History, Wonder Tales, Fairy Tales, Myths and Legends Geschiedenis van de Familie Adriaens | Page 7
Toch kunnen er andere redenen zijn waarom iemand “Adriaens” gaat heten.
“Adriaens” als patroniem.
Tijdens het grasduinen in stambomen viel mij op dat de filius-vorm in de zestiende eeuw hoofdzakelijk als een
bijkomende naam gebruikt werd, die toeliet de personen met meer precisie te benoemen. Typerend is bijvoorbeeld
dat in lijsten van plaatselijk voorkomende geslachten, bij personen die “alleen maar” met “Adriaens” aangeduid
worden, vermeld wordt dat men niet weet tot welke familie zij behoren.
Voorbeeld uit de lijst "Opwijkse geslachten" :
de Block. Te Opwijk reeds in de 14e eeuw; een tak kreeg den bijnaam de Cooman. — Goessin, L. ca. 1370; — Joes f. Henrics, L.
1430, leengoed te Neervelde, dat in 1513 op Adriaen f. Joes, en, in 1549, op Jan f. Adriaens vererfde; —
-->>> "Jan filius Adriaens" : echte familienaam = De Block
“Adriaens” wordt dus niet als een familienaam, maar eerder als een roepnaam gebruikt, maar heeft ook dan de
betekenis: “zoon/dochter van Adriaen”.
Roepnamen, waaruit in een later stadium de familienamen voortvloeiden, ontstonden bij gewone mensen vanaf het
jaar duizend. Je moet er rekening mee houden dat er voor kristenen - hetzij katholiek, hetzij protestants -, in de
middeleeuwen eigenlijk heel weinig variatie in de voornamen was : vanaf het begin van het 2e milleneum worden de
Germaanse namen geweerd. Mettertijd groeit de regel dat een voornaam moet uit de bijbel komen. Meer zelfs: als je
een naam gaf, zag de pastoor erop toe dat er al een heilige was met dezelfde naam. Omdat bovendien lokaal in elke
tijd een aantal heiligen zeer populair waren, liepen er al gauw een massa mensen met dezelfde naam rond.
In de dertiende eeuw hadden de meeste mensen reeds een “roepnaam”, vaak de voornaam van de vader. Je kan dat
vergelijken met een familienaam. Alleen bestond de regel toen nog niet dat je als kind automatisch de roepnaam van
je vader overnam. Vaak bleef zo’n roepnaam dus slechts één generatie in voege.
In heel veel gevallen was alleen de toevoeging van een vaders- of moedernaam nog niet voldoende. Vooral bij
mensen die nog geen 'achternaam' hadden, verzon men bij het opmaken van officiële documenten ter plekke een
nadere aanduiding die verwarring met andere naamdragers kon voorkomen. Jan Adriaens werd dan bij voorbeeld in
de stukken opgenomen als Jan Adriaens Dieriks omdat zijn grootvader Dierik heette. Of hij werd Jan Adriaens van
Aelst genoemd omdat zijn vader uit Aalst kwam, of Jan Adriaens Temmermans omdat zijn vader de dorpstimmerman
was en er in het dorp geen tweede timmerman (met dezelfde voornaam) woonde.
Bij kinderen uit gezinnen die in voorbije jaren op diezelfde wijze al een 'achternaam' (of beter een nadere aanduiding
ter indentificatie) bezaten was het wat eenvoudiger die werden dan verder met die 'achternaam' aangeduid.
Bijvoobeeld : Jan Adriaens De Pauw, of Jan De Pauw f. Adriaens. (f. = filius, “zoon van”)
Bij meisjes, vrouwen en echtgenotes ging het allemaal nog iets ingewikkelder. Die konden als nadere aanduiding de
naam van de (groot)vader, van de (groot)moeder of van de echtgenoot meekrijgen. De echtgenote van meneer Jansen
gaat in veel gevallen door het leven als mevrouw Jansen en alleen in meer officiële stukken werd haar achternaam
aangevuld met haar 'meisjesnaam'.
Wanneer de pastoor bij het invullen van de doopregisters (verplicht vanaf het einde van de zestiende eeuw) van
mening was dat een enkele voornaam niet specifiek genoeg was omdat er in die parochie al meer mensen met die
naam rondliepen dan werd ook de naam van de vader of opa erbij genoemd, bijvoorbeeld: Jan Adriani Adriaens.
Het zijn vooral deze doopboeken geweest die uiteindelijk bij de invoering van de burgerlijke stand de officiële
'achternamen' hebben opgeleverd. Voordien had men dus een roepnaam samen met ofwel in het geheel geen
achternaam ofwel als nadere aanduiding een vadersnaam (patroniem), een moedernaam (matroniem), een vaders- of
moedernaam samen met een aanduiding van de plaats van herkomst (loconiem of toponiem), een vaders- of
moedernaam samen met een eerder ontstane nadere aanduiding, zoals Temmermans, of een roepnaam samen met de
naam van de echtgenoot (androniem).
De lering die uit al het bovenstaande getrokken kan worden is dat men in de periode vóór 1600, toen de Kerk de
kerkelijke registers invoerden, bij mannen die in officiële documenten twee of meer (voor)namen hebben, er
doorgaans van mag uitgaan dat de tweede (voor)naam de voornaam of roepnaam van de vader of de grootvader is. Dat
7