen,’ zegt hij, terwijl hij zijn lange haar uit zijn ogen schudt. ‘Om bijvoorbeeld de luipaarden en cheeta’s die hier rondsluipen te kunnen ruiken.’ De enige mensen die we tijdens onze expeditie tegenkomen zijn enkele Masai. Onze gidsen blijven slechts even met ze praten, maar in hun dagelijkse leven wisselen ze tijdens dit soort ontmoetingen uitvoerig informatie uit. Dan zitten ze op hun hurken of staan met een voet in een knieholte als een reiger tegenover elkaar. ‘Waar kom je vandaan? Hoe is de situatie daar? Nog olifanten? Ook nog cheeta’s en luipaarden gezien? Ja, maar alleen verse sporen.’ Nieuws reist te voet bij de Masai. Geld in de bush Ruim voordat het donker wordt, komen we aan bij een manyatta, een erf met een hut, omheind met takkenbossen om het wild te weren. Koeien grazen op de weide. Aan de verschillende gekartelde oormerken en brandmerken op de flanken te zien behoort de kudde tot verschillende families. Binnen de omheining is de kraal met geiten, die ’s ochtends vroeg los worden gelaten onder de »