Leven is COMMUNICEREN is Leven De Kracht Van Woorden | Page 11
In dit hoofdstuk behandelen wij de technieken die zich hier best toe lenen. Reeds gekende technieken
worden vanuit een ander gezichtspunt bekeken en nieuwe worden toegevoegd.
Wij beginnen evenwel met wat theorie :
Er bestaat een spanningsveld tussen de oppervlaktestructuur van een zin: wat geschreven of gezegd wordt;
en de dieptestructuur van die zin : wat eigenlijk bedoeld wordt.
Zo kunnen we zeggen dat de dieptestructuur van het woord "geschenk" is: "iets dat door iemand aan
iemand gegeven wordt".
Maar met die verklaring zijn wij nog niet veel verder : woorden als "iets" en "iemand" hebben geen
referentiële index : we weten niet wie wat gaf, tenzij dat in de context duidelijk gemaakt wordt.
Eén van de taken van ons on- of onderbewuste denken is nu precies een relevante betekenis geven aan wat
we waarnemen. Wélke betekenis we geven hangt af van onze kennis, de omstandigheden, de context, de
persoonlijke intuïtie, de manier waarop iets gezegd wordt, wie het zegt enz...
Toch is er enige overeenkomst in de wijze waarop de meeste mensen naar de zin der dingen zoeken :
1e stap : SLAAT HET OP MIJ ?
Zolang het tegendeel niet blijkt, betrekken de meeste mensen wat gezegd wordt op hun eigen persoon.
2e stap : SLAAT HET NIET OP MIJ, DAN OP IETS OF IEMAND ANDERS !
Inderdaad, maar "iets of iemand anders" blijven woorden zonder referentiëele index. Indien er noch in de
oppervlaktestructuur, noch in de dieptestructuur van de zin referentiële indices zijn, creëren wij een
nieuwe dieptestructuur die wél referentiële indices bevat.
Waar we die dan halen ? - uit ons wereldmodel (vergelijk : dromen, blind gokken, gissen)
De rijkdom aan geactiveerde dieptestructuren hangt af van de rijkdom van het wereldmodel van elke
persoon afzonderlijk, van de mate waarin hij betrokken is bij wat hij hoort, leest, ziet, ...
Eén referentiële index heeft evenwel iedereen beschikbaar in zijn wereldmodel : HET EIGEN, UNIEKE
ERVAREN.
Vandaar dat specifiek klinkende, doch algemene uitdrukkingen de cliënt stimuleren in het opbouwen
van parallelle dieptestructuren (d.i.: hem aanzetten tot transderivaal zoeken).
Hetzelfde gebeurt bij het voorschotelen van vage referenties, die als bijkomende voordeel een
authoriteits-effect bieden bij goede keuze van de referentiepersoon of -gebeurtenis. vb: "als een notaris dat
product kocht, zal het alleszins al geen "domme keuze" zijn !"
Deze techniek gebruikten we ook al voor het geven van impliciete opdrachten. Net als het inlassen van
een naamwoord, bijvoorbeeld, dat naast het "bel-effekt" en het versterken van onze opdracht ook het
bijkomend voordeel biedt, dat onze cliënt zich nog meer zal moeten
inspannen om de juiste dieptestructuur van wat we zeggen te achterhalen. Brengt hij die extra-inspanning
niet op, zal hij vaak gewoon op zichzelf betrekken wat wij hem vertellen !
Vb : (let op het nuanceverschil) :
- Jan, men mag zich op zijn gemak voelen met zo'n kaart op zak.
- Men mag, Jan, --- Men mag zich op zijn gemak voelen, Jan, --- Men mag zich op zijn gemak voelen met zo'n kaart op zak, Jan.