Leven is COMMUNICEREN is Leven De Wetten Voor Goede Communicatie | Page 93

II. Uitlokken van verandertaal. Dit heeft als doel een strategie te ontwikkelen voor de oplossing van de ambivalentie. Eens je gesprekspartner zijn probleem heeft geuit en zijn doelen heeft geformuleerd kan hij hier aan gaan werken. Het is niet vanzelfsprekend. Hij moet eerst nog klaar zijn om te veranderen. Volgende punten helpen in het proces tot verandering. Het is verstandig om verschillende methoden te gebruiken om variatie aan te brengen. Op deze manier wordt hij voorturend geprikkeld om verandertaal te creëren. De verschillende methoden zijn:  De belangenliniaal gebruiken, hier stel je twee vragen; ‘Waarom zit je op … en niet op nul?’ en ‘Wat heb je nodig om van … naar (een hoger nummer) te gaan?’  De beslissingsbalans onderzoeken, zowel praten over de positieve als de negatieve aspecten van het huidige gedrag.  Uitweiden over een thema alvorens door te gaan naar een volgend thema. vb. “Dit moet je eens nader uitleggen, want dit kan ik nog niet goed volgen.” “Geef eens een voorbeeld.” “Wat nog meer?”  Vraag om een voorstelling te maken van de uiterste consequenties die aan het gedrag van nu vastzitten. Eventueel vragen naar de beste consequenties die met het verwezenlijken van een verandering samenhangen.  Terugkijken naar tijden voor het probleem bestond en die vergelijken met de huidige situatie.  Vooruitkijken naar de tijd na een verandering van het probleem. Hierop kan je anticiperen door te vragen hoe alles eruit zou zien als er geen verandering komt. Vervolgens kan je de wondervraag stellen: “Hoe zou je leven zijn als al je problemen, waarvoor je hier zit opgelost zijn?”  Doelen en waarden verkennen, nagaan wat het belangrijkste is in het leven van je gesprekspartner. Hier kunnen punten aan bod komen waarop het huidig gedrag niet in overeenstemming is. (Miller & Rollnick, 2005) (Bakker & Bannink, 2008) (Van Laere, 2008) Motivationele conflicten Doordat verandertaal opgeroepen wordt, ontstaat bij de ander vaak ambivalentie en zit hij met een conflict in zich. Hij kan niet alle doelen nastreven en moet dus keuzes maken. Deze zijn niet altijd even gemakkelijk waardoor hij een motivationeel conflict ervaart. Als eerste type heb je het toenaderings-toenaderingsconflict. De persoon is hier even sterk gemotiveerd voor twee doelen, maar hij moet een keuze maken. Hij moet dus een van de twee doelen laten vallen. Dit conflict is snel oplosbaar omdat het altijd wel voordelig is. vb. iets gaan drinken met vrienden: gezellig bijpraten, nog eens weg <-> thuis die film op televisie kijken: mooie film, rustig. 93