Leven is COMMUNICEREN is Leven Als ELK Woord Telt | Page 36

1. In de voorbeschouwingsfase heeft een persoon niet de intentie iets aan zijn gedrag te veranderen. Hij laat dan ook veel ontkenning en weerstand merken. Hij kan als gevolg van de externe druk wel een schijnverandering vertonen. Deze verandering duurt niet lang, hij hervalt in zijn oude gewoonten. Het is hier zaak contacten te leggen en te behouden. (Schoofs, 2008). Bakker en Bannink (2008) noemen mensen in deze fase “bezoekertypisch” omdat ze aangesproken of gestuurd zijn en ze zelf geen probleem ervaren. 2. Als hij overgaat naar de overpeinzingsfase, begint hij te twijfelen over zijn probleem, is zich bewust dat er iets niet spaak loopt, maar plaatst het probleem nog buiten zichzelf. (projectie). (Schoofs, 2008) Hij is “klaagtypisch”. Hij ervaart een lijdensdruk, maar ziet zichzelf niet als deel van het probleem en/of de oplossing. De ander of de wereld moet volgens hem veranderen. (Bakker & Bannink, 2008) 3. Vervolgens treedt de beslissingsfase op. - Hij besluit om effectief over te gaan tot het voorbereiden van de verandering van zijn gedrag maar zoekt hier nog een veranderingsstrategie voor. Je kan hem hier helpen met het kiezen van een veranderingsstrategie. De strategie moet aanvaardbaar en haalbaar zijn. - Binnen deze fase is er weerstand mogelijk. Dit duidt op onzekerheid ten opzichte van het veranderingsproces, faalangst of angst. (Schoofs, 2008) - Vanaf het moment dat hij zichzelf als een deel van het probleem en/of de oplossing ziet en bereid is tot gedragsverandering, is hij “klanttypisch”. (Bakker & Bannink, 2008) Deze fasen vormen samen de acute fase. Hier is het belangrijk om kleine, positieve gebeurtenissen en persoonlijke successen te benadrukken. Je gaat na wat hij verwacht, wat zijn behoeften zijn, wat zijn probleem of vraag is. Je toont een accepterende houding naar hem toe. Dit is een belangrijke fase omdat het van belang is dat de gesprekken niet onderbroken worden. Je aansluiten bij zijn ideeën kan in dit opzicht zeer behulpzaan zijn. (Kraan, De Wit, Kolling & Vos, 1997) 4. Hierna komt hij in de actiefase, waar hij daadwerkelijk zijn gedrag verandert en zelf bepaalt op welke manier (hoe, waar, wanneer) hij dit zal doen. Als hij succeservaringen opdoet, zal zijn zelfwaarde stijgen en zal hij meer gemotiveerd zijn om te blijven veranderen. De belangrijke anderen uit de omgeving moeten hem binnen deze fase actief steunen. Ze moeten bijvoorbeeld de kleine stappen in de vooruitgang zien en deze bekrachtigen. 5. In de consolidatiefase wordt het gedrag bestendigd. Er ontstaat eigenlijk een nieuwe gewoonte. Dit is belangrijk om terugval te voorkomen. (Schoofs, 2008) De actie- en consolidatiefase vormen samen de continueringsfase. Terugval voorkomen kan bewerkstelligd worden door meer verantwoordelijkheid en initiatief bij de persoon te leggen. Het gaat hier om een samenwerkingsrelatie. Je kan hem hier begeleiden, maar zeker niet overdrijven. (Kraan, De Wit, Kolling & Vos, 1997) 6. Als laatste fase heb je de terugval. Hier hervallen mensen in hun oude patroon waardoor ze het proces nog eens zullen doorlopen. (Schoofs, 2008) Terugval is een onderdeel van het veranderingsproces en een belangrijk leermoment. Men doorloopt de veranderingscirkel opnieuw en ontleedt eigen probleemgedrag zodat men meer inzicht verwerft. Zaak is om een verhoogde betrokkenheid en meer kennis van het probleem te creëren. Niet iedereen doorloopt de laatste fase, sommigen eindigen bij de